ANNALES XV,19/32



Caput XIX

Hoofdstuk 19

15.19.1. Percrebuerat et tempestate pravus mos, cum propinquis comitiis aut sorte provinciarum plerique orbi fictis adoptionibus adsciscerent filios, praeturasque et provincias inter patres sortiti statim emitterent manu, quos adoptaverant. 15.19.1. Ook in die tijd was een kwalijke gewoonte op grote schaal in gebruik gekomen namelijk dat, wanneer de magistraatsverkiezingen ophanden waren of bij het loten om de provincies, zeer veel kinderlozen zich zonen toeëigenden door scherts-adopties, en dat zij degenen die zij geadopteerd hadden terstond weer wegstuurden als zij eenmaal, over één kam geschoren met de vaders, de praeturen en provincies verworven hadden.
15.19.2. Magna cum invidia senatum adeunt, ius naturae, labores educandi adversus fraudem et artes et brevitatem adoptionis enumerant. Satis pretii esse orbis, quod multa securitate, nullis oneribus gratiam honores, cuncta prompta et obvia haberent. Sibi promissa legum diu exspectata in ludibrium verti, quando quis sine sollicitudine parens, sine luctu orbus longa patrum vota repente adaequaret. 15.19.2. Met groot misnoegen wendden de echte vaders zich tot de senaat en zetten het recht van de natuur, de inspanningen van hun opvoeden tegenover het bedrog, de kunstgrepen en de kortlopende adoptie. Het was al voldoende beloning voor de kinderlozen dat zij in grote zorgeloosheid en zonder verplichtingen invloed, eerbewijzen, ja alles gemakkelijk en voor het grijpen hadden. Voor hen werden echter de beloften van de wetten waarnaar zij lang hadden uitgekeken op de tocht gezet wanneer iemand, vader zonder zorgen en weer kinderloos zonder rouw, nu plotseling gelijk gesteld werden aan de vaders met langgekoesterde wensen.
15.19.3. Factum ex eo senatus consultum, ne simulata adoptio in ulla parte muneris publici iuvaret ac ne usurpandis quidem hereditatibus prodesset. 15.19.3. Als gevolg hiervan is een senaatsbesluit uitgevaardigd dat geen voorgewende adoptie tot voordeel mocht strekken bij welk segment van overheidsdienst ook en zelfs niet bij het verwerven van erfenissen.

Caput XX

Hoofdstuk 20

15.20.1. Exim Claudius Timarchus Cretensis reus agitur, ceteris criminibus, ut solent praevalidi provincialium et opibus nimiis ad iniurias minorum elati: una vox eius usque ad contumeliam senatus penetraverat, quod dictitasset in sua potestate situm, an proconsulibus, qui Cretam obtinuissent, grates agerentur. 15.20.1. Hierop werd Claudius Timarchus uit Kreta aangeklaagd; afgezien van andere beschuldigingen zoals die gewoonlijk voorkomen bij lieden uit de provincies die zich door te grote rijkdommen tot onrecht jegens eenvoudigen hebben laten verleiden, was één uitlating van hem uitgegroeid tot smaad jegens de senaat, namelijk dat hij meer dan eens gezegd zou hebben dat het in zijn macht lag of er dank gebracht werd aan de stadhouders die Kreta in hun bezit gekregen hadden.
15.20.2. Quam occasionem Paetus Thrasea ad bonum publicum vertens, postquam de reo censuerat provincia Creta depellendum, haec addidit: 15.20.2. Deze gelegenheid greep Paetus Thrasea aan om haar tot een openbare genoegdoening om te buigen door, nadat hij over de aangeklaagde als zijn mening gegeven had dat hij uit de provincie Kreta verbannen moest worden, er het volgende aan toe te voegen:
15.20.3. "Usu probatum est,patres conscripti, leges egregias, exempla honesta apud bonos ex delictis aliorum gigni. Sic oratorum licentia Cinciam rogationem, candidatorum ambitus Iulias leges, magistratuum avaritia Calpurnia scita pepererunt; nam culpa quam poena tempore prior, emendari quam peccare posterius est. 15.20.3. Door de gewoonte is aangetoond, senatoren van de rol, dat uitstekende wetten, hoogstaande voorbeelden bij mensen van het goede slag voortkomen uit de fouten van anderen. Zo hebben de omkoopbaarheid van de redenaars geleid tot het wetsvoorstel van Cincius, de omkoperij van hen die dingen naar ambten tot de Julische wetten, de inhaligheid van magistraten tot de Calpurnische besluiten. Want de misstap gaat in tijd aan de straf vooraf, en het gecorrigeerd worden volgt op de misstap.
15.20.4. Ergo adversus novam provincialium superbiam dignum fide constantiaque Romana capiamus consilium, quo tutelae sociorum nihil derogetur, nobis opinio decedat, qualis quisque habeatur, alibi quam in civium iudicio esse. 15.20.4. Laten wij derhalve tegenover deze nieuwe arrogantie van lieden uit de provincie een besluit nemen dat de Romeinse betrouwbaarheid en standvastigheid waardig is opdat des te minder afbreuk gedaan wordt aan de bescherming van onze bondgenoten en we de visie verre van ons houden als zou, wat er over wie dan ook gevonden wordt, ergens anders berusten dan bij het oordeel van onze burgers.

Caput XXI

Hoofdstuk 21

15.21.1. Olim quidem non modo praetor aut consul, sed privati etiam mittebantur, qui provincias viserent et quid de cuiusque obsequio videretur referrent, trepidabantque gentes de aestimatione singulorum: at nunc colimus externos et adulamur, et quo modo ad nutum alicuius grates, ita promptius accusatio decernitur. 15.21.1. Ooit werden er zelfs niet alleen een praetor of consul op uit gestuurd, maar ook ambteloze burgers om de provincies te visiteren en te berichten welke indruk zij hadden van de onderdanigheid van elk wingewest, en de volken maakten zich bezorgd over de beoordeling van enkelingen: maar nu zien we buitenlanders naar de ogen en paaien ze en in naarmate we op een wenk van de een of ander tot dank besluiten, des te toeschietelijker tot een beschuldiging.
15.21.2. Decernaturque et maneat provincialibus potentiam suam tali modo ostentandi: sed laus falsa et precibus expressa perinde cohibeatur quam malitia, quam crudelitas. 15.21.2. Laat aan de provinciebewoners de mogelijkheid toegewezen blijven om hun macht op een dergelijke wijze te tonen: maar laat valse lofprijzing, in smeekbeden verhuld uitgedrukt, evenzeer afgewimpeld worden als slechtheid, als wreedheid.
15.21.3. Plura saepe peccantur, dum demeremur quam dum offendimus. Quaedam immo virtutes odio sunt, severitas obstinata, invictus adversum gratiam animus. Inde initia magistratuum nostrorum meliora ferme et finis inclinat, dum in modum candidatorum suffragia conquirimus: quae si arceantur, aequalibus atque constantius provinciae regentur. Nam ut metu repetundarum infracta avaritia est, ita vetita gratiarum actione ambitio cohibebitur." 15.21.3. Dikwijls worden meer fouten begaan terwijl we ons geliefd maken dan terwijl we een confrontatie aangaan. Stellig staan sommige deugden in een kwaad daglicht, onbuigzame strengheid, een onversaagde instelling tegenover gunsten. Daarom zijn de aanvangsperioden van onze ambtsdragers bijna altijd de beste en loopt het naar het einde af wanneer we stemmen proberen te verwerven zoals de deelnemers aan verkiezingen. Als deze misstanden vermeden zouden worden dan zouden de provincies evenwichtiger en gelijkmatiger bestuurd worden. Want zoals de hebzucht een halt is toegeroepen door de vrees voor een proces wegens afpersing, zo zal het lobbyen ingeperkt worden als de poespas van dankbetuigingen eenmaal is afgeschaft.

Caput XXII

Hoofdstuk 22

15.22.1. Magno adsensu celebrata sententia. Non tamen senatus consultum perfici potuit abnuentibus consulibus ea de re relatum. Mox auctore principe sanxere, ne quis ad concilium sociorum referret agendas apud senatum pro praetoribus prove consulibus grates, neu quis ea legatione fungeretur. 15.22.1. Met grote instemming zijn deze woorden begroet. Toch kon het niet als senaatsbesluit afgekondigd worden omdat de consuls stelden dat deze zaak niet op de agenda stond. Daarop hebben zij bekrachtigd op instigatie van de keizer dat niemand aan de goedkeuring van bongenoten een dankbetuiging aan de senaat voor pro-praetoren of pro-consuls mocht voorleggen en niemand zich van een dergelijk gezantschap zou mogen kwijten.
15.22.2.Isdem consulibus gymnasium ictu fulminibus conflagravit, effigies in eo Neronis ad informe aes liquefacta. Et motu terrae celebre Campaniae oppidum Pompei magna ex parte proruit; defunctaque virgo Vestalis Laelia, in cuius locum Cornelia ex familia Cossorum capta est. 15.22.2. In hetzelfde jaar is het gymnasium in brand gevlogen door blikseminslag en een beeld van Nero daarin is weggesmolten tot een vormeloze hoop brons. En door een aardbeving is Pompeï, een dichtbevolte stad in Campanië grotendeels in een ruïne veranderd; en de Vestaalse maagd Laelia is overleden, in haar plaats is Cornelia uit de familie der Cossi gekozen.

Caput XXIII

Hoofdstuk 23

15.23.1. Memmio Regulo et Verginio Rufo consulibus natam sibi ex Poppaea filiam Nero ultra mortale gaudium accepit appelavitque Augustam, dato et Poppaea eodem cognomento. Locus puerperio colonia Antium fuit, ubi ipse generatus erat. 15.23.1. Toen onder het consulaat van Memmius Regulus en Verginius Rufus hem een dochter geboren werd uit Poppaea heeft Nero haar met immense vreugde ontvangen en de titel Augusta gegeven en Poppaea met dezelfde erenaam onderscheiden. De plaats van de bevalling is de kolonie Antium geweest, waar hij zelf geboren was.
15.23.2. Iam senatus uterum Poppaeae commendaverat dis votaque publice susceperat, quae multiplicata exsolutaque. Et additae supplicationes templumque fecunditatis et certamen ad exemplar Actiacae religionis decretum, utque Fortunarum effigies aureae in solio Capitolini Iovis locarentur, ludicrum circense, ut Iuliae genti apud Bovillas, ita Claudiae Domitiaeque apud Antium ederetur. 15.23.2. De senaat had de moederschoot van Poppaea al aan de gunst der goden aanbevolen en geloften van staatswege toegezegd; deze zijn vermeerderd en ingelost. Ook zijn er dankfeesten aan toegevoegd en een tempel voor de Vruchtbaarheid en er is besloten tot een wedstrijdspel naar het voorbeeld van de gewijde spelen van Actium en ook dat de gouden beelden van Fortuna op de troon van de Capitolijnse Juppiter zouden worden geplaatst en dat er net zo'n circensisch feest gehouden zou worden voor het Claudische en Domitische geslacht als dat gehouden werd voor het Julische geslacht te Bovillae.
15.23.3. Quae fluxa fuere, quartum intra mensem defuncta infante. Rursusque exortae adulationes censentium honorem divae et pulvinar aedemque et sacerdotem. Atque ipse ut laetitiae, ita maeroris immodicus egit. 15.23.3. Maar deze vreugde-uitingen waren van slechts korte duur omdat het wicht binnen vier maanden weer overleed. En opnieuw staken de uitingen van vleierij de kop op, namelijk van diegenen die ertoe besloten dat er het eerbetoon van een godin aan toegekend moest worden en een heilig kussen, een tempel en een priester.
15.23.4. Adnotatum est, omni senatu Antium sub recentem partum effuso, Thraseam prohibitum immoto animo praenuntiam imminentis caedis contumeliam excepisse. Secutam dehinc vocem Caesaris ferunt, qua reconciliatum se Thraseae apud Senecam iactaverit, ac Senecam Caesari gratulatum. Unde gloria egregiis viris et pericula gliscebant. 15.23.4. Er is vastgelegd dat Thrasea, toen de hele senaat meteen na de bevalling naar Antium stroomde, de toegang tot de keizer ontzegd is en dat hij deze belediging, voorbode van zijn naderende ondergang, met onverstoord gemoed heeft opgenomen. Men zegt dat hierna weer een uitspraak van de keizer gevolgd is waarin hij zich er tegenover Seneca op beroemde dat hij zich weer met Thrasea verzoend had en dat Seneca de keizer daarmee gelukgewenst heeft. Als gevolg hiervan nam met een omweg de roem toe voor deze voortreffelijke mannen maar ook hun gevaren.

Caput XXIV

Hoofdstuk 24

15.24.1. Inter quae veris principio legati Parthorum mandata regis Vologaesis litterasque in eandem formam attulere: se priora et totiens iactata super obtinenda Armenia nunc omittere, quoniam dii, quamvis potentium populorum arbitri, possessionem Parthis non sine ignominia Romana tradidissent. 15.24.1. Intussen hebben in het begin van de lente gezanten van de Parthen boodschappen van koning Vologaesis en een brief van dezelfde strekking gebracht: hij liet nu de vroegere en al zo vaak opgeworpen aanspraak op Armenië rusten, aangezien de goden, toezichthouders op de volken, hoe machtig die ook waren, het bezit daarvan aan de Parthen hadden overgedragen, niet zonder vernedering van de Romeinen.
15.24.2. Nuper clausum Tigranen, post Paetum legionesque, cum opprimere posset, incolumes dimisisse. Satis adprobatam vim; datum et lenitatis experimentum. Nec recusaturum Tiridaten accipiendo diademati in urbem venire, nisi sacerdotii religione attineretur: iturum ad signa et effigies principis, ubi legionibus coram regnum auspicaretur. 15.24.2. Kort geleden had hij Tigranes, toen die opgesloten zat, daarna Paetus en diens legioenen, ongedeerd laten heengaan hoewel hij hen een kopje kleiner had kunnen maken. Hij had zijn kracht voldoende getoond en ook een blijk van zijn inschikkelijkheid gegeven. En Tiridates zou niet weigeren naar Rome te komen om de diadeem in ontvangst te nemen, als hij niet door sacrale verplichtingen van zijn priesterschap weerhouden werd: hij zou naar de vaandels en beelden van de keizer gaan om daar ten overstaan van de legioenen plechtig zijn koningschap te laten inzegenen.

Caput XXV

Hoofdstuk 25

15.25.1. Talibus Vologaesis litteris, quia Paetus diversa tamquam rebus integris scribebat, interrogatus centurio, qui cum legatis advenerat, quo in statu Armenia esset, omnes inde Romanos excessisse respondit. 15.25.1. Toen de centurio die met de gezanten was meegekomen op grond van deze brief, omdat Paetus heel andere berichten gestuurd had, nl alsof hij de zaak goed onder controle had, gevraagd werd in welke toestand Armenië verkeerde, antwoordde deze dat alle Romeinen vandaar weggetrokken waren.
15.25.2. Tum intellecto barbarorum inrisu, qui peterent quod eripuerant, consuluit inter primores civitatis Nero, bellum anceps an pax inhonesta placeret. Nec dubitatum de bello. Et Corbulo militum atque hostium tot per annos gnarus gerendae rei praeficitur, ne cuius alterius inscitia rursum peccaretur, quia Paeti piguerat. 15.25.2. Toen heeft Nero, omdat de ironie van de barbaren wel doorzien werd, namelijk dat zij kwamen vragen wat zij allang geroofd hadden, overleg gevoerd met de notabelen van de staat of zij de voorkeur zouden geven aan een hachelijke oorlog of een smadelijke vrede. En zonder aarzelen besloot men tot oorlog. En Corbulo, al zo veel jaren goed bekend met zijn soldaten en deze vijanden werd belast met deze oorlogvoering om te verhinderen dat men weer de mist in zou gaan door de onwetendheid van 'n ander, omdat men nu wel de buik vol had van Paetus.
15.25.3. Igitur inriti remittuntur, cum donis tamen unde spes fieret non frustra eadem oraturum Tiridaten, si preces ipse attulisset. Syriaeque executio C.Cestio, copiae militares Corbuloni permissae; et quinta decima legio ducente Mario Celso e Pannonia adiecta est. Scribitur tetrarchis ac regibus praefectisque et procuratoribus et qui praetorum finitimas provincias regebant, iussis Corbulonis obsequi, in tantum ferme modum aucta potestate, quem populus Romanus Cn. Pompeio bellum piraticum gesturo dederat. 15.25.3. Derhalve werden de gezanten onverrichter zake teruggestuurd, zij het met geschenken opdat Tiridates de hoop mocht koesteren dat hij niet tevergeefs met eenzelfde verzoek zou mogen aankomen als hij in eigen persoon daarmee op de proppen zou komen. De uitvoerende macht over Syrië is in handen gegeven van Gaius Cestius, de krijgsmacht aan Corbulo; en het vijftiende legioen onder aanvoering van Marius Celsus is vanuit Pannonië hieraan toegevoegd. Aan de tetrarchen, koningen, stadhouders en bestuurders en alle praetoren van de aangrenzende provincies is schriftelijk opgedragen opdrachten van Corbulo uit te voeren. Zodoende is Corbulo's gezag tot ongeveer gelijke mate uitgebreid als het Romeinse volk dat toegestaan had aan Gnaeius Pompeius toen die op het punt stond de oorlog tegen de zeerovers te voeren.
15.25.4. Regressum Paetum, cum graviora metueret, facetiis insectari satis habuit Caesar, his ferme verbis: ignoscere se statim, ne tam promptus in pavorem longiore sollicitudine aegresceret. 15.25.4. Hoewel Paetus bij zijn terugkeer bang was dat er meer zou zwaaien heeft de keizer het voldoende geacht hem met schimpscheuten te overladen met bewoordingen in de trant van 'dat hij hem maar meteen vergiffenis schonk om te voorkomen dat hij, die zo snel in paniek raakte, ziek zou worden door al te lang tobben'.

Caput XXVI

Hoofdstuk 26

15.26.1.At Corbulo, quarta et duodecima legionibus, quae fortissimo quoque amisso et ceteris exterritis parum habiles proelio videbantur, in Syriam translatis, sextam inde ac tertiam legiones, integrum militem et crebris ac prosperis laboribus exercitum in Armeniam ducit. 15.26.1. Maar Corbulo bracht het vierde en het twaalfde legioen, waarvan juist de dappersten gesneuveld waren en de rest de schrik nog in de benen had en die daarom te weinig geschikt waren voor strijd, over naar Syrië, en het zesde en derde legioen, soldaten uit één stuk en door de wol geverfd in talrijke voorspoedig verlopen expedities, voerde hij naar Armenië.
15.26.2. Addiditque legionem quintam, quae per Pontum agens expers cladis fuerat, simul quintadecimanos recens adductos et vexilla delectorum ex Illyrico et Aegypto, quodque alarum cohortiumque, et auxilia regum in unum conducta apud Melitenen, qua tramittere Euphraten parabat. 15.26.2. En hij voegde daar het vijfde legioen aan toe, dat, wegens zijn verbijf in Pontus, geen deel had gehad aan het fiasco, en ook de legioensoldaten van het vijftiende, onlangs aangevoerd en vendels uit Illyrië en Egypte en wat hij maar aan eskadrons en cohorten tot zijn beschikking had en hulptroepen van de koningen, op één plaats bijeengebracht bij Melitene waar hij zich gereed maakte de Euphraat over te steken.
15.26.3. Tum lustratum rite exercitum ad contionem vocat orditurque magnifica de auspiciis imperatoris rebusque a se gestis, adversa in inscitiam Paeti declinans, multa auctoritate, quae viro militari pro facundia erat. 15.26.3. Toen riep hij het leger, nadat offers volgens de voorschriften gebracht waren, op voor een bijeenkomst en stak in superlatieven van wal over de auspiciëen van de keizer die op hen rustten en de door hem geleverde krijgsdaden waarbij hij tegenslagen afschoof op de onwetendheid van Paetus, met veel overtuigingskracht, die bij een militair voor welsprekendheid doorgaat.

Caput XXVII

Hoofdstuk 27

15.27.1. Mox iter L. Lucullo quondam penetratum, apertis quae vetustas obsaepserat, pergit. Et venientes Tiridatis Vologaesisque de pace legatos haud aspernatus, adiungit iis centuriones cum mandatis non immitibus: nec enim adhuc eo ventum, ut certamine extremo opus esset. 15.27.1. Daarna volgde hij de weg die ooit door Lucius Lucullus gebaand was nadat hij die gedeelten die de de tijd overwoekerd had weer open had laten leggen. En toen er gezanten van Tiridates en Vologaeses naar hem toe kwamen om over vrede te onderhandelen wees hij die niet af maar zond centurio's naar hen toe met niet afwijzende boodschappen: het was immers niet zo ver gekomen dat een strijd op leven en dood al noodzakelijk was.
15.27.2. Multa Romanis secunda, quaedam Parthis evenisse, documento adversus superbiam. Proinde et Tiridati conducere intactum vastationibus regnum dono accipere, et Vologaesen melius societate Romana quam damnis mutuis genti Parthorum consulturum. Scire, quantum intus discordiarum, quamque indomitas et praeferoces nationes regeret: contra imperatori suo immotam ubique pacem et unum id bellum esse. 15.27.2. De Romeinen hadden veel voorspoed ondervonden, de Parthen hadden ook wat succes gehad, dat strekte tot wederzijdse waarschuwing tegen hoogmoed. Voorts was het voor Tiridates gunstig dat hij een koninkrijk ten geschenke kreeg dat niet getroffen was door verwoestingen en Vologaeses bewees het volk der Parthen een grotere dienst met een bondgenootschap met Rome dan met wederzijdse schade. Hij wist best hoe groot de innerlijke tweespalt was en over hoe teugelloze en uiterst woeste volken hij regeerde: daarentegen kende zijn keizer overal slechts vrede en slechts één oorlog, namelijk deze.
15.27.3. Simul consilio terrorem adicere, et megistanas Armenios, qui primi a nobis defecerant, pellit sedibus, castella eorum exscindit, plana edita, validos invalidosque pari metu complet. 15.27.3. Tegelijk voegde hij schrik toe aan deze vermaningen en verjoeg de megistane Armeniërs die als eersten tegen ons in opstand waren gekomen uit hun woongebieden, maakte hun versterkingen met de grond gelijk en vervulde vlakten en bergen, sterken en zwakken met gelijke vrees.

Caput XXVIII

Hoofdstuk 28

15.28.1. Non infensum nec cum hostili odio Corbulonis nomen etiam barbaris habebatur, eoque consilium eius fidum credebant. Ergo Vologaeses neque atrox in summam, et quibusdam praefecturis indutias petit: Tiridates locum diemque conloquio poscit. 15.28.1. De naam Corbulo was niet gehaat noch geladen met een vijandige klank bij zelfs de barbaren en daarom achtten zij zijn advies betrouwbaar. Derhalve was Vologaeses in het geheel niet ongenaakbaar en vroeg hij om een wapenstilstand voor sommige praefecturen: Tiridates vroeg met aandrang om een plaats en tijdstip voor een onderhoud.
15.28.2. Tempus propinquum, locus, in quo nuper obsessae cum Paeto legiones erant, barbaris delectus est ob memoriam laetioris ibi rei, Corbuloni non vitatus, ut dissimilitudo fortunae gloriam augeret. Neque infamia Paeti angebatur, quod eo maxime patuit, quia filio eius tribuno ducere manipulos atque operire reliquias malae pugnae imperavit. 15.28.2. Een tijdstip in de naaste toekomst en de plaats waar onlangs de legioenen met Paetus ingesloten waren is door de barbaren uitgekozen wegens de herinnering aan de daar voor hen zeer voorspoedig verlopen krijgsoperaties en door Corbulo is die niet afgewezen opdat de ongelijkheid van het verloop zijn roem zou vermeerderen. En ook trok hij zich niets aan van de schande van Paetus, wat hieruit wel het meest bleek dat hij aan diens zoon, een tribuun, de opdracht gaf om de manipels aan te voeren die de overblijfselen van het slecht verlopen gevecht moesten opruimen.
15.28.3. Die pacta Tiberius Alexander inlustris eques Romanus, minister bello datus, et Vinicianus Annius, gener Corbulonis, nondum senatoria aetate et pro legato quintae legioni impositus, in castra Tiridatis venere, honori eius ac ne metueret insidias tali pignore; viceni dehinc equites adsumpti. Et viso Corbulone rex prior equo desiluit; nec cunctatus Corbulo, et pedes uterque dexteras miscuere. 15.28.3. Op de afgesproken dag zijn Tiberius Alexander, een gerenommeerd Romeins ridder, als intendant aan de troepen toegevoegd, en Vinicianus Annius, een schoonzoon van Corbulo, nog niet op senatoriale leeftijd en als onderbevelhebber aangesteld over het vijfde legioen, naar het legerkamp van Tiridates gekomen, tot zijn eer en om te laten zien dat hij niet bang hoefde te zijn voor een hinderlaag met zo'n onderpand; hierop hebben zij elk twintig ruiters genomen. En bij het zien van Corbulo is de koning als eerste van zijn paard gesprongen; zonder aarzelen deed ook Corbulo dat en te voet hebben ze elkaar de rechterhand geschud.

Caput XXIX

Hoofdstuk 29

15.29.1. Exin Romanus laudat iuvenem omissis praecipitibus tuta et salutaria capessentem. Ille de nobilitate generis multum praefatus, cetera temperanter adiungit: iturum quippe Romam laturumque novum Caesari decus, non adversis Parthorum rebus supplicem Arsaciden. Tum placuit Tiridaten ponere apud effigiem Caesaris insigne regium nec nisi manu Neronis resumere; et conloquium osculo finitum. 15.29.1. Hierop prees de Romein het in de jonge vorst dat hij, met achterlating van zijn muizenissen een veilige en heilzame houding innam. Die sprak eerst uitgebreid over de adeldom van zijn geslacht en voegde er op bescheiden toon aan toe: dat hij zeker naar Rome zou gaan en ongehoorde roem aan de keizer zou bereiden, namelijk dat hij, zonder dat de Parthen een nederlaag geleden hadden als Arsacide een smeekbede zou formuleren. Toen besloot men dat Tiridates zijn koninklijke eretekens zou neerleggen voor het beeld van de keizer en ze slechts uit de hand van Nero terug zou krijgen; en het onderhoud is met een kus afgesloten.
15.29.2. Dein paucis diebus interiectis magna utrimque specie inde eques compositus per turmas et insignibus patriis, hinc agmina legionum stetere fulgentibus aquilis signisque et simulacris deum in modum templi: medio tribunal sedem curulem et sedes effigiem Neronis sustinebat. Ad quam progressus Tiridates, caesis ex more victimis, sublatum capiti diadema imagini subiecit, magnis apud cunctos animorum motibus, quos augebat insita adhuc oculis exercituum Romanorum caedes aut obsidio. At nunc versos casus: iturum Tiridaten ostentui gentibus, quanto minus quam captivum? 15.29.2. Daarop kwam na een tijdsverloop van slechts enkele dagen met groot vertoon van beide zijden: de ruiterij bij de Parthen, opgesteld naar eskadrons en met traditionele versierselen, aan onze kant gingen de gelederen der legioenen in het gelid staan met schitterende adelaars en veldtekenen en godenbeelden, tot nabootsing van een godentempel: in het midden bevond zich het verhoog met een curulische zetel en die zetel droeg de beeltenis van Nero. Hierheen kwam Tiridates en, na offerdieren volgens voorschrift geslacht te hebben, nam hij zijn diadeem van het hoofd en legde die aan de voeten van het beeld, onder grote beroering bij allen; deze beroering werd nog vergroot door de nederlaag van de Romeinse legers of de belegering die hun nog levendig voor ogen stond . Maar nu was het lot toch compleet gekeerd: Tiridates zou naar Rome gaan voor het oog van alle volken, hoeveel minder eigenlijk dan een krijgsgevangene ?

Caput XXX

Hoofdstuk 30

15.30.1. Addidit gloriae Corbulo comitatem epulasque; et rogitante rege causas, quotiens novum aliquid adverterat, ut initia vigiliarum per centurionem nuntiari, convivium bucina dimitti et structam ante augurale aram subdita face accendi, cuncta in maius attolens admiratione prisci moris adfecit. 15.30.1. Corbulo vergrootte zijn roem nog door vriendelijkheid en een diner; en toen de koning vroeg naar de redenen, telkens wanneer hij iets nieuws had opgemerkt, zoals dat het begin van de nachtwaken via een centurio gemeld werd, dat het banket beëindigd werd met hoorngeschal en dat het vóór de veldheerstent opgerichte altaar aangestoken werd met een fakkel die er onder gehouden werd, vervulde hij hem met bewondering voor onze tradities terwijl hij alles overdreef.
15.30.2. Postero die spatium oravit, quo tantum itineris aditurus fratres ante matremque viseret; obsidem interea filiam tradit litterasque supplices ad Neronem. 15.30.2. De volgende dag vroeg hij gelegenheid om, nu hij een zo grote reis zou gaan ondernemen, zijn broers en moeder te bezoeken; en voor die tussentijd gaf hij zijn dochter als onderpand alsmede smeekbrieven, gericht aan Nero.

Caput XXXI

Hoofdstuk 31

15.31.1. Et digressus Pacorum apud Medos, Vologaesen Ecbatanis repperit, non incuriosum fratris: quippe et propriis nuntiis a Corbulone petierat, ne quam imaginem servitii Tiridates perferret neu ferrum traderet aut complexu provincias obtinentium arceretur foribusve eorum adsisteret, tantusque ei Romae quantus consulibus honor esset. Scilicet externae superbiae sueto non inerat notitia nostri, apud quos vis imperii valet, inania tramittuntur. 15.31.1. En na zijn vertrek vond hij Pacorus bij de Meden en Vologaeses te Ekbatana; laatstgenoemde was niet zonder bezorgdheid om zijn broer: zelfs had hij immers aan Corbulo door speciale boden laten vragen om niet toe te staan dat Tiridates ook maar een schijn van vernedering zou hoeven ondergaan en dat hij zijn zwaard niet af zou hoeven geven of dat hem de omhelzing van de provinciehoofden zou worden onthouden of dat hij zou moeten antichambreren en dat hij even grote eerbewijzen te Rome zou ontvangen als de consuls. Natuurlijk had hij met zijn uitheemse ceremonieel geen notie van ons bij wie slechts de werkelijke inhoud van de macht ter zake doet en ijdel vertoon opzij geschoven wordt.

Caput XXXII

Hoofdstuk 32

15.32.1. Eodem anno Caesar nationes Alpium maritimarum in ius Latii transtulit. Equitum Romanorum locos sedilibus plebis anteposuit apud circum; namque ad eam diem indiscreti inibant, quia Lex Roscia nihil nisi de quattuordecim ordinibus sanxit. Spectacula gladiatorum idem annus habuit pari magnificentia ac priora; sed feminarum inlustrium senatorumque plures per arenam foedati sunt. 15.32.1. In hetzelfde jaar heeft de keizer de volken die in de aan zee gelegen Alpen wonen opgenomen in het Latijnse recht. Plaatsen voor Romeinse ridders heeft hij in het circus vóór de zitplaatsen van het volk toegekend; want tot op die dag ging men voor gelijke rangen naar binnen omdat de Lex Roscia niets anders geregeld heeft dan over de eerste veertien theaterrijen. Hetzelfde jaar bracht weer gladatorenspelen met gelijke pracht en praal als de vorige; maar meer vrouwen van adellijke afkomst en meer senatoren hebben zich te grabbel gegooid in het zand van de arena.



  • Terug naar Index