Aantekeningen bij boek 16:
16.1.1 CARTHAGER:In de ogen van de Romein was een Carthager een opschepper en een fantast.
Terug naar tekst
16.1.1. OUDERWETSE: n.l. ongemunt goud zoals het aanvankelijk per gewicht voor betalingen gebruikt werd ['pondere'].
Terug naar tekst
16.1.2. NUMIDIERS: Buurvolken van Carthago, die Dido vijandig gezind waren.
Terug naar tekst
16.2.2. VIJFJAARLIJKSE SPELEN: Deze werden voor het eerst in het jaar 60 gehouden.
Terug naar tekst
16.5.3. VESPASIANUS: De latere keizer. Onder Caligula speelde hij een vleiersrol; onder Claudius was hij 'legatus legionis' in Germanië en onderscheidde hij zich in Britannië. Als begeleider van Nero op diens kunstreis door Griekenland viel hij in ongenade 'omdat hij bij diens optreden als zanger ofwel te vaak wegliep ofwel indommelde als hij bleef' zoals Suetonius getuigt [Suet.T.Flavius Vespasianus 4].
Terug naar tekst
16.6.2. MAUSOLEUM DER IULII: door Ausustus op het Marsveld opgericht.
Terug naar tekst
16.6.2. EEN VERGODDELIJKT KIND: zie Ann. 15.23.1/3.
Terug naar tekst
16.7.1. GAIUS CASSIUS: van 45 - 49 propraetor van Syrië; werd in 65 door Nero verbannen.
Terug naar tekst
16.7.1. SILANUS: was opgevoed door Gaius Cassius. Piso was beducht dat Silanus na Nero tot keizer verheven zou worden [vgl. Ann.15.52.2.].
Terug naar tekst
16.7.2. C.CASSIUS: Deze zou de aanstichter tot de moord op C.Iulius Caesar zijn geweest.
Terug naar tekst
16.7.2. GEHATE NAAM: omdat hij de moord op C.Iulius Caesar in herinnering riep.
Terug naar tekst
16.8.1. TORQUATUS: De dood van Torquatus vindt men in Ann.15.35.1/3
Terug naar tekst
16.8.2. LEPIDA: Iunia Lepida is de zuster van L.Silanus die zich in 49 van het leven beroofde en van Iunia Calvina die van 49 - 59 in ballingschap leefde. Zie Ann.XII,8.
Terug naar tekst
16.8.3. MARCELLUS CORNELIUS: deze werd in 68 terechtgesteld op bevel van Galba.
Terug naar tekst
16.9.1. SARDINIE: vanhier keerde hij al onder Vespasianus naar Rome terug.
Terug naar tekst
16.9.1. BARIUM: het tegenwoordige Bari, de hoofdstad van de Italiaanse provincie Apulië.
Terug naar tekst
16.10.1. LUCIUS VETUS: Over Lucius Antistius Vetus, die samen met Nero consul was in 55, zie Ann.13.11.1
Terug naar tekst
16.10.1. RUBELLIUS PLAUTUS: deze werd in 62 op bevel van Nero vermoord [zie Ann.14.59].
Terug naar tekst
16.10.2. FORMIAE: aan de kust in het Zuiden van Latium.
Terug naar tekst
16.11.3. DE GEWOONTE VAN DE VOOROUDERS: geseling en onthoofding.
Terug naar tekst
16.12.1. DE VRIJGELATENE: hiermee wordt Fortunatus bedoeld.
Terug naar tekst
16.12.2. CORNELIUS ORFITUS: Deze was samen met Claudius consul in het jaar 51.
Terug naar tekst
16.12.2. TORQUATI: Silanus en Torquatus droegen allebei de familienaam Iunius.
Terug naar tekst
16.13.3. VROEGER: Volgens Seneca brandde Lyon in het jaar 58 geheel af. Nu pas, in 65, bood Nero steun aan Lyon omdat deze stad een belangrijk geldbedrag had aangeboden aan Rome na de grote brand.
Terug naar tekst
16.14.1. GAIUS SUETONIUS Paulinus had in 61 het commando gevoerd in Britannië, zie Ann.14.29.2vv.
- LUCCIUS TELESINUS werd later door Domitianus verbannen.
Terug naar tekst
16.14.1. PUBLIUS ANTEIUS haatte Nero omdat deze hem in Rome had vastgehouden hoewel hij in 55 tot stadhouder van Syrië was benoemd. [zie Ann.13.22].
Terug naar tekst
16.14.2. OSTORIUS SCAPULA zie Ann.XII,31 en Ann.14,48.
Terug naar tekst
16.17.5. COSSUTIANUS CAPITO: Deze had in 62 de praetor Antistius wegens majesteitsschennis aangeklaagd.
Terug naar tekst
16.17.6. GAIUS CAESAR: Hiermee wordt Caligula bedoeld.
Terug naar tekst
16.18.3. SCAEVINUS: Deze wordt in Boek 15,49.4 genoemd onder de deelnemers aan het complot van Piso.
Terug naar tekst
16.19.2. POPULAIRE LIEDJES EN SCHUTTINGTEKSTEN: 'Levia carmina' zijn liedjes in strofen; 'faciles versus' zijn gladlopende, speelse jamben of daktylen met satirische of obscene inhoud.
Terug naar tekst
16.19.3. ZEGELRING: Die had immers misbruikt kunnen worden ter vervalsing van brieven en documenten.
Terug naar tekst
16.21.1. Voor THRASEA PAETUS zie Ann.XIII,49; BAREA SORANUS was tot consul designatus benoemd in het jaar 52. In Ann. XII,53 verschijnt hij in een dubieus licht als trawant van de vrijgelatene Pallas.
Terug naar tekst
16.21.1. AL VERMELD: zie Annalen XIV,12,1.
Terug naar tekst
16.21.1. ANTENOR: Volgens een oude sage zou Antenor in Boven-Italië zijn geland en Patavium [=Padua] gesticht hebben.
Terug naar tekst
16.22.1. DE PLECHTIGE AMBTSEED: Bij de troonsbestijging van een keizer en jaarlijks op de 1e januari moest de senaat de eed van trouw afleggen 'in acta principum'.
Terug naar tekst
16.22.1. GEBEDEN: Deze 'vota' zijn gebeden die op 3 januari uitgesproken worden door de priestercolleges voor het welzijn van de vorst.
Terug naar tekst
16.22.1. VIJFTIENMANNEN: Deze 'quindecimviri' zijn de bewaarders van de Sibyllijnse boeken.
Terug naar tekst
16.22.2. GAIUS CAESAR: de dictator; MARCUS CATO: de leider van de republikeinse oppositie tegen Gaius Iulius Caesar.
Terug naar tekst
16.22.4. EEN TUBERO EN EEN FAVONIUS: De Stoïcijn Tubero was een tegenstander van de Gracchen; Favonius was een vriend van Cato Uticensis.
Terug naar tekst
16.22.5. CASSIUS: zie hiervoor Annalen XVI,7,2.
Terug naar tekst
16.22.5. BRUTUS: Marcus Iunius Brutus was één van Caesars moordenaars en werd altijd in één adem genoemd met zijn bondgenoot Cassius, de voorvader van de eerder genoemde Cassius.
Terug naar tekst
16.23.1. OSTORIUS SABINUS: Deze Ostorius is een ander dan de gelijknamige Ostorius van Annalen XVI,14,2.
Terug naar tekst
16.23.1. PLAUTUS: Het gaat hier om Rubellius Plautus, die Nero in 62 had laten vermoorden: Annalen XIV,59,1vv.
Terug naar tekst
16.26.4. RUSTICUS ARULENUS: Praetor in 69; werd door Domitianus gedood omdat hij in een publikatie Thrasea en Helvidius Priscus had geprezen.
Terug naar tekst
16.27.1. VENUS GENETRIX: De tempel van Venus Genetrix lag aan het Forum Iulii, ten N.O. van het Forum Romanum.
Terug naar tekst
16.28.1. HELVIDIUS PRISCUS: deze werd bij deze gelegenheid verbannen en ging naar Apollonia in Illyricum, vanwaar hij onder Galba terugkeerde. Hij klaagde toen Marcellus aan maar zonder resultaat.
Terug naar tekst
16.28.1. PACONIUS AGRIPPINUS: was onder Claudius proconsul van Kreta.
Terug naar tekst
16.28.1. CURTIUS MONTANUS: deze had door zijn satiren Nero's artistenjaloezie opgewekt.
Terug naar tekst
16.29.2. AGRIPPINUS: Paconius Agrippinus was de zoon van M.Paconius, die als onderbevelhebber tegen zijn proconsul C.Silanus als getuige was opgetreden en die onder Tiberius was terechtgesteld op een futiele aanklacht. Zie Ann. 3,67.
Terug naar tekst
16.30.3. ANNIUS POLLIO: Deze was een paar jaar tevoren verbannen omdat hij had deelgenomen aan de samenzwering van Piso [zie Annalen XV,71,3].
Terug naar tekst
16.32.2. PUBLIUS EGNATIUS: P.Egnatius Celer, afkomstig uit Berytus [= Beirut] in Phoenicië, werd in 70 door Musonius Rufus wegens deze wandaad aangeklaagd en door de senaat veroordeeld.
Terug naar tekst
16.33.1. CASSIUS ASCLEPIODOTUS: Dez kwam uit Nicaea in Bithynië. Hij werd verbannen maar uit ballingscap teruggeroepen onder Galba.
Terug naar tekst
16.33.2. ZIJN VADER: Die was een vriendje van Nero en een grote lekkerbek.
Terug naar tekst
16.34.1. QUAESTOR VAN DE CONSUL: Sedert 38 v Chr koos iedere consul zich twee quaestoren.
Terug naar tekst
16.34.2. HAAR MOEDER ARRIA: Haar moeder heette ook Arria. Zij was de vrouw van Paetus Caecina, die zelfmoord moest plegen omdat hij had deelgenomen aan een complot tegen Claudius. Toen hij aarzelde zich met een dolk in het hart te stoten, greep Arria de dolk, doorstak zich, trok de dolk uit haar borst, reikte die haar echtgenoot aan met de woorden: 'Paete, non dolet' ['Paetus, het doet geen pijn'].
Terug naar tekst
16.35.1. DIT VOORTEKEN: Het voorteken speelt bij de Romeinen een grote rol. Bij een slecht voorteken zegt de Romein 'Absit omen' ['dit moge niet op mij van toepassing zijn']; bij een goed voorteken zei hij 'Accipio omen' ['ik vat dit als voorteken voor mij op']. Hier bad Thrasea dus dat het malum omen van een zelfdoding niet zou terugvallen op die jonge quaestor.
Terug naar tekst