12.55.2. De stad Anemurium werd belegerd en ruiters die vanuit Syrië te hulp gestuurd waren onder leiding van de praefect Curtius Severus werden in verwarring gebracht, omdat de gevaarlijke terreinen in de omtrek wel geschikt waren voor een gevecht met infanterie maar geen ruitergevecht toelieten. Daarop bracht Antiochus, de koning van dit kustgebied, door het volk onder de kin te aaien en na onder de troepen van de barbaren - door de aanvoerder een rad voor ogen te draaien - verdeeldheid gezaaid te hebben, met een liquidatie van Troxobores en een handjevol kopstukken, de overigen tot rust door lankmoedig optreden.
Caput LVI |
Hoofdstuk 56
|
12.56.1. Sub idem tempus inter lacum Fucinum amnemque Lirim perrupto monte, quo magnificentia operis a pluribus viseretur, lacu in ipso navale proelium adornatur, ut quondam Augustus structo trans Tiberim stagno, sed levibus navigiis et minore copia ediderat. |
12.56.1. In dezelfde periode werd tussen het Fucinusmeer en de rivier de Liris een berg doorgegraven en, opdat zo de grootsheid van dit werk door meer mensen zou worden bezichtigd, op het meer zelf een feestelijke zeeslag georganiseerd, zoals in het verleden Augustus gedaan had na de aanleg van een meer aan de overzijde van de Tiber, maar dan met lichtere vaartuigen en een kleinere bemanning. |
12.56.2. Claudius triremis quadriremisque et undeviginti hominum milia armavit, cincto ratibus ambitu, ne vaga effugia forent, ac tamen spatium amplexus ad vim remigii, gubernantium artes, impetus navium et proelio solita. In ratibus praetoriarum cohortium manipuli turmaeque adstiterant, antepositis propugnaculis ex quis catapultae ballistaeque tenderentur. Reliqua lacus classiarii tectis navibus obtinebant. |
12.56.2. Claudius bewapende drie- en vierriemers en 19.000 man en liet de oevers rondom afsluiten met een ring van vlotten om te verhinderen dat er in de in de omgeving mogelijkheden tot ontsnappen bleven maar zodat er toch een ruimte omgeven werd voor geweld bij het roeien, staaltjes van stuurmanskunst, aanvalsmanoeuvres van schepen en wat maar bij zo'n gevecht komt kijken. Op de vlotten hadden manipels en ruitergroepen, bestaande uit de keizerlijke lijfwacht, plaatsgenomen en vóór hen waren bolwerken aangelegd waarvanaf katapulten en blijden gericht konden worden. De rest van het meer werd ingenomen door mariniers op overdekte schepen. |
12.56.3. Ripas et collis montiumque edita in modum theatri multitudo innumera complevit, proximis e municipiis et alii urbe ex ipsa, visendi cupidine aut officio in principem. Ipse insigni paludamento neque procul Agrippina chlamyde aurata praesedere. Pugnatum quamquam inter sontis fortium virorum animo, ac post multum vulnerum occidioni exempti sunt. |
12.56.3. Een ontelbare menigte heeft de oevers en heuvels en berghoogten bezet op de manier van een theater. Zij waren afkomstig uit plaatsen in de buurt en anderen ook uit Rome zelf, uit verlangen het schouwspel te zien of uit verplichting tegenover de vorst. Zelf zat hij in een prachtige veldheersmantel vooraan en niet ver van hem Agrippina in een gouddoorstikte chlamys. Hoewel er gevochten werd tussen misdadigers, gebeurde dat met de moed van dappere mannen en ondanks veel verwondingen zijn ze van uitmoording vrijgesteld. |
|
Caput LVII |
Hoofdstuk 57
|
12.57.1. Sed perfecto spectaculo apertum aquarum iter. Incuria operis manifesta fuit, haud satis depressi ad lacus ima vel media. Eoque tempore interiecto altius effossi specus, et contrahendae rursum multitudini gladiatorum spectaculum editur, inditis pontibus pedestrem ad pugnam. |
12.57.1. Maar na het schouwspel is de waterweg geopend. Nu kwam de nonchalance van het werk aan het licht omdat er onvoldoende uitgegraven was tot op de bodem van het meer of zelfs maar de helft. En daarom zijn er na verloop van tijd op dieper niveau tunnels uitgegraven. En om wederom een grote menigte aan te trekken werd een gladiatorenspel gegeven nadat er plankieren overheen gelegd waren voor deze strijd te voet. |
12.57.2. Quin et convivium effluvio lacus adpositum magna formidine cunctos adfecit, quia vis aquarum prorumpens proxima trahebat, convulsis ulterioribus aut fragore et sonitu exterritis. Simul Agrippina trepidatione principis usa ministrum operis Narcissum incusat cupidinis ac praedarum. Nec ille reticet, impotentiam muliebrem nimiasque spes eius arguens. |
12.57.2. Ja zelfs werd een banket aangericht bij de uitlaat van het meer, maar dit heeft allen met grote angst vervuld, omdat het geweld van het uitstromende water alles in de buurt meesleepte, terwijl degenen die zich verder weg bevonden dooreen gesmeten werden of in paniek raakten door gekraak en herrie. Gebruik makend van de verwarring van de vorst beschuldigde Agrippina direct Narcissus van hebzucht en corruptie. Maar die hield zijn mond niet maar wierp haar vrouwelijke heerszucht en al te grote ambitie voor de voeten. |
|
Caput LVIII |
Hoofdstuk 58
|
12.58.1. D. Iunio Q. Haterio consulibus sedecim annos natus Nero Octaviam Caesaris filiam in matrimonium accepit. Utque studiis honestis et eloquentiae gloria enitesceret, causa Iliensium suscepta Romanum Troia demissum et Iuliae stirpis auctorem Aeneam aliaque haud procul fabulis vetera facunde executus perpetrat, ut Ilienses omni publico munere solverentur. |
12.58.1. Onder het consulaat van Decimus Iunius en Quintus Haterius is Nero op 16-jarige leeftijd getrouwd met Octavia, de dochter van Claudius. En om door eervolle wetenschappelijke bezigheden en de roem der welsprekendheid uit te blinken, nam hij de behartiging van de belangen der Iliënsers op zich. En na er in welsprekende bewoordingen op gewezen te hebben dat de Romeinen van Troje afstamden en dat Aeneas de stamvader van de Iulische dynastie was en andere oude gegevens van haast fictieve aard, kreeg hij gedaan dat de Iliënsers werden vrijgesteld van alle belastingen. |
12.58.2. Eodem oratore Bononiensi coloniae igni haustae subventum centies sestertii largitione. Reddita Rhodiis libertas,
adempta saepe aut firmata, prout bellis externis meruerant aut domi seditione deliquerant; tributumque Apamensibus terrae motu convulsis in quinquennium remissum. |
12.58.2. Op grond van dezelfde retorische inspanningen heeft de kolonie Bologna, die door brand was geteisterd een hulp ontvangen van 10.000.000 sestertieën. Aan de bewoners van Rhodus is zelfbestuur gegeven, iets dat hen vaak ontnomen of gegeven is, al naar gelang zij het verdiend hadden in oorlogen tegen derden of verspeeld door opstand op hun eiland. En aan de bewoners van Apamea die te lijden gehad hadden van een aardbeving is kwijtschelding geschonken van hun schatting voor de tijd van vijf jaar. |
12.58.2.
|
Caput LIX |
Hoofdstuk 59
|
12.59.1. At Claudius saevissima quaeque promere adigebatur eiusdem Agrippinae artibus, quae Statilium Taurum opibus inlustrem hortis eius inhians pervertit accusante Tarquitio Prisco. Legatus is Tauri Africam imperio proconsulari regentis, postquam revenerant, pauca repetundarum crimina, ceterum magicas superstitiones obiectabat. |
12.59.1. Maar Claudius werd ertoe gebracht om juist zijn wreedste kanten naar voren te halen, ook weer door het geïntrigeer van Agrippina, die Statilius Taurus, vermaard om zijn rijkdom, te gronde richtte omdat zij aasde op zijn park. Zij maakte gebruik van Tarquitius Priscus als aanklager. Deze was onderbevelhebber van Taurus toen die over Africa regeerde met het gezag van proconsul, maar toen zij teruggekeerd waren beschuldigde hij hem van wat afpersingspraktijken maar wreef hem vooral magisch bijgeloof aan. |
12.59.2. Nec ille diutius falsum accusatorem, indignas sordes perpessus vim vitae suae attulit ante sententiam senatus. Tarquitius tamen curia exactus est; quod patres odio delatoris contra ambitum Agrippinae pervicere. |
12.59.2. Maar Taurus verdroeg die valse aanklager en die smadelijke vuilspuiterij niet al te lang en benam zichzelf gewelddadig het leven voordat de senaat tot een uitspraak kwam. Toch werd Tarquitius uit de senaat gezet. Dit zetten de senatoren door uit haat tegen de aanbrenger en ondanks de machinaties van Agrippina. |
|
Caput LX |
Hoofdstuk 60
|
12.60.1. Eodem anno saepius audita vox principis, parem vim rerum habendam a procuratoribus suis iudicatarum ac si ipse statuisset. Ac ne fortuito prolapsus videretur, senatus quoque consulto cautum plenius quam antea et uberius. |
12.60.1. In datzelfde jaar is herhaaldelijk de uitspraak van de vorst vernomen dat een gelijke kracht toegekend moest worden aan de door zijn procurators uitgesproken vonnissen als wanneer hij ze zelf geveld zou hebben. En opdat het niet zou schijnen alsof hem dit slechts terloops was ontsnapt is het ook door een senaatsbesluit vollediger en uitvoeriger dan tevoren vastgelegd. |
12.60.2. Nam divus Augustus apud equestres qui Aegypto praesiderent lege agi decretaque eorum proinde haberi iusserat ac si magistratus Romani constituissent; mox alias per provincias et in urbe pleraque concessa sunt quae olim a praetoribus noscebantur: |
12.60.2. Want de vergoddelijkte Augustus had bevolen dat vóór de ridders die Egypte bestuurden geprocedeerd kon worden en dat hun beslissingen beschouwd moesten worden als wanneer Romeinse ambtsdragers die uitgesproken hadden. Weldra werd in de provincies en in Rome zeer veel aan hen overgelaten wat voorheen aan de praetoren was voorbehouden: |
12.60.3. Claudius omne ius tradidit, de quo toties seditione aut armis certatum, cum Semproniis rogationibus equester ordo
in possessione iudiciorum locaretur, aut rursum Serviliae leges senatui iudicia redderent, Mariusque et Sulla olim de eo vel praecipue bellarent. |
12.60.3. Claudius droeg hen de hele rechtspraak over, waarover zo dikwijls met oproer of wapengeweld gestreden was, toen op voordracht van Sempronius de ridderstand in het bezit van de rechtspraak werd gesteld, of toen op hun beurt de wetsartikelen van Servilius de rechtspraak aan de senaat teruggaven, en toen Marius en Sulla hierover in het verleden wel vooral naar de wapens grepen. |
12.60.4. Sed tunc ordinum diversa studia, et quae vicerant publice valebant. C. Oppius et Cornelius Balbus primi Caesaris opibus potuere condiciones pacis et arbitria belli tractare. Matios posthac et Vedios et cetera equitum Romanorum praevalida nomina referre nihil attinuerit, cum Claudius libertos quos rei familiari praefecerat sibique et legibus adaequaverit. |
12.60.4. Maar toen waren de belangen van de standen tegengesteld gericht en wat was doorgedrukt gold officieel als recht. Gaius Oppius en Cornelius Balbus zijn als eersten in staat geweest om, krachtens de door de keizer vergunde bevoegdheid, te onderhandelen over vredesvoorwaarden en oorlogsbeslissingen. Het zou weinig terzake doen om hierna een Matius en een Vedius en andere namen van zeer invloedrijke Romeinse ridders te noemen, aangezien Claudius de vrijgelatenen die hij had aangesteld over zijn privé-aangelegenheden, op één lijn heeft gesteld met zichzelf en de wetten. |
|
Caput LXI |
Hoofdstuk 61
|
12.61.1. Rettulit dein de immunitate Cois tribuenda multaque super antiquitate eorum memoravit: Argivos vel Coeum Latonae parentem vetustissimos insulae cultores; mox adventu Aesculapii artem medendi inlatam maximeque inter posteros eius celebrem fuisse, nomina singulorum referens et quibus quisque aetatibus viguissent. |
12.61.1. Vervolgens deed hij een voorstel tot verlening van vrijstelling van belasting aan de bewoners van Kos en bracht veel ter sprake over hun vroege geschiedenis: de Argiven of Coeus, de zoon van Latona waren de ouste bewoners van het eiland geweest. Daarna was er door de komst van Aesculapius de geneeskunde gevestigd, die vooral onder zijn nakomelingen beroemd geworden was en hij noemde nog eens de namen van ieder afzonderlijk en in welke tijd ieder actief was geweest. |
12.61.2. Quin etiam dixit Xenophontem, cuius scientia ipse uteretur, eadem familia ortum, precibusque eius dandum ut omni tributo vacui in posterum Coi sacram et tantum dei ministram insulam colerent. Neque dubium habetur multa eorundem in populum Romanum merita sociasque victorias potuisse tradi: sed Claudius facilitate solita quod uni concesserat
nullis extrinsecus adiumentis velavit. |
12.61.2. Ja zelfs voegde hij eraan toe dat Xenofoon - van wiens kunde hijzelf gebruik maakte - uit dezelfde familie geboren was en dat men aan diens voorspraak moest gunnen dat voortaan alle bewoners van Kos vrij van belasting hun eiland mochten bewonen als gewijde en slechts gode dienstige grond. En men beschouwde het als onbetwijfelbaar dat er vele verdiensten van dezelfde bewoners aan het Romeinse volk bewezen en overwinningen die samen met hen bevochten waren vermeld hadden kunnen worden. Maar Claudius heeft met geen enkele ondersteuning die hiermee niets te maken had verhuld wat hij met zijn gebruikelijke meegaandheid aan één enkel persoon had toegezegd. |
|
Caput LXII |
Hoofdstuk 62
|
12.62.1. At Byzantii data dicendi copia, cum magnitudinem onerum apud senatum deprecarentur, cuncta repetivere. Orsi a foedere, quod nobiscum icerant, qua tempestate bellavimus adversus regem Macedonum, cui ut degeneri Pseudophilippi vocabulum impositum, missas posthac copias in Antiochum Persen Aristonicum et piratico bello adiutum Antonium memorabant, quaeque Sullae aut Lucullo aut Pompeio obtulissent, mox recentia in Caesares merita, quando ea loca insiderent quae transmeantibus terra marique ducibus exercitibusque, simul vehendo commeatu opportuna forent. |
12.62.1. Maar de bewoners van Byzantium sleepten er van alles bij, toen hen in de senaat het woord verleend werd om verlichting van hun belastingdruk te vragen. Zij begonnen met het verdrag dat zij met ons gesloten hadden, in de tijd dat wij oorlog voerden tegen de koning van de Macedoniërs, aan wie men - als zogenaamde zoon - de naam 'Pseudophilippus' had gegeven. Zij brachten onder de aandacht dat zij hierna troepen gestuurd hadden tegen Antiochus, Perses en Aristonicus en dat zij Antonius hadden geholpen in de strijd tegen de zeerovers, en wat zij aan hulp aangeboden hadden aan Sulla of Lucullus of Pompeius. Daarna nog recente verdiensten tegenover de keizers, aangezien zij die streken bewoonden die gunstig gelegen waren voor te land en ter zee doortrekkende commandanten en legers en tevens voor het transport van levensmiddelen. |
|
Caput LXIII |
Hoofdstuk 63
|
12.63.1. Namque artissimo inter Europam Asiamque divortio Byzantium in extrema Europa posuere Graeci, quibus Pythium Apollinem consulentibus, ubi conderent urbem, redditum oraculum est, quaererent sedem caecorum terris adversam. |
12.63.1. Inderdaad hebben de Grieken Byzantium gebouwd aan de nauwste doorgang tussen Europa en Klein-Azië en wel op het uiterste puntje van Europa, omdat zij de Pythische Apollo vroegen waar zij een stad zouden stichten en het orakel gegeven is dat zij een plaats moesten zoeken tegenover het land der blinden. |
12.63.2. Ea ambage Chalcedonii monstrabantur, quod priores illuc advecti, praevisa locorum utilitate, peiora legissent. Quippe Byzantium fertili solo, fecundo mari, quia vis piscium immensa Pontum erumpens et obliquis subter undas saxis exterrita omisso alterius litoris flexu hos ad portus defertur. |
12.63.2. Met deze orakeltaal werden de Chalcedoniërs bedoeld, omdat zij, daarheen als eersten gekomen en hoewel zij het nut van die contreien wel onderkend hadden, toch voor een minder gunstige positie hadden gekozen. Immers, Byzantium heeft een vruchtbare grond en ook een vruchtbare zee, omdat een geweldige hoeveelheid vissen die uit de Zwarte Zee tevoorschijn komen en die door schuin onder het wateroppervlak verlopende klippen verschrikt worden, de bocht van de tegenoverliggende kust vermijden en zo hier de havens binnendrijven. |
12.63.3. Unde primo quaestuosi et opulenti; post magnitudine onerum urgente finem aut modum orabant, adnitente principe, qui Thraecio Bosporanoque bello recens fessos iuvandosque rettulit. Ita tributa in quinquennium remissa. |
12.63.3. Vandaar dat de Byzantijnen aanvankelijk veel geld verdienden en rijk werden. Later, toen de omvang van hun lasten steeds meer begon te drukken, vroegen zij vrijstelling of vermindering, waarbij de keizer zijn instemming betuigde met het argument dat zij, uitgeput door de recente Thracische en Bosporaanse oorlog, geholpen moesten worden. Zo is hun belastingvrijdom voor vijf jaar geschonken. |
|
|
|
|