Aantekeningen bij Jaarboeken 12
12.1.2. LOLLIA PAULINA: was beroemd om haar prachtlievendheid en om haar rijkdom. Ze was getrouwd geweest, eerst met C.Memmius, daarna met Caligula.
Terug naar tekst
12.1.2. AELIA PAETINA: was Claudius' tweede vrouw geweest. Het geslachte der Tubero's, waartoe zij behoorde, was beroemd door de Stoïcijn Q.Aelius Tubero, neef van Scipio Africanus. Uit dit huwelijk werd geboren: Claudia Antonia (27-66 A.D.).
Terug naar tekst
12.2.3. KLEINZOON VAN GERMANICUS: namelijk Lucius Domitius Nero, de zoon van Gaeus Domitius Ahenobardus, de latere keizer Nero.
Terug naar tekst
12.3.2. LUCIUS SILANUS: Lucius Silanus was de zoon van Marcus Iunius Silanus, die in het jaar 19 consul was.
Terug naar tekst
12.3.2. TRIOMF: Silanus kreeg, 19 jaar oud, de triomfale eretekenen in het jaar 44, na de expeditie in Britannië. Die eretekenen bestonden uit een curulische zetel, een gouden scepter, een ereplaats bij de spelen, een met gouden palmtakken geborduurde toga.
Terug naar tekst
12.4.1. VITELLIUS: Deze was sedert het jaar 47 samen met Claudius censor.
Terug naar tekst
12.4.1. SCHOONDOCHTER: Iunia Calvina was getrouwd geweest met een zoon van Vitellius, Lucius Vitellius.
Terug naar tekst
12.4.3. EPRIUS MARCELLUS: een berucht aanklager die Thrasea ten val heeft gebracht en die later complotteerde tegen Vespasianus, zijn vriend en weldoener. Hij werd ontmaskerd en veroordeeld en sneed zich in 79 na Chr de hals af.
Terug naar tekst
12.5.3. CENSOR: Suetonius vermeldt dat Claudius de censuur pijnlijk nauwkeurig behartigde.
Terug naar tekst
12.6.2. GEHOORD: Toespeling op het huwelijk van Augustus met Livia, die met Tiberius Nero getrouwd was.
Terug naar tekst
12.6.2. GEZIEN: Toespeling op Caligula, die achtereenvolgens drie vrouwen ontfutselde aan hun wettige echtgenoten.
Terug naar tekst
12.6.3. ANDERE VOLKEN: bijvoorbeeld in Sparta [vgl. Herodotus V,39/40 die Anaxandridas noemt.
Terug naar tekst
12.8.2. ANNAEUS SENECA: Claudius had Seneca naar Corsica verbannen op beschuldiging door Messalina van overspel met Germanicus' dochter Iulia.
Terug naar tekst
12.8.2. DOMITIUS: haar zoon en de latere keizer Nero.
Terug naar tekst
12.9.1. DOMITIUS: op dit ogenblik was Nero twaalf jaar, Octavia ongeveer negen jaar oud.
Terug naar tekst
12.9.2. BRITANNICUS: de zoon van Claudius en Messalina.
Terug naar tekst
12.10.1. MEHERDATUS: deze bevond zich als gegijzelde Parth in Rome. De toenmalige koning der Parthen, Gotarzes, stiet door zijn wreedheid velen tegen de borst. Daarom vormde zich een partij die Meherdates tot koning wenste.
Terug naar tekst
12.10.1. VERDRAG: in het jaar 20 v Chr. hadden de Parthen een vriendschapsverdrag gesloten met Augustus; in het jaar 18 na Chr. hernieuwde Artabanus dit verdrag met Tiberius, later ook met Caligula.
Terug naar tekst
12.11.1. EEN KONING: namelijk Vonones. Zie Annalen 2.2.1.
Terug naar tekst
12.11.1. TIBERIUS: Tiberius had Phraates gezonden en, na diens dood, Tiridates. Zie Annalen 6.32.3.
Terug naar tekst
12.12.1. CASSIUS: Gaius Cassius Longinus, evenals zijn vader beroemd om zijn juridische publicaties. Nero liet hem naar Sardinië verbannen, vanwaar hij door Vespasianus werd teruggeroepen.
Terug naar tekst
12.12.1. GESLACHT: Cassius, één van de moordenaars van Gaius Iulius Caesar, had Syrië verdedigd tegen de Parthen na de nederlaag van Crassus, van wie hij de quaestor was.
Terug naar tekst
12.12.1. DIE VOLKEN: de Parthen.
Terug naar tekst
12.12.2. ZEUGMA: oude stad op de rechter oever van de Euphraat, tegenover Apamea.
Terug naar tekst
12.12.3. EDESSA: dit lag ongeveer 70 km oostelijk van Zeugma.
Terug naar tekst
12.12.3. CARENES: satraap van Mesopotamië en een van de leiders van de Parthen in hun opstand tegen Gotarzes.
Terug naar tekst
12.13.1. ADIABENEN: wonen ten Zuiden van het Armenisch bergland, in het noordelijk deel van Assyrië, oostelijk van de Tigris.
Terug naar tekst
12.13.2. NINOS: het oude Ninive.
Terug naar tekst
12.13.2. BURCHT: bedoeld wordt ofwel Arbela ofwel Gaugamela. Arbela lag echter tamelijk ver van dit strijdtoneel.
Terug naar tekst
12.15.1. MITHRIDATES: [deze zou een afstammeling zijn van de befaamde Mithridates van Pontus]; Claudius had hem op de troon gebracht maar hij was in opstand gekomen tegen de Romeinen en verslagen door Didius. Zijn broer Cotys werd in zijn plaats tot koning aangesteld. In deze positie begint Mithridates opnieuw de oorlog.
Terug naar tekst
12.15.2. SIRAKEN: de Dardaniden en Siraken woonden oostelijk van de Zee van Azow.
Terug naar tekst
12.15.2. AORSEN: dezen woonden ten Noorden van de Kaspische Zee, westelijk van de delta van de Rha (Wolga).
Terug naar tekst
12.17.2. TANAIS: dit is de Don.
Terug naar tekst
12.17.3. TAURI: de Krim.
Terug naar tekst
12.18.2. ACHAEMENES: de stamvader van de Oud-Perziche koningen. Volgens Herodotus [3,75 en 7,11] één van de voorvaders van Cyrus, uit welk geslacht ook Mithridates stamde.
Terug naar tekst
12.19.1. RECHTERHAND: als symbool van gegeven of ontvangen trouw.
Terug naar tekst
12.22.1. CHALDEËRS: onder Chaldei of Mathematici verstond men een groep, vaak misdadige, charlatans die in Rome hun tovenaarspraktijken uitoefenden in politieke of liefdesaangelegenheden. Het feit hen geraadpleegd te hebben was al een reden tot vervolging.
Terug naar tekst
12.22.1. CLAROS: te Claros in Ionië was een oeroud orakel van Apollo, gesticht door Manto, de dochter van Teiresias.
Terug naar tekst
12.22.3. CADIUS RUFUS: proconsul van Pontus en Bithynië, werd eerst uit de senaat gestoten maar in 69 door keizer Otho weer begenadigd [zie Tac.Hist.1,77].
Terug naar tekst
12.23.1. TOESTEMMING: sedert het principaat van Augustus was het - uit wantrouwen - aan de senatoren verboden buiten Italië te reizen, behalve dan naar Sicilië, zonder toestemming van de keizer en de senaat. Claudius had later aan zich alleen dit recht van toestemming tot dergelijke reizen toegeëigend.
Terug naar tekst
12.23.1. ITURAEËRS: dezen woonden in de bergen die Palestina scheiden van het gebied van Damascus en ook in de vlakte van de Bika (Bucca).
Terug naar tekst
12.23.1. AGRIPPA: dit is Herodes Agrippa I, op de troon van Iudaea geplaatst door Caligula. Hij was de vader van de beroemde Berenice die later een liefdesavontuur had met Titus.
Terug naar tekst
12.23.1. SALUTIS AUGURIUM: Hierdoor werd in vredestijd onderzocht of het de goden behaagde dat men voor het welzijn van het volk gebeden zou houden. Een dergelijk salutis augurium was het laatst gehouden in 29 v Chr. toen Augustus voor het eerst de Ianustempel sloot. We zijn hier in 49 na Chr., dus klopt de berekening van 75 jaar niet precies.
Terug naar tekst
12.23.2. POMERIUM: dit is de geheiligde begrenzing van Rome. Claudius mocht het pomerium uitbreiden omdat hij door de onderwerping van Britannië de grenzen van het Imperium had uitgebreid.
Terug naar tekst
12.24.1. GROTE ALTAAR: het 'ara maxima', opgericht door Euander na de dood van Cacus ter ere van Hercules, stond aan het zuidelijk einde van het forum boarium, de ossenmarkt.
Terug naar tekst
12.24.1. CONSUS: een oud-Romeinse godheid van de aarde en de landbouw, god van het zaad en van de plannen en de geheime gedachten. Veel zeker weet men niet van hem. Zijn altaar lag zuidelijk van de Palatijn.
Terug naar tekst
12.24.1. OUDE CURIAE: de 'Curiae Veteres' waren een groep gebouwen waarin de leden van elk der Curiae waarin het Romeinse volk verdeeld was, hun offeranden brachten en hun maaltijden hielden. Ze zouden door Romulus zijn opgercht.
Terug naar tekst
12.24.1. LARESKAPELLETJE: door Augustus opgercht.
Terug naar tekst
12.24.2. CAPITOOL: de Capitolijnse heuvel die ten tijde van Romulus door de Sabijnen bezet was.
Terug naar tekst
12.24.2. GRENZEN: zij trokken o.a. de Mons Aventinus binnen het pomerium.
Terug naar tekst
12.25.2. CLAUDII: waarvan Claudius de laatste representant was. De plebejische lijn van de Claudii is veel beroemder; dat is die van de Marcelli.
Terug naar tekst
12.25.2. ATTUS CLAUSUS: Attus (Atta) Clausus, oorspronkelijk van Sabijnse afkomst, verhuisde in de 6e eeuw v. Chr. naar Rome en werd daar onder de patriciërs opgenomen. Hij kreeg de naam van Appius Claudius Sabinus.
Terug naar tekst
12.27.1. UBIËRS: dezn woonden aanvankelijk op de rechter Rijnoever, later werden zij onder Augustus naar de linker Rijnoever overgebracht. Hun hoofdstad heette 'Oppidum Ubiorum'. Deze werd naar Agrippina genoemd en heette voortaan 'Colonia Agrippinensis' (=Keulen).
Terug naar tekst
12.27.2. CHATTEN: dezen woonden in Centraal Germania van de oever van de Adrana (Eder) tot aan de Weser.
Terug naar tekst
12.27.2. VANGIONEN EN NEMETEN: de Vangionen woonden in het gebied van Worms; de Nemeten in dat van Spiers.
Terug naar tekst
12.27.3. VARUS: de beruchte nederlaag die Publius Quintilius Varus in 9 na Chr. leed tegen Arminius (Hermann) in het Teutoburgerwoud.
Terug naar tekst
12.28.2. GEDICHTEN: Pomponius was toneelschrijver.
Terug naar tekst
12.29.1. HERMUNDUREN: een volsstam in het tegenwoordige Thüringen.
Terug naar tekst
12.29.2. PANNONIË: dit omvatte het tegenwoordige Hongarije, Slavonië en Bosnië, alles ten Zuiden van de Donau.
Terug naar tekst
12.29.3. LUGIËRS: dezen woonden tussen de Oder en de Weichsel.
Terug naar tekst
12.29.3. IAZUGEN: (ook:Iazygen) een Sarmatische volsstam in de Thijss-vlakte, tussen Pannonië en Dacië.
Terug naar tekst
12.31.1. PUBLIUS OSTORIUS: P.Ostorius Scapula was in 47 stadhouder van Britannië. In of kort vóór 46 was hij consul.
Terug naar tekst
12.31.2. DE AVONA EN DE SABRINA: resp. de Avon en de Severn.
Terug naar tekst
12.31.3. ICENI: dezen woonden in het Oosten, in de richting van de Noordzeekust, in Norfolk, Suffolk en Cambridgeshire.
Terug naar tekst
12.31.3. ERETEKEN: namelijk de burgerkrans, civica corona, een krans van eikenloof.
Terug naar tekst
12.32.1. DECANGEN: (ook: Cangi/Ceangi) woonden in het Noorden van Wales.
Terug naar tekst
12.32.1. HIBERNIA: Ierland
Terug naar tekst
12.32.1. BRIGANTEN: (Brigantes/Brigantae), een volk in het Noorden van Britannië.
Terug naar tekst
12.32.2. SILUREN: een stam in Zuid-Wales.
Terug naar tekst
12.32.2. CAMULODUNUM: tegenwoordig Colchester.
Terug naar tekst
12.33.1. ORDOVICEN: woonden in het Noorden en midden van Wales.
Terug naar tekst
12.34.1. CAESAR: rhetorische overdrijving; de expesditie van Caius Iulius Caesar in Britannië in 55 en 54 v Chr. was doodgelopen, maar Caesar is nooit uit Britannië verdreven met wapengeweld.
Terug naar tekst
12.34.1. BIJLEN: het teken van knechting; het zijn de bijlenbundels - 'fasces cum sedcuribus' - waarmee de lictoren vóór de stadhouder uitliepen.
Terug naar tekst
12.37.1. GIJ: Claudius, die op het tribunaal zat.
Terug naar tekst
12.37.4. VOOROUDERS: Agrippa en Germanicus.
Terug naar tekst
12.38.1. SYPHAX: P.Scipio overwon Syphax, de koning van West-Numidië, schoonzoon van Hasdrubal, in de tweede Punische oorlog, 201 v Chr.
Terug naar tekst
12.38.1. PERSES: L.Aemilius Paulus Macedonicus versloeg in 168 v Chr. in de derde Macedonische oorlog de laatste koning van Macedonië, Perseus of Perses.
Terug naar tekst
12.38.3. MANIPELS: een manipel bestond uit ruim 100 man.
Terug naar tekst
12.39.2. SUGAMBRIËRS: Toen Tiberius in 8 v Chr. tegen de Germanen oorlog voerde, vernietigde hij een gedeelte van de Sugambriërs in N.W.Germanië. Een deel trok noordwaarts; rond 40.000 werden als onderworpenen overgeplaatst naar de linker Rijnoever. Zij woonden tussen de Ubiërs en de Usipeten.
Terug naar tekst
12.40.4. TWEE PROPRAETOREN: namelijk Ostorius en Didius.
Terug naar tekst
12.41.1. MANNENTOGA: De 'toga virilis' die de drager tot man bestempelt werd oorspronkelijk pas gedragen na afloop van het 17e levensjaar. Nero was in 51 pas 14 jaar oud.
Terug naar tekst
12.41.1. PROCONSULAIRE BEVOEGDHEID: het 'imperium proconsulare' was de macht waarmee de stadhouders van de senatoriale provincies waren bekleed. De keizers bezaten dit imperium permanent.
Terug naar tekst
12.41.2. JONGENSTOGA: de 'toga praetexta' is een toga met een purperen zoom die door de kinderen van aanzienlijke Romeinen gedragen werd tot hun 17e jaar.
Terug naar tekst
12.42.2. OPPERBEVELHEBBER: namelijk Germanicus.
Terug naar tekst
12.42.2. UNIEK: Agrippina was de zuster van Caligula, vrouw van Claudius en moeder van Nero.
Terug naar tekst
12.43.1. ONGELUKSVOGELS: deze 'dirae aves' waren de nachtuilen ('bubo'), raven en gieren [vgl Horatius, Carm. III,27].
Terug naar tekst
12.43.2. AFRICA: Dit slaat op de korentransporten van Africa naar Rome. De aanvoer was vaak wisselvallig doordat de schepen bij bepaalde windrichtingen Ostia, de haven van Rome, niet konden binnenvallen. Ook vergingen veel schepen op de klippen en door storm. Dan dreigde hongersnood voor Rome. Claudius heeft de haven van Ostia zodanig laten verbeteren dat de korenaanvoer in zomer en winter gewaarborgd was.
Terug naar tekst
12.44.2. BROERS: dat waren Tiridates en Pacorus.
Terug naar tekst
12.44.3. VAARDIGHEDEN: namelijk paardrijden, jacht en boogschieten.
Terug naar tekst
12.45.1. ALBANEN: dit zijn de oostelijke buren van de Hiberiërs, zuidelijk van de Kaukasus.
Terug naar tekst
12.45.2. GORNEAE: dit fort in Noord-Armenië, ten Oosten van Erivan, was een onderdeel van een gordel van forten van het koninkrijk.
Terug naar tekst
12.50.1. ARTAXATA EN TIGRANOCERTA: ARTAXATA was de hoofdstad van Armenië - TIGRANOCERTA was een stad in Mesopotamië, residentie van de Armeense koningen.
Terug naar tekst
12.51.3. WEGGEVOERD: om haar te behoeden voor nekrofilie, die in het oosten nog zeer verbreid was.
Terug naar tekst
12.52.1. FAUSTUS SULLA EN SALVIUS OTHO: FAUSTUS SULLA , echtgenoot van Claudius' dochter Antonia, werd in 58 door Nero naar Marseille verbannen en daar in 62 op bevel van Nero vermoord. - LUCIUS SALVIUS OTHO is de broer van de latere keizer Otho. Hij was proconsul van Azië in 63 en 64.
Terug naar tekst
12.52.1. CHALDEËRS: Chaldeërs zijn astrologen, die in Rome een grote rol speelden maar een slechte naam hadden.
Terug naar tekst
12.52.2. CAMILLUS: Furius Camillus had in 42 als onderbevelhebber in Dalmatië gerebelleerd, was door zijn soldaten in de steek gelaten en doodde zichzelf op het eiland Issa.
Terug naar tekst
12.53.2. ARCADIË: Pallas was zo brutaal te beweren dat hij een afstammeling was van Pallas, [over-]grootvader van Euander. In werkelijkheid was hij een slaaf geweest van Antonia, de moeder van Claudius.
Terug naar tekst
12.55.2. ANEMURIUM: dit was een zeehaven in westelijk Cilicië.
Terug naar tekst
12.56.1. FUCINUSMEER: Het lacus Fucinus ligt ongeveer 90 km ten Oosten van Rome in het gebied van de Marsi. Het heeft een oppervlakte van ong. 15.000 hectare en een geringe diepte. Het meer had geen natuurlijke afwatering zodat het, als de sneeuw op de Apennijnen smolt, vaak buiten zijn oevers trad tot grote schade van de oeverbewoners. Bovendien was het een broedplaats van malaria. Augustus had al geprobeerd een verbinding te maken tussen het meer en de, zuidwestelijk daarvan, op lager niveau stromende Liris, maar hij had dit plan moeten opgeven. Claudius nam dit werk weer op. Hij liet een berg tussen het meer en de Liris doorgraven, wat elf jaar duurde. Dertigduizend man en enorme sommen geld waren ermee gemoeid geweest. Aanvankelijk had men de, deels ondergrondse, verbindingstunnel tussen meer en Liris niet op voldoende laag (meer)peil aangebracht zodat het niet voldoende leegliep. Later werd er wel een voldoende diepe verbindingstunnel aangelegd, maar de kracht van het uitstromende, niet door sluiswerken gereguleerde, water was zo groot dat het op een ramp uitliep. Later is dit werk weer door Hadrianus opgenomen. Voltooid is het in 1874.
Terug naar tekst
12.56.1. LIRIS: heet tegenwoordig Garigliano.
Terug naar tekst
12.56.1. AUGUSTUS: bedoeld wordt de 'Naumachia Augusti' in het park van Caesar aan de voet van de Ianiculus.
Terug naar tekst
12.56.2. KEIZERLIJKE LIJFWACHT: deze diende tot bewaking van de strijders, allemaal misdadigers.
Terug naar tekst
12.56.3. CHLAMYS: een Griekse mantel.
Terug naar tekst
12.58.1. DECIMUS IUNIUS EN QUINTUS HATERIUS: d.w.z. in het jaar 53. DECIMUS IUNIUS SILANUS werd in 54 door Nero tot zelfmoord gedwongen. - QUINTUS HATERIUS is de kleinzoon van de redenaar Quintus Haterius en de zoon van Decimus Haterius Agrippa, die in 22 na Chr. consul was.
Terug naar tekst
12.58.1. 16-JARIGE: in feite bereikte Nero die leeftijd pas op 15 december 53.
Terug naar tekst
12.58.2. ZELFBESTUUR: in 44 was de Rhodiërs de autonomie ontnomen, daar er in dat jaar op Rhodus Romeinse burgers gekruisigd waren.
Terug naar tekst
12.58.2. APAMEA: rijke stad in Phrygië aan de Marsyas, de rijkste stad na Ephese.
Terug naar tekst
12.59.1. STATILIUS TAURUS: was in 44, toen Claudius uit Britannië terugkeerde, consul,
Terug naar tekst
12.59.1. AFRICA: Dit is de provincie op de plaats van het vroegere Carthago. Het gebied beslaat ongeveer het tegenwoordige Tunis. Westelijk ervan lag Numidië en Mauretanië, oostelijk Tripolis en ten Oosten van de Syrtis Maior Cyrenaica. Nog verder naar het Oosten Marmarica en Aegyptus (Egypte).
Terug naar tekst
12.60.2. EGYPTE: Na de slag bij Actium en de dood van Cleopatra maakte Octavianus van Egypte een keizerlijke provincie onder een praefect uit de ridderstand. De eerste is Cornelius Gallus geweest. Deze praefecten hadden dezelfde macht als hogere functionarissen - proconsuls, propraetoren - uit de dagen van de Republiek.
Terug naar tekst
12.60.3. SEMPRONIUS: Door de Lex Iudiciaria van Gaius Sempronius Gracchus [in 122 v. Chr.], ging de rechtspraak van de senatoren over in handen van de ridders.
Terug naar tekst
12.60.3. SERVILIUS: Hier wordt de wet bedoeld van de consul Quintus Servilius Caepio in 106 v Chr.
Terug naar tekst
12.60.4. GAIUS OPPIUS EN CORNELIUS BALBUS: dit waren invloedrijke vrienden van Gaius Iulius Caesar.
Terug naar tekst
12.60.4. EEN MATIUS EN EEN VEDIUS: Gaius Matius, vriend van Cicero, en Vedius Pollio waren machtig onder Augustus.
Terug naar tekst
12.60.4. VRIJGELATENEN: Bijv. Narcissus, Pallas, Callistus, Polybius, Posides, Arpocras, Myron, Amphaeus, Pheronastes, Felix, enz. enz.
Terug naar tekst
12.61.1. KOS: een Dorisch eiland ten Noordwesten van Rhodos.
Terug naar tekst
12.61.1. COEUS: één van de Titanen, zoon van Oeranos en Gaia. Latona was een dochter van hem en Foibe.
Terug naar tekst
12.61.2. XENOFOON: niet de schrijver van o.a. de Anabasis maar zijn lijfarts.
Terug naar tekst
12.62.1. PSEUDOPHILIPPUS: dit zou een zoon zijn geweest van Perse(u)s. Hij werd in 148 door Metellus verslagen en gevangen genomen.
Terug naar tekst
12.61.1. ANTIOCHUS: werd in 190 door Scipio bij Magnesia, PERSE(U)S in 168 door Aemilius Paulus bij Pydna, ARISTONICUS in Pergamon in 130 en 129, resp. door Perperna en Aquilus, overwonnen.
Terug naar tekst
12.62.1. ANTONIUS: Marcus Antonius, vader van de triumvir Marcus Antonius, werd in 74 overwonnen door de zeerovers. Hij stierf in 72 toen hij Kreta aanviel.
Terug naar tekst
12.62.1. SULLA en LUCULLUS in de Mithridatische oorlog (84 en 72 v Chr). - POMPEIUS in de Mithridatische oorlog en in de oorlog tegen de zeerovers.
Terug naar tekst
12.63.3. de THRACISCHE oorlog in 46 - de oorlog van de BOSPORUS in 49.
Terug naar tekst
12.64.1. MARCUS ASINIUS en MANIUS ACILIUS: MARCUS ASINIUS MARCELLUS trad in 61 op als getuige bij een testamentsvervalsing. Zijn schuld werd bewezen maar hij kreeg gratie van Nero [Ann.14.40.2.]. Hij was de achterkleinzoon van de redenaar Asinius Pollio. - MANIUS ACILIUS AVIOLA is de zoon van de gelijknamige vader, die in 21 als propraetor tegen het oproer in Gallië heeft gestreden. Hij werd in 65 proconsul van Azië en was later curator aquarum.
Terug naar tekst
12.64.2. DOMITIA LEPIDA: de dochter van Antonia Maior en Lucius Domitius Ahenobarbus. Zij was dus de kleindochter van Octavia uit haar huwelijk met Marcus Antonius. Octavia was de zuster van Augustus.
Terug naar tekst
12.64.2. MINOR: Dit moet zijn MAIOR. Dezelfde vergissing maakt Tacitus in Ann.4.44.2.
Terug naar tekst
12.64.2. OUDOOM: Augustus, broer van Lepida's grootmoeder, is dus Lepida's oudoom en Domitia Lepida is dus van Augustus een achternicht.
Terug naar tekst
12.64.2. DICHTER BIJ: 'Sobrina prior' of '- propior'. Genealogisch is de verhouding: Antonia Maior -> Lepida en Antonia Minor -> Germanicus -> Agrippina. Lepida en Germanicus waren dus volle neef en nicht: 'consobrini'. Kinderen van van Lepida en Germanicus zouden 'sobrini' zijn. Lepida is dus noch sobrina, noch consobrina van Agrippina maar 'sobrina [abl.] propior'.
Terug naar tekst
12.64.2. GNAEUS: Gnaeus Domitius was de eerste man van Agrippina en de vader van Nero.
Terug naar tekst
12.65.1. ZWARTE KUNST: de naam van degene die men dood wenste, werd op een loden vervloekingstafeltje ['devotio'] aangebracht en begraven.
Terug naar tekst
12.65.1. HETZIJ BRITANNICUS..hetzij Nero: het maakte voor Narcissus niet veel uit of Britannicus dan wel Nero op de troon kwam, want hij moest Britannicus vrezen omdat hij diens moeder Messalina ten val had gebracht, en Nero, omdat hij met diens moeder Agrippina op voet van vijandschap stond.
Terug naar tekst
12.65.2. NU WEER: De gedachtegang is als volgt: Narcissus heeft Messalina en Silius ontmaskerd en de onverkwikkelijke affaire aan het rollen gebracht. Nu heeft hij dezelfde motieven om het overspel tussen Agrippina en Pallas te signaleren en om Agrippina ervan te beschuldigen Claudius naar het leven te staan omdat zij Nero in diens plaats op de troon wil hebben.