ANNALES XII,52/63: De jaren 52 en 53 A.D.

Caput LII

Hoofdstuk 52

12.52.1. Fausto Sulla Salvio Othone consulibus Furius Scribonianus in exilium agitur, quasi finem principis per Chaldaeos scrutaretur. Adnectebatur crimini Vibia mater eius, ut casus prioris (nam relegata erat) impatiens. 12.52.1. Tijdens het consulaat van Faustus Sulla en Salvius Otho werd Furius Scribonianus verbannen onder het mom dat hij via de Chaldeërs de dood van de keizer trachtte te weten te komen. In de beschuldiging werd zijn moeder Vibia betrokken met de beschuldiging dat zij zich niet wilde schikken in haar vroeger ongeluk (zij was namelijk al verbannen).
12.52.2. Pater Scriboniani Camillus arma per Dalmatiam moverat; idque ad clementiam trahebat Caesar, quod stirpem hostilem iterum conservaret. Neque tamen exuli longa posthac vita fuit: morte fortuita an per venenum extinctus esset, ut quisque credidit, vulgavere. 12.52.2. De vader van Scribonianus, Camillus, had een opstand verwekt in Dalmatië; en de keizer wilde dìt als blijk van mededogen demonstreren, dat hij een vijandige familie voor een tweede keer ontzag. Overigens heeft het leven van de balling hierna niet lang meer geduurd: of hij door een toevallige dood of door vergif is omgekomen, daarover heeft men gepraat al naar gelang ieder geloofde.
12.52.3. De mathematicis Italia pellendis factum senatus consultum atrox et inritum. Laudati dehinc oratione principis qui ob angustias familiaris ordine senatorio sponte cederent, motique qui remanendo impudentiam paupertati adicerent. 12.52.3. Over de verbanning uit Italia is een streng maar vruchteloos senaatsbesluit uitgevaardigd. Hierop zijn in een redevoering van de vorst die senatoren geprezen die zich wegens benarde finantiële omstandigheden vrijwillig terugtrokken uit de senatorenstand en verwijderd zijn degenen die door te blijven nog onbeschaamdheid toevoegden aan hun armoede.


Caput LIII

Hoofdstuk 53

12.53.1. Inter quae refert ad patres de poena feminarum quae servis coniungerentur; statuiturque ut ignaro domino ad id prolapsae in servitute, sin consensisset, pro libertis haberentur. 12.53.1. Intussen diende Claudius een wetsvoorstel bij de senaat in over de bestraffing van vrouwen die sexuele contacten onderhielden met slaven. En er werd besloten dat zij die zich hiertoe verlaagd hadden buiten medeweten van hun meesters, als behorend tot de slavenstand zouden worden beschouwd, maar als het met zijn instemming gebeurde, als behorend tot de stand van vrijgelatenen.
12.53.2. Pallanti, quem repertorem eius relationis ediderat Caesar, praetoria insignia et centies quinquagies sestertium censuit consul designatus Barea Soranus. Additum a Scipione Cornelio grates publice agendas, quod regibus Arcadiae ortus veterrimam nobilitatem usui publico postponeret seque inter ministros principis haberi sineret. 12.53.2. De aanstaande consul Barea Soranus stelde voor om aan Pallas, die de keizer als ontwerper van dit voorstel had genoemd, de praetoriaanse eretekenen toe te kennen alsmede 15.000.0000 sestertiën. Hieraan werd nog toegevoegd door Cornelius Scipio dat men hem van staatswege dank moest betuigen, omdat hij, een nazaat van de koningen van Arcadië, zijn oeroude adel achterstelde bij het openbaar belang en erin toestemde gerekend te worden onder de dienaren van de keizer.
12.53.3. Adseveravit Claudius contentum honore Pallantem intra priorem paupertatem subsistere. Et fixum est aere publico senatus consultum quo libertinus sestertii ter milies possessor antiquae parsimoniae laudibus cumulabatur. 12.53.3. Claudius gaf de verzekering dat Pallas, tevreden met de eer, aan zijn vroegere armoede wilde vasthouden. En in een bronzen plaquette is het senaatsbesluit aangeslagen waarin hij, een vrijgelatene, bezitter van 300.000.000 sestertiën met loftuituitingen werd overladen om zijn ouderwetse soberheid.


Caput LIV

Hoofdstuk 54

12.54.1. At non frater eius, cognomento Felix, pari moderatione agebat, iam pridem Iudaeae impositus et cuncta malefacta sibi impune ratus tanta potentia subnixo. Sane praebuerant Iudaei speciem motus orta seditione, postquam cognita caede eius haud obtemperatum esset, manebat metus ne quis principum eadem imperitaret. 12.54.1. Maar zijn broer, Felix genaamd, ging niet met even grote bescheidenheid te werk. Hij was al lang tevoren aan het hoofd gesteld van Iudea en meende dat voor hem al zijn wandaden ongestraft bleven omdat hij steunde op zo'n grote macht. Inderdaad hadden de Iudaeërs de schijn gewekt opstandig te zijn omdat er onlusten waren uitgebroken toen hen door Caligula opdracht gegeven was zijn beeld in hun tempel te plaatsen. En hoewel men er geen gehoor aan had gegeven na het vernemen van zijn dood, bleef toch de vrees leven dat een van de vorsten hetzelfde bevel zou uitvaardigen.
12.54.2. Atque interim Felix intempestivis remediis delicta accendebat, aemulo ad deterrima Ventidio Cumano, cui pars provinciae habebatur, ita divisis ut huic Galilaeorum natio, Felici Samaritae parerent, discordes olim et tum contemptu regentium minus coercitis odiis. 12.54.2. En intussen stimuleerde Felix door ongelegen maatregelen tot overtredingen, terwijl Ventidius Cumanus, aan wie een deel van de provincie in beheer was gegeven, met hem wedijverde in het uitvaardigen van de meest kwetsende maatregelen. Deze gebieden waren zo verdeeld dat aan Cumanus de stam der Galileërs gehoorzaamheid verschuldigd was, en aan Felix de Samaritanen, stammen die al van oudsher onderling ruzieden maar toen uit minachting voor hun overheersers hun haatgevoelens nog minder in bedwang hielden.
12.54.3. Igitur raptare inter se, immittere latronum globos, componere insidias et aliquando proeliis congredi, spoliaque et praedas ad procuratores referre. Hique primo laetari, mox gliscente pernicie cum arma militum interiecissent, caesi milites; arsissetque bello provincia, ni Quadratus Syriae rector subvenisset. 12.54.3. Derhalve hielden zij over en weer plundertochten, stuurden roversbenden op elkaar af, legden hinderlagen voor elkaar en leverden af en toe regelrecht gevechten, waarbij zij buit en roof afleverden bij hun procuratoren. En die verheugden zich daarover aanvankelijk. Maar toen zij, bij het snel toenemen van dit onheil, gewapende soldaten tussenbeide hadden laten komen, werden er soldaten gedood. En de hele provincie zou in oorlog ontbrand zijn, als de gouverneur van Syrië Quadratus niet te hulp gekomen was.
12.54.4. Nec diu adversus Iudaeos, qui in necem militum proruperant, dubitatum quin capite poenas luerent: Cumanus et Felix cunctationem adferebant, quia Claudius causis rebellionis auditis ius statuendi etiam de procuratoribus dederat. Sed Quadratus Felicem inter iudices ostentavit, receptum in tribunal, quo studia accusantium deterrerentur; damnatusque flagitiorum quae duo deliquerant Cumanus, et quies provinciae reddita. 12.54.4. En er is niet lang geaarzeld tegenover de Iudaeërs, die voorop gelopen hadden bij het afslachten van de soldaten, om hen te executeren. Cumanus en Felix deden hem aarzelen omdat Claudius, bij het vernemen van de oorzaken van de opstand, hem ook het recht had verleend beslissingen te nemen over de procuratoren. Maar Quadratus zette Felix tussen de rechters op het tribunaal om zodoende de begerigheid van de aanklagers af te remmen. En zo is Cumanus veroordeeld voor de misdaden van twee en is de rust in de provincie teruggekeerd.


Caput LV

Hoofdstuk 55

12.55.1. Nec multo post agrestium Cilicum nationes, quibus Clitarum cognomentum, saepe et alias commotae, tunc Troxobore duce montes asperos castris cepere atque inde decursu in litora aut urbes vim cultoribus et oppidanis ac plerumque in mercatores et navicularios audebant. 12.55.1. Niet veel later bezetten toen stammen wilde Ciliciërs, Clitae geheten, die zich vaak ook bij andere gelegenheden geroerd hadden, onder leiding van Troxobores ontoegankelijke bergen en sloegen daar een legerkamp op. Vandaar deden zij uitvallen naar de kusten of de steden en ondernamen gewelddadige acties tegen boeren en stedelingen en vooral tegen kooplieden en scheepslui.
12.55.2. Obsessaque civitas Anemuriensis, et missi e Syria in subsidium equites cum praefecto Curtio Severo turbantur, quod duri circum loci peditibusque ad pugnam idonei equestre proelium haud patiebantur. Dein rex eius orae Antiochus blandimentis adversum plebem, fraude in ducem cum barbarorum copias dissociasset, Troxobore paucisque primoribus interfectis ceteros clementia composuit. 12.55.2. De stad Anemurium werd belegerd en ruiters die vanuit Syrië te hulp gestuurd waren onder leiding van de praefect Curtius Severus werden in verwarring gebracht, omdat de gevaarlijke terreinen in de omtrek wel geschikt waren voor een gevecht met infanterie maar geen ruitergevecht toelieten. Daarop bracht Antiochus, de koning van dit kustgebied, door het volk onder de kin te aaien en na onder de troepen van de barbaren - door de aanvoerder een rad voor ogen te draaien - verdeeldheid gezaaid te hebben, met een liquidatie van Troxobores en een handjevol kopstukken, de overigen tot rust door lankmoedig optreden.

Caput LVI

Hoofdstuk 56

12.56.1. Sub idem tempus inter lacum Fucinum amnemque Lirim perrupto monte, quo magnificentia operis a pluribus viseretur, lacu in ipso navale proelium adornatur, ut quondam Augustus structo trans Tiberim stagno, sed levibus navigiis et minore copia ediderat. 12.56.1. In dezelfde periode werd tussen het Fucinusmeer en de rivier de Liris een berg doorgegraven en, opdat zo de grootsheid van dit werk door meer mensen zou worden bezichtigd, op het meer zelf een feestelijke zeeslag georganiseerd, zoals in het verleden Augustus gedaan had na de aanleg van een meer aan de overzijde van de Tiber, maar dan met lichtere vaartuigen en een kleinere bemanning.
12.56.2. Claudius triremis quadriremisque et undeviginti hominum milia armavit, cincto ratibus ambitu, ne vaga effugia forent, ac tamen spatium amplexus ad vim remigii, gubernantium artes, impetus navium et proelio solita. In ratibus praetoriarum cohortium manipuli turmaeque adstiterant, antepositis propugnaculis ex quis catapultae ballistaeque tenderentur. Reliqua lacus classiarii tectis navibus obtinebant. 12.56.2. Claudius bewapende drie- en vierriemers en 19.000 man en liet de oevers rondom afsluiten met een ring van vlotten om te verhinderen dat er in de in de omgeving mogelijkheden tot ontsnappen bleven maar zodat er toch een ruimte omgeven werd voor geweld bij het roeien, staaltjes van stuurmanskunst, aanvalsmanoeuvres van schepen en wat maar bij zo'n gevecht komt kijken. Op de vlotten hadden manipels en ruitergroepen, bestaande uit de keizerlijke lijfwacht, plaatsgenomen en vóór hen waren bolwerken aangelegd waarvanaf katapulten en blijden gericht konden worden. De rest van het meer werd ingenomen door mariniers op overdekte schepen.
12.56.3. Ripas et collis montiumque edita in modum theatri multitudo innumera complevit, proximis e municipiis et alii urbe ex ipsa, visendi cupidine aut officio in principem. Ipse insigni paludamento neque procul Agrippina chlamyde aurata praesedere. Pugnatum quamquam inter sontis fortium virorum animo, ac post multum vulnerum occidioni exempti sunt. 12.56.3. Een ontelbare menigte heeft de oevers en heuvels en berghoogten bezet op de manier van een theater. Zij waren afkomstig uit plaatsen in de buurt en anderen ook uit Rome zelf, uit verlangen het schouwspel te zien of uit verplichting tegenover de vorst. Zelf zat hij in een prachtige veldheersmantel vooraan en niet ver van hem Agrippina in een gouddoorstikte chlamys. Hoewel er gevochten werd tussen misdadigers, gebeurde dat met de moed van dappere mannen en ondanks veel verwondingen zijn ze van uitmoording vrijgesteld.


Caput LVII

Hoofdstuk 57

12.57.1. Sed perfecto spectaculo apertum aquarum iter. Incuria operis manifesta fuit, haud satis depressi ad lacus ima vel media. Eoque tempore interiecto altius effossi specus, et contrahendae rursum multitudini gladiatorum spectaculum editur, inditis pontibus pedestrem ad pugnam. 12.57.1. Maar na het schouwspel is de waterweg geopend. Nu kwam de nonchalance van het werk aan het licht omdat er onvoldoende uitgegraven was tot op de bodem van het meer of zelfs maar de helft. En daarom zijn er na verloop van tijd op dieper niveau tunnels uitgegraven. En om wederom een grote menigte aan te trekken werd een gladiatorenspel gegeven nadat er plankieren overheen gelegd waren voor deze strijd te voet.
12.57.2. Quin et convivium effluvio lacus adpositum magna formidine cunctos adfecit, quia vis aquarum prorumpens proxima trahebat, convulsis ulterioribus aut fragore et sonitu exterritis. Simul Agrippina trepidatione principis usa ministrum operis Narcissum incusat cupidinis ac praedarum. Nec ille reticet, impotentiam muliebrem nimiasque spes eius arguens. 12.57.2. Ja zelfs werd een banket aangericht bij de uitlaat van het meer, maar dit heeft allen met grote angst vervuld, omdat het geweld van het uitstromende water alles in de buurt meesleepte, terwijl degenen die zich verder weg bevonden dooreen gesmeten werden of in paniek raakten door gekraak en herrie. Gebruik makend van de verwarring van de vorst beschuldigde Agrippina direct Narcissus van hebzucht en corruptie. Maar die hield zijn mond niet maar wierp haar vrouwelijke heerszucht en al te grote ambitie voor de voeten.


Caput LVIII

Hoofdstuk 58

12.58.1. D. Iunio Q. Haterio consulibus sedecim annos natus Nero Octaviam Caesaris filiam in matrimonium accepit. Utque studiis honestis et eloquentiae gloria enitesceret, causa Iliensium suscepta Romanum Troia demissum et Iuliae stirpis auctorem Aeneam aliaque haud procul fabulis vetera facunde executus perpetrat, ut Ilienses omni publico munere solverentur. 12.58.1. Onder het consulaat van Decimus Iunius en Quintus Haterius is Nero op 16-jarige leeftijd getrouwd met Octavia, de dochter van Claudius. En om door eervolle wetenschappelijke bezigheden en de roem der welsprekendheid uit te blinken, nam hij de behartiging van de belangen der Iliënsers op zich. En na er in welsprekende bewoordingen op gewezen te hebben dat de Romeinen van Troje afstamden en dat Aeneas de stamvader van de Iulische dynastie was en andere oude gegevens van haast fictieve aard, kreeg hij gedaan dat de Iliënsers werden vrijgesteld van alle belastingen.
12.58.2. Eodem oratore Bononiensi coloniae igni haustae subventum centies sestertii largitione. Reddita Rhodiis libertas, adempta saepe aut firmata, prout bellis externis meruerant aut domi seditione deliquerant; tributumque Apamensibus terrae motu convulsis in quinquennium remissum. 12.58.2. Op grond van dezelfde retorische inspanningen heeft de kolonie Bologna, die door brand was geteisterd een hulp ontvangen van 10.000.000 sestertieën. Aan de bewoners van Rhodus is zelfbestuur gegeven, iets dat hen vaak ontnomen of gegeven is, al naar gelang zij het verdiend hadden in oorlogen tegen derden of verspeeld door opstand op hun eiland. En aan de bewoners van Apamea die te lijden gehad hadden van een aardbeving is kwijtschelding geschonken van hun schatting voor de tijd van vijf jaar.
12.58.2.

Caput LIX

Hoofdstuk 59

12.59.1. At Claudius saevissima quaeque promere adigebatur eiusdem Agrippinae artibus, quae Statilium Taurum opibus inlustrem hortis eius inhians pervertit accusante Tarquitio Prisco. Legatus is Tauri Africam imperio proconsulari regentis, postquam revenerant, pauca repetundarum crimina, ceterum magicas superstitiones obiectabat. 12.59.1. Maar Claudius werd ertoe gebracht om juist zijn wreedste kanten naar voren te halen, ook weer door het geïntrigeer van Agrippina, die Statilius Taurus, vermaard om zijn rijkdom, te gronde richtte omdat zij aasde op zijn park. Zij maakte gebruik van Tarquitius Priscus als aanklager. Deze was onderbevelhebber van Taurus toen die over Africa regeerde met het gezag van proconsul, maar toen zij teruggekeerd waren beschuldigde hij hem van wat afpersingspraktijken maar wreef hem vooral magisch bijgeloof aan.
12.59.2. Nec ille diutius falsum accusatorem, indignas sordes perpessus vim vitae suae attulit ante sententiam senatus. Tarquitius tamen curia exactus est; quod patres odio delatoris contra ambitum Agrippinae pervicere. 12.59.2. Maar Taurus verdroeg die valse aanklager en die smadelijke vuilspuiterij niet al te lang en benam zichzelf gewelddadig het leven voordat de senaat tot een uitspraak kwam. Toch werd Tarquitius uit de senaat gezet. Dit zetten de senatoren door uit haat tegen de aanbrenger en ondanks de machinaties van Agrippina.


Caput LX

Hoofdstuk 60

12.60.1. Eodem anno saepius audita vox principis, parem vim rerum habendam a procuratoribus suis iudicatarum ac si ipse statuisset. Ac ne fortuito prolapsus videretur, senatus quoque consulto cautum plenius quam antea et uberius. 12.60.1. In datzelfde jaar is herhaaldelijk de uitspraak van de vorst vernomen dat een gelijke kracht toegekend moest worden aan de door zijn procurators uitgesproken vonnissen als wanneer hij ze zelf geveld zou hebben. En opdat het niet zou schijnen alsof hem dit slechts terloops was ontsnapt is het ook door een senaatsbesluit vollediger en uitvoeriger dan tevoren vastgelegd.
12.60.2. Nam divus Augustus apud equestres qui Aegypto praesiderent lege agi decretaque eorum proinde haberi iusserat ac si magistratus Romani constituissent; mox alias per provincias et in urbe pleraque concessa sunt quae olim a praetoribus noscebantur: 12.60.2. Want de vergoddelijkte Augustus had bevolen dat vóór de ridders die Egypte bestuurden geprocedeerd kon worden en dat hun beslissingen beschouwd moesten worden als wanneer Romeinse ambtsdragers die uitgesproken hadden. Weldra werd in de provincies en in Rome zeer veel aan hen overgelaten wat voorheen aan de praetoren was voorbehouden:
12.60.3. Claudius omne ius tradidit, de quo toties seditione aut armis certatum, cum Semproniis rogationibus equester ordo in possessione iudiciorum locaretur, aut rursum Serviliae leges senatui iudicia redderent, Mariusque et Sulla olim de eo vel praecipue bellarent. 12.60.3. Claudius droeg hen de hele rechtspraak over, waarover zo dikwijls met oproer of wapengeweld gestreden was, toen op voordracht van Sempronius de ridderstand in het bezit van de rechtspraak werd gesteld, of toen op hun beurt de wetsartikelen van Servilius de rechtspraak aan de senaat teruggaven, en toen Marius en Sulla hierover in het verleden wel vooral naar de wapens grepen.
12.60.4. Sed tunc ordinum diversa studia, et quae vicerant publice valebant. C. Oppius et Cornelius Balbus primi Caesaris opibus potuere condiciones pacis et arbitria belli tractare. Matios posthac et Vedios et cetera equitum Romanorum praevalida nomina referre nihil attinuerit, cum Claudius libertos quos rei familiari praefecerat sibique et legibus adaequaverit. 12.60.4. Maar toen waren de belangen van de standen tegengesteld gericht en wat was doorgedrukt gold officieel als recht. Gaius Oppius en Cornelius Balbus zijn als eersten in staat geweest om, krachtens de door de keizer vergunde bevoegdheid, te onderhandelen over vredesvoorwaarden en oorlogsbeslissingen. Het zou weinig terzake doen om hierna een Matius en een Vedius en andere namen van zeer invloedrijke Romeinse ridders te noemen, aangezien Claudius de vrijgelatenen die hij had aangesteld over zijn privé-aangelegenheden, op één lijn heeft gesteld met zichzelf en de wetten.


Caput LXI

Hoofdstuk 61

12.61.1. Rettulit dein de immunitate Cois tribuenda multaque super antiquitate eorum memoravit: Argivos vel Coeum Latonae parentem vetustissimos insulae cultores; mox adventu Aesculapii artem medendi inlatam maximeque inter posteros eius celebrem fuisse, nomina singulorum referens et quibus quisque aetatibus viguissent. 12.61.1. Vervolgens deed hij een voorstel tot verlening van vrijstelling van belasting aan de bewoners van Kos en bracht veel ter sprake over hun vroege geschiedenis: de Argiven of Coeus, de zoon van Latona waren de ouste bewoners van het eiland geweest. Daarna was er door de komst van Aesculapius de geneeskunde gevestigd, die vooral onder zijn nakomelingen beroemd geworden was en hij noemde nog eens de namen van ieder afzonderlijk en in welke tijd ieder actief was geweest.
12.61.2. Quin etiam dixit Xenophontem, cuius scientia ipse uteretur, eadem familia ortum, precibusque eius dandum ut omni tributo vacui in posterum Coi sacram et tantum dei ministram insulam colerent. Neque dubium habetur multa eorundem in populum Romanum merita sociasque victorias potuisse tradi: sed Claudius facilitate solita quod uni concesserat nullis extrinsecus adiumentis velavit. 12.61.2. Ja zelfs voegde hij eraan toe dat Xenofoon - van wiens kunde hijzelf gebruik maakte - uit dezelfde familie geboren was en dat men aan diens voorspraak moest gunnen dat voortaan alle bewoners van Kos vrij van belasting hun eiland mochten bewonen als gewijde en slechts gode dienstige grond. En men beschouwde het als onbetwijfelbaar dat er vele verdiensten van dezelfde bewoners aan het Romeinse volk bewezen en overwinningen die samen met hen bevochten waren vermeld hadden kunnen worden. Maar Claudius heeft met geen enkele ondersteuning die hiermee niets te maken had verhuld wat hij met zijn gebruikelijke meegaandheid aan één enkel persoon had toegezegd.


Caput LXII

Hoofdstuk 62

12.62.1. At Byzantii data dicendi copia, cum magnitudinem onerum apud senatum deprecarentur, cuncta repetivere. Orsi a foedere, quod nobiscum icerant, qua tempestate bellavimus adversus regem Macedonum, cui ut degeneri Pseudophilippi vocabulum impositum, missas posthac copias in Antiochum Persen Aristonicum et piratico bello adiutum Antonium memorabant, quaeque Sullae aut Lucullo aut Pompeio obtulissent, mox recentia in Caesares merita, quando ea loca insiderent quae transmeantibus terra marique ducibus exercitibusque, simul vehendo commeatu opportuna forent. 12.62.1. Maar de bewoners van Byzantium sleepten er van alles bij, toen hen in de senaat het woord verleend werd om verlichting van hun belastingdruk te vragen. Zij begonnen met het verdrag dat zij met ons gesloten hadden, in de tijd dat wij oorlog voerden tegen de koning van de Macedoniërs, aan wie men - als zogenaamde zoon - de naam 'Pseudophilippus' had gegeven. Zij brachten onder de aandacht dat zij hierna troepen gestuurd hadden tegen Antiochus, Perses en Aristonicus en dat zij Antonius hadden geholpen in de strijd tegen de zeerovers, en wat zij aan hulp aangeboden hadden aan Sulla of Lucullus of Pompeius. Daarna nog recente verdiensten tegenover de keizers, aangezien zij die streken bewoonden die gunstig gelegen waren voor te land en ter zee doortrekkende commandanten en legers en tevens voor het transport van levensmiddelen.


Caput LXIII

Hoofdstuk 63

12.63.1. Namque artissimo inter Europam Asiamque divortio Byzantium in extrema Europa posuere Graeci, quibus Pythium Apollinem consulentibus, ubi conderent urbem, redditum oraculum est, quaererent sedem caecorum terris adversam. 12.63.1. Inderdaad hebben de Grieken Byzantium gebouwd aan de nauwste doorgang tussen Europa en Klein-Azië en wel op het uiterste puntje van Europa, omdat zij de Pythische Apollo vroegen waar zij een stad zouden stichten en het orakel gegeven is dat zij een plaats moesten zoeken tegenover het land der blinden.
12.63.2. Ea ambage Chalcedonii monstrabantur, quod priores illuc advecti, praevisa locorum utilitate, peiora legissent. Quippe Byzantium fertili solo, fecundo mari, quia vis piscium immensa Pontum erumpens et obliquis subter undas saxis exterrita omisso alterius litoris flexu hos ad portus defertur. 12.63.2. Met deze orakeltaal werden de Chalcedoniërs bedoeld, omdat zij, daarheen als eersten gekomen en hoewel zij het nut van die contreien wel onderkend hadden, toch voor een minder gunstige positie hadden gekozen. Immers, Byzantium heeft een vruchtbare grond en ook een vruchtbare zee, omdat een geweldige hoeveelheid vissen die uit de Zwarte Zee tevoorschijn komen en die door schuin onder het wateroppervlak verlopende klippen verschrikt worden, de bocht van de tegenoverliggende kust vermijden en zo hier de havens binnendrijven.
12.63.3. Unde primo quaestuosi et opulenti; post magnitudine onerum urgente finem aut modum orabant, adnitente principe, qui Thraecio Bosporanoque bello recens fessos iuvandosque rettulit. Ita tributa in quinquennium remissa. 12.63.3. Vandaar dat de Byzantijnen aanvankelijk veel geld verdienden en rijk werden. Later, toen de omvang van hun lasten steeds meer begon te drukken, vroegen zij vrijstelling of vermindering, waarbij de keizer zijn instemming betuigde met het argument dat zij, uitgeput door de recente Thracische en Bosporaanse oorlog, geholpen moesten worden. Zo is hun belastingvrijdom voor vijf jaar geschonken.











  • Terug naar Inhoudsoverzicht