Aantekeningen bij Jaarboeken 3,38 vv
3.38.3 BESCHULDIGDEN: De klacht van de Thraciërs was tweeledig: zij klaagde over Trebellenus dat hij in Romeinse trant regeerde en hen dus, in hun ogen, krenkte en zij klaagden over Rhoemetalces omdat hij daar niet tegen optrad.Terug naar tekst
3.38.4 COELATEN, ODRUSEN EN DIËRS: De COELATEN waren verdeeld in twee stammen: de Maiores woonden aan de voet van het Haemusgebergte in Noord-Thracië; de Minores woonden aan de voet van de Rhodope, een bergketen die dwars door Thracië loopt. - De ODRUSEN woonden in Centraal-Thracië; zij waren zeer machtig geweest in de tijd van de Peloponnesische Oorlog. - De DIËRS waren bergbewoners in Thracië.Terug naar tekst
3.38.4 HAEMUSGEBERGTE: dit heet tegenwoordig de Balkan en ligt ten Noorden van de vlakte van de Maritza.Terug naar tekst
3.40.1 TREVEREN: Dezen woonden langs de Moezel; hun hoofdstad was het huidige Trier.Terug naar tekst
3.40.1 AEDUERS: de [H]aeduers woonden tussen de Arar [=Saône] en de Liger [=Loire].Terug naar tekst
3.40.2. DICHTERBIJ: n.l. ten opzichte van Rome.Terug naar tekst
3.41.01 DE ANDECAVEN EN DE TURONEN: De Andecaven (=Andes) woonden aan de benedenloop van de Loire, in de omgeving van het huidige Angers, dat in de Oudheid Iuliomagus heette. - DE TURONEN woonden in Touraine. Hun hoofdstad heette Caesarodunum (=Tours).Terug naar tekst
3.41.1. ACILIUS AVIOLA: Deze was legatus pro praetore van Gallia Lugdunensis.Terug naar tekst
3.43.1 VERDER VERWIJDERD: Dat garnizoen lag namelijk aan de Rijn, want de troepen die de opstand van de Andecaven en Turonen hadden neergeslagen kwamen niet in aanmerking om tegen de Aedui te worden ingezet.Terug naar tekst
3.43.1. AUGUSTODUNUM: Dit is het huidige Autun. Augustus had daar een school gesticht voor de liberalia studia, een soort universiteit. In de boerenopstand van 285 na Chr. werd Autun, inclusief haar school, door brand verwoest. Op het einde van de derde eeuw na Chr. hield de beroemde redenaar Eumenius te Autun een redevoering waarin hij aandrong op een spoedige wederopbouw van deze eens zo vermaarde school.Terug naar tekst
3.46.1. SERIEUZE VIJANDEN: Geringschattend bedoeld: 'Deze Aeduers zijn geen partij voor jullie; ze zijn eigenlijk te min voor de Romeinen die al met de Germanen, veel geduchtere tegenstanders, hebben afgerekend'.Terug naar tekst
3.48.1. SULPICIUS QUIRINUS: P.Sulpicius Quirinus, zie Ann.II,30,4. Hij was consul in 12 v Chr; gouverneur van Azië tussen 7 v Chr en 2 na Chr, werd vervolgens benoemd tot gouverneur over de jonge C.Caesar. Tijdens Tiberius'verblijf - ballingschap - op Rhodos interesseerde Quirinus zich in hoge mate voor hem.Terug naar tekst
3.48.1. HOMONADENSERS: een bergvolk dat in de Taurus in rotsholen woonde.Terug naar tekst
3.48.2. MARCUS LOLLIUS: Deze was vóór Quirinus mentor van Gaius Caesar geweest, namelijk in 1 en 2 na Chr. In 25 v Chr was hij de eerste Legatus pro Praetore van Galatië; consul in 21 v Chr.; Legatus pro Praetore van Germanië in 16 v Chr. Lollius viel later in ongenade en stierf vermoedelijk door vergiftiging [wellicht zelfmoord].Terug naar tekst
3.50.4. MAJESTEITSSCHENNIS: Lepidus geeft hiermee een zachte wenk dat het twijfelachtig is of tegen Clutorius een vonnis te vellen is op grond van de Lex Maiestatis. Maar, dit in het midden gelaten, is de hoogste strafmaat die deze wet kent de straf die Lepidus voorstelt. Wij weten uit deze plaats dat de straf op majesteitsschennis verbanning is met vermogensconfiscatie.Terug naar tekst
3.51.2. STAATSARCHIEF: In het aerarium, in de Saturnustempel op de Capitolijnse heuvel, was het staatsarchief. De senaatsbesluiten waren niet geldig voordat ze daar waren gedeponeerd.Terug naar tekst
3.52.2. AEDIELEN: Hier in hun functie van marktmeesters.Terug naar tekst
3.54.5. ONS: dwz de senatoren.Terug naar tekst
3.55.1. ACTIUM: In de slag bij Actium had Augustus [toen nog Octavianus] in 31 v Chr Marcus Antonius verslagen.Terug naar tekst
3.55.1. SERVIUS GALBA: in 68 na Chr als opvolger van Nero.Terug naar tekst
3.56.1. TRIBUNICISCHE BEVOEGDHEID: 'Tribunicia potestas'. Het ambt van volkstribuun bleef, zoals alle staatsambten, onder het principaat voortbestaan. De 'keizers' heetten nooit 'Tribuni Plebis' maar Augustus schiep in de trinubicia potestas, die hij zich voor de duur van zijn leven liet verlenen, een van de aanduidingen van de allerhoogste positie. De keizerlijke macht vormde zich door een kunstmatige opeenhoping van de hoogste waardigheden die de Republiek had gekend.Terug naar tekst
3.58.1. SERVIUS MALUGINENSIS: Deze was van de beschikbare oud-consuls het eerst aan de beurt om te mogen loten om een consulaire provincie en moest, daar Africa bij buitengewone maatregel van bestuur aan Blaesus was toegevallen, Asia zonder verdere loting krijgen.Terug naar tekst
3.58.2. OPPERPRIESTERS: De 'Pontifices' vormden een college van oorspronkelijk 4, na 300 v Chr., 8, en sedert Sulla van 15 priesters die onder voorzitterschap van de pontifex maximus het toezicht hadden op de gehele godsdienst en de godsdienstige gebruiken en op de gewichtigste gebeurtenissen van het jaar, die zij in de 'Annales Maximi' optekenden.Terug naar tekst
3.58.2. CORNELIUS MERULA: Deze was flamen Dialis in 87 v Chr. en doodde zich toen voor het altaar na de terugkeer van Marius en Cinna. Het flamonium Diale werd door Augustus opnieuw ingesteld in 11 v Chr.Terug naar tekst
3.59.1. DE OPPERPRIESTER: in dit geval dus Tiberius.Terug naar tekst
3.61.1. HET DODEN VAN DE CYCLOPEN: Apollo had de Cyclopen gedood om hen te straffen omdat zij de bliksem hadden gesmeed waarmee zijn zoon Aesculapius was gedood door de hand van Iuppiter, nadat hij Hippolytus het leven had teruggegeven. Apollo werd uit de hemel weggejaagd en hoedde voortaan de kudden van de koning van Thessalië.Terug naar tekst
3.61.2. DE OORLOG: Er is een oorlog geweest tussen Dionysus en de Amazonen, waarover ook Plutarchus schrijft. Eén der Amazones wordt als stichteres van de stad Smyrna genoemd. Zie annalen 4.56.1Terug naar tekst
3.62.1. MAGNESIA: de stad Magnesia aan de Meander.Terug naar tekst
3.62.2. APHRODISIAS EN STRATIONICEA: Aphrodisias: een stad in Phrygië op de grens met Carië - Strationicea: ligt in Carië.Terug naar tekst
3.62.3. HIEROCAESARIA: dit ligt in Lydië.Terug naar tekst
3.62.3. DE PERZISCHE DIANA: De op deze wijze door de Grieken aangeduide godin is een personificatie van de levenwekkende kracht in de natuur. Zij werd voorgesteld met veel borsten en was omringd door allerlei dieren. Of deze godheid werkelijk Perzisch is, staat niet vast.Terug naar tekst
3.63.2. PERGAMON: stad in Mysië, het tegenwoordige Pergamo.Terug naar tekst
3.63.3. ZMYRNA: = Smyrna, de hoofdstad van Ionië.Terug naar tekst
3.63.3. TENOS: één van de Cycladen.Terug naar tekst
3.63.3. SARDES: de hoofdstad van Lydië.Terug naar tekst
3.63.4. MILESIERS: Milete ligt in Carië.Terug naar tekst
3.64.1 IULIA AUGUSTA: = Livia, zie Ann.I,8.Terug naar tekst
3.64.3 VIJFTIENMANNEN: dit was een priestercollege dat het toezicht had op de Sibyllijnse boeken, op de dienst van Apollo en andere griekse godheden, en op het brengen van de zoenoffers, door de Sibyllijnse boeken voorgeschreven, om de voortekens te bezweren.Terug naar tekst
3.64.3 ZEVENMANNEN: een uit 3 ['tresviri'], later uit 7 mannen ['septemviri'] bestaand priestercollege dat bij de openbare spelen moest zorgen voor de gastmalen van de goden.Terug naar tekst
3.64.4 FETIALEN: de fetiales vormden een college van 20 priesters die, van staatswege gestuurd, onder godsdienstige formaliteiten, vrede, wapenstilstand of verbonden sloten. Zij eisten van staten die verbonden hadden verbroken of Rome hadden beledigd, genoegdoening; als die werd geweigerd, verklaarden zij de oorlog.Terug naar tekst
3.65.2 MEELOPERS IN DE SENAAT: 'pedarii senatores' zijn die senatoren die gewend waren 'pedibus ire in sententiam ab aliis dictam'; die dus zelf geen voorstel deden, maar zich bij anderen plachten aan te sluiten. Men moet zich voorstellen dat stemmingen in de senaat plaatsvonden door toe te lopen naar, en te gaan staan bij diegene die een voorstel geformuleerd had.Terug naar tekst
3.66.1. BRUTTEDIUS NIGER: Deze was retor en historicus; betrokken in de samenzwering van Seianus benam hij zich het leven.Terug naar tekst
3.66.1. LUCIUS COTTA: Deze was evenals Scipio Africanus consul geweest. Er bestond tussen hen beiden een oude vete. Het proces wegens afpersing dateert van het jaar 138 v Chr.[correctie 17/03/08]Terug naar tekst
3.66.1. SERVIUS GALBA: een redenaar die praetor was geweest van Lusitanië. Hij had op één dag 30.000 Lusitaniërs laten afslachten. In staat van beschuldiging gesteld in 149 v Chr. wist hij het publiek met zijn tranen en pathos zo te roeren dat hij werd vrijgesproken.Terug naar tekst
3.66.1. PUBLIUS RUTILIUS: was geschiedschrijver en vermaard advocaat, was de mededinger van M.Scaurus geweest voor het consulaat. Hij werd niet benoemd en beschuldigde Scaurus van omkoperij maar verloor het proces en werd toen op zijn beurt door zijn rivaal aangeklaagd op dezelfde beschuldiging. Hij werd consul in 105 v Chr. en werd in 93 of 92 veroordeeld wegens afpersing.Terug naar tekst
3.66.1. MARCUS SCAURUS: was consul in 115 v Chr.; censor in 109, en sedert 115 princeps senatus. De aanklacht waarop Tacitus doelt, dateert uit 116 v Chr. Terug naar tekst
3.67.3. OPENBARE WAARNEMER: Wie zijn goederen zelf bestuurde stelde één van zijn vertrouwde slaven tot 'waarnemer' aan als toezichthouder over de andere slaven. Zo'n waarnemer heette 'actor'. Zo had ook de Overheid een slaaf die zaken waarnam bij de staatskas en die toezicht hield op de andere slaven; en omdat deze 'actor' bij de 'res publica' was, werd hij 'actor publicus' genoemd.Terug naar tekst
3.68.1. VOLESUS MESSALA: was consul in 5 na Chr. en daarna proconsul van Asia. Hij had daar een opstand ontketend door zijn wreed optreden.Terug naar tekst
3.68.2. GYAROS: een van de Cycladen, een onherbergzaam oord.Terug naar tekst
3.68.2. ATIA: De moeder van Augustus stamde uit de gens Atia; zijn grootvader was Marcus Atius Balbus. De moeder van Silanus was hoogstwaarschijnlijk Aemilia Lepida, achterkleindochter van Augustus, daar Iulia Secunda haar moeder was geweest.Terug naar tekst
3.69.6. CYTHNOS: een van de Cycladen.Terug naar tekst
3.71.3. AULUS POSTUMIUS: deze was flamen van Mars en consul. Deze opmerking slaat op gebeurtenissen uit het jaar 242 v Chr. tijdens de eerste Punische Oorlog. A. Postumius zou toen het bevel over het leger op Sicilië in handen nemen maar de pontifex maximus dwong hem in Rome te blijven omdat hij flamen van Mars was.Terug naar tekst
3.71.3. VOLGDE OP MALUGINENSIS: Dit was waarschijnlijk Fonteius Capito.Terug naar tekst
3.72.1 PAULUS: De basilieken waren gebouwen waarin rechtspraak werd gehouden. Ook waren zij vergaderplaatsen voor zakenlieden. De basilica Aemilia was één van de mooiste monumenten van Rome en lag aan het Forum. De fundamenten hiervoor zijn gelegd in 50 v Chr. door de consul Lucius Aemilius Paulus, de grootvader van deze Marcus Lepidus. De basilica werd afgebouwd na de burgeroorlogen en ingewijd door de zoon van de initiatiefnemer die ook Lucius Aemilius Paulus heette. Hij brandde af in 14 v Chr. Een andere Aemilius bouwde hem weer op met financiële steun van Augustus.Terug naar tekst
3.73.2. SPARTACUS: een Thraciër, gladiator van beroep, ontvluchtte in 73 v Chr. met een 70-tal gladiatoren de gladiatorenschool in Capua en wist ontevreden elementen onder de slaven om zich heen te verzamelen. Hun aantal was 120.000. Zo ontketende hij de slavenoorlog waarin hij zelfs Rome bedreigde. In 71 maakten Crassus en Pompeius er een einde aan.Terug naar tekst
3.73.2. CONSULAIRE LEGERS: namelijk de legers van de consuls Gnaeus Lentulus en Lucius Gellius in 72 v Chr.Terug naar tekst
3.73.2. SERTORIUS: Quintus Sertorius [122-72] ontketende in de jaren 80 - 72 in Spanje een opstand, die lange tijd voor de Romeinen een ernstige bedreiging vormde. In 72 werd hij door Perperna vermoord.Terug naar tekst
3.73.2. MITHRIDATES: namelijk in de 3e Mithridatische oorlog van 74 - 63.Terug naar tekst
3.74.2. LEPTITANEN: de bewoners van Leptis [Lepcis] minor - tegenwoordig Lamta - aan de kust tussen Thapsus en Hadrumetum.Terug naar tekst
3.74.2. GARAMANTEN: die woonden aan de andere kant van het Atlasgebergte, in Fezzan.Terug naar tekst
3.74.2. CIRTENSERS: Cirta is het tegenwoordige Constantine.Terug naar tekst
3.74.3. OUDE PROVINCIE: de 'Oude Provincie' omvatte Carthago en het gebied daaromheen. De 'Nieuwe Provicie' besloeg de gebieden die door Iulius Caesar waren veroverd op koning Iuba van Numidië in 46 v Chr. Een deel hiervan werd door Augustus weer afgestaan aan de jongere Iuba [zie Ann.4,5].Terug naar tekst
3.75.1. ASINIUS SALONINUS: Deze was de zoon van Asinius Gallus. Asinius Pollio, zijn grootvader, had Salone in Dalmatië ingenomen. De bijnaam 'Saloninus' herinnert hieraan. Asinius Gallus heeft voor het eerst deze bijnaam gevoerd. Deze huwde met een dochter van Agrippa; van hem is sprake in Ann.1,12 en 13; en ann 6,23Terug naar tekst
3.75.1. ECHTGENOOT VAN ZIJN KLEINDOCHTER: Hij was uitverkoren om met een dochter van Germanicus te trouwen.Terug naar tekst
3.75.1. STUDIE VAN HET RECHT: De 'studia civilia' waren de welsprekendheid en de rechtsgeleerdheid.Terug naar tekst
3.75.2. TWEE SIERADEN: Labeo en Capito. Zij zijn de voorgangers geweest van de grote juristenscholen die gedurende vrijwel de hele keizertijd tegenover elkaar hebben gestaan en die naar latere leiders 'Sabinani' en 'Proculiani' zijn genoemd.Terug naar tekst
3.76.1. IUNIA: Servilia, de halfzuster van Cato Uticensis, was eerst gehuwd met M.Iunius Brutus. Uit dit huwelijk stamde M.Brutus, de moordenaar van Gaius Iulius Caesar. Daarna huwde zij met D.Iunius Silanus [consul in 62 v Chr.]. Deze Silanus was de vader van de Iunia van wie hier sprake is.Terug naar tekst
3.76.1. PHILIPPI: In 42 v Chr. werden bij Philippi in Macedonië Brutus en Cassius verslagen door Octavianus en Antonius.Terug naar tekst
3.76.2. MANLIËRS: de zoon van T.Manlius Torquatus, die consul was in 165 v Chr., was door adoptie in de familie der Iunii Silani gekomen.Terug naar tekst
3.76.2. QUINTIËRS: van de familierelatie tussen de gens Iunia en de gens Quinctia is niets bekend.Terug naar tekst
3.76.2. CASSIUS EN BRUTUS: De beelden van Cassius en Brutus waren wel niet verboden maar mochten niet in het openbaar getoond worden.Terug naar tekst