4.53.2. Sed Caesar non ignarus quantum ex re publica peteretur, ne tamen offensionis aut metus manifestus foret sine responso quamquam instantem reliquit. Id ego, a scriptoribus annalium non traditum, repperi in commentariis Agrippinae filiae quae Neronis principis mater vitam suam et casus suorum posteris memoravit. | 4.53.2. Maar de keizer, die maar al te goed doorzag van welk groot staatsbelang haar verzoek was maar toch niet blijk wilde geven van gekwetstheid of vrees verliet haar zonder antwoord, hoezeer zij ook aandrong. Dit voorval, dat niet is overgeleverd door de kroniekschrijvers, heb ik aangetroffen in de memoires van haar dochter Agrippina, die als moeder van keizer Nero haar eigen leven en de lotgevallen van de haren te boek heeft gesteld.
Caput LIV
|
Hoofdstuk 54
|
4.54.1. Ceterum Seianus maerentem et improvidam altius perculit, immissis qui per speciem amicitiae monerent paratum ei venenum, vitandas soceri epulas. Atque illa simulationum nescia, cum propter discumberet, non vultu aut sermone flecti, nullos attingere cibos, donec advertit Tiberius, forte an quia audiverat; idque quo acrius experiretur, poma, ut erant adposita, laudans nurui sua manu tradidit. Aucta ex eo suspicio Agrippinae et intacta ore servis tramisit. | 4.54.1. Maar Seianus heeft haar in haar smart en zonder dat zij daarop verdacht was, nog dieper getroffen door lieden op haar af te sturen die haar onder de schijn van vriendschap moesten waarschuwen dat er vergif voor haar klaargemaakt was, dat ze niet moest gaan eten bij haar schoonvader. En toen zij, onbeholpen in geveins, in zijn buurt aanlag, kwam zij niet uit de plooi in gezichtsuitdrukking of conversatie, raakte geen voedsel aan, totdat Tiberius het merkte, bij toeval of omdat hij het gehoord had; en, om haar scherper op de proef te stellen, prees hij de vruchten zoals die daar gerangschikt lagen en bood er eigenhandig een aan zijn schoondochter aan. Als gevolg hiervan nam de argwaan bij Agrippina toe en zonder die met haar mond aangeraakt te hebben gaf ze hem door aan haar dienaren. |
4.54.2. Nec tamen Tiberii vox coram secuta, sed obversus ad matrem non mirum ait si quid severius in eam statuisset a qua veneficii insimularetur. Inde rumor parari exitium neque id imperatorem palam audere, secretum ad perpetrandum quaeri. | 4.54.2. Toch volgde hierop geen woord van Tiberius tot haar ten overstaan van het gezelschap, maar hij wendde zich tot zijn moeder en zei dat het geen wonder was als hij wat streng opgetreden was tegen haar door wie hij van gifmengerij werd beschuldigd. Vandaar het gerucht dat haar ondergang werd voorbereid en dat de keizer dit niet openlijk aandurfde en dat er gezocht werd naar een heimelijke kans om het te regelen. |
Caput LV
|
Hoofdstuk 55
|
4.55.1. Sed Caesar quo famam averteret adesse frequens senatui legatosque Asiae ambigentes quanam in civitate templum statueretur pluris per dies audivit. Undecim urbes certabant, pari ambitione, viribus diversae. Neque multum distantia inter se memorabant de vetustate generis, studio in populum Romanum per bella Persi et Aristonici aliorumque regum. |
4.55.1. Maar de keizer woonde, om daarmee de geruchten de kop in te drukken, vaak de senaatsvergaderingen bij en verleende meerdere dagen audiëntie aan gezanten uit Asia die kibbelden over de vraag in welke stad de tempel gebouwd mocht worden. Elf steden wedijverden hierover met gelijke eerzucht maar verschillend in middelen. En ook verschilden onderling de argumenten niet veel die zij aanvoerden over de ouderdom van hun volk, hun aanhankelijkheid tegenover het Romeinse volk gedurende de oorlogen tegen Perses, Aristonicus en andere koningen. |
4.55.2. Verum Hypaepeni Trallianique Laodicenis ac Magnetibus simul tramissi ut parum validi; ne Ilienses quidem, cum parentem urbis Romae Troiam referrent, nisi antiquitatis gloria pollebant. Paulum addubitatum quod Halicarnasii mille et ducentos per annos nullo motu terrae nutavisse sedes suas vivoque in saxo fundamenta templi adseveraverant. Pergamenos (eo ipso nitebantur) aede Augusto ibi sita satis adeptos creditum. Ephesii Milesiique, hi Apollinis, illi Dianae caerimonia occupavisse civitates visi. Ita Sardianos inter Zmyrnaeosque deliberatum. |
4.55.2. Maar de Hypaepenen en Trallianen zijn met de Laodicenen en Magneten gepasseerd als van te weinig betekenis. Zelfs de bewoners van Ilium konden, hoewel zij vermeldden dat Troje de moederstad van de stad Rome was, zich slechts laten gelden door hun roem in de Oudheid. Enig weifelen veroorzaakten de Halicarnassiërs met hun verzekering dat hun woonplaats gedurende 1200 jaar door geen enkele aardbeving geschokt was en dat de fundamenten van de tempel op natuurlijk rotsgesteente zouden komen rusten. De Pergamenen werden beschouwd als voldoende voorzien omdat een tempel van Augustus daar al stond (en daarop baseerden ze nou net hun aanspraken). De Ephesiërs en Milesiërs werden geacht hun steden al rijkelijk toegerust te hebben, de eersten met de eredienst voor Diana, de laatsten met die voor Apollo. Dus ging de beraadslaging tussen de bewoners van Sardes en Smyrna. |
4.55.3. Sardiani decretum Etruriae recitavere ut consanguinei: nam Tyrrhenum Lydumque Atye rege genitos ob multitudinem divisisse gentem; Lydum patriis in terris resedisse, Tyrrheno datum novas ut conderet sedes; et ducum e nominibus indita vocabula illis per Asiam, his in Italia; auctamque adhuc Lydorum opulentiam missis in Graeciam populis cui mox a Pelope nomen. |
4.55.3. De bewoners van Sardes lazen een decreet voor van de Etruriërs inhoudende dat zij bloedverwanten waren: Tyrrhenus en Lydus, zonen van koning Atys, hadden immers het volk onderling verdeeld omdat het te talrijk was. Lydus was blijven wonen in zijn vaderland, Tyrrhenus was het beschoren dat hij een nieuwe staat zou stichten; en naar de namen van hun leiders waren aan de eersten in Asia namen gegeven, aan de laatsten in Italia. En vergroot was nog de macht der Lydiërs door het zenden van volken naar dat deel van Griekenland dat daarna zijn naam ontleende aan Pelops. |
4.55.4. Simul litteras imperatorum et icta nobiscum foedera bello Macedonum ubertatemque fluminum suorum, temperiem caeli ac dites circum terras memorabant. |
4.55.4. Tevens maakten zij melding van documenten van bevelhebbers en verdragen die met ons gesloten waren in de Macedonische oorlog en van de grote opbrengst van hun rivieren, de mildheid van hun klimaat en de rijke landen in hun omgeving. |
Caput LVI
|
Hoofdstuk 56
|
4.56.1. At Zmyrnaei repetita vetustate, seu Tantalus Iove ortus illos, sive Theseus divina et ipse stirpe, sive una Amazonum condidisset, transcendere ad ea, quis maxime fidebant, in populum Romanum officiis, missa navali copia non modo externa ad bella sed quae in Italia tolerabantur; seque primos templum urbis Romae statuisse, M. Porcio consule, magnis quidem iam populi Romani rebus, nondum tamen ad summum elatis, stante adhuc Punica urbe et validis per Asiam regibus. |
4.56.1. Maar de bewoners van Smyrna haalden hun ouderdom van stal, hetzij Tantalus, geboren uit Iuppiter, hetzij Theseus, eveneens van goddelijke afkomst, hetzij één van de Amazonen, hun stad had gesticht. Daarna gingen zij over op datgene waarop zij het meest hun vertrouwen stelden, namelijk hun aan het Romeinse volk bewezen diensten daar zij een zeemacht gestuurd hadden niet alleen voor het voeren van oorlogen in het buitenland maar ook voor die waarmee men in Italia te kampen had. Ook hadden zij als eersten een tempel voor de stad Rome gebouwd, onder het consulaat van Marcus Porcius, toen weliswaar de macht van het Romeinse volk al groot was maar toch nog niet op haar hoogtepunt gekomen was omdat Carthago nog bestond en krachtige koninkrijken in Asia. |
4.56.2. Simul L. Sullam testem adferebant, gravissimo in discrimine exercitus ob asperitatem hiemis et penuriam vestis, cum id Zmyrnam in contionem nuntiatum foret, omnes qui adstabant detraxisse corpori tegmina nostrisque legionibus misisse. Ita rogati sententiam patres Zmyrnaeos praetulere. Censuitque Vibius Marsus ut M. Lepido, cui ea provincia obvenerat, super numerum legaretur qui templi curam susciperet. Et quia Lepidus ipse deligere per modestiam abnuebat, Valerius Naso e praetoriis sorte missus est. |
4.56.2. Tevens haalden zij Lucius Sulla als getuige aan, hoe, toen diens troepen in zeer grote behoeftigheid verkeerden wegens de grimmigheid van de winter en hun gebrek aan kleding en hoe, toen dit te Smyrna aan de volkvergadering bericht was, alle aanwezigen hun lichaamsbedekking uitgetrokken hadden en naar onze legioenen gestuurd hadden. Zodoende hebben de senatoren, naar hun mening gevraagd, de voorkeur gegeven aan Smyrna. En Vibius Marsus deed het voorstel om aan Marcus Lepidus, onder wiens hoede deze provincie gekomen was, een buitengewoon gezant toe te kennen met de opdracht zorg te dragen voor de tempel. En omdat Lepidus uit bescheidenheid weigerde zelf iemand te kiezen is bij loting Valerius Naso, een oud-praetor, met deze missie belast. |
Caput LVII
|
Hoofdstuk 57
|
4.57.1. Inter quae diu meditato prolatoque saepius consilio tandem Caesar in Campaniam, specie dedicandi templa apud Capuam Iovi, apud Nolam Augusto, sed certus procul urbe degere. Causam abscessus quamquam secutus plurimos auctorum ad Seiani artes rettuli, quia tamen caede eius patrata sex postea annos pari secreto coniunxit, plerumque permoveor num ad ipsum referri verius sit, saevitiam ac libidinem cum factis promeret, locis occultantem.
| 4.57.1. Intussen is de keizer, na dit plan lang overwogen en meer dan eens uitgesteld te hebben, uiteindelijk toch naar Campanie vertrokken, zogenaamd om een tempel in te wijden voor Juppiter bij Capua, bij Nola voor Augustus, maar in werkelijkheid vastbesloten z'n leven ver van de stad door te brengen. Hoewel ik als oorzaak van zijn vertrek, in navolging van de meeste geschiedschrijvers, verwezen heb naar de intriges van Seianus, vraag ik me toch vaak af of de reden niet eerder bij hemzelf gezocht moet worden omdat hij, toen hij toch de moord op hem [=Seianus] voltrokken had, zes jaren daarna in dezelfde afzondering is blijven wonen, om te proberen door zijn verblijfplaats te verbergen wat hij door zijn daden aan wreedheid en wellust aan de dag bracht. |
4.57.2. Erant qui crederent in senectute corporis quoque habitum pudori fuisse: quippe illi praegracilis et incurva proceritas, nudus capillo vertex, ulcerosa facies ac plerumque medicaminibus interstincta; et Rhodi secreto vitare coetus, recondere voluptates insuerat. | 4.57.1. Sommigen meenden dat hij op hogere leeftijd zich ook voor zijn uiterlijk geschaamd heeft: hij had immers een zeer mager en gebogen, lang lichaam, een kruin zonder een sprietje haar, een gezicht vol zweren en meestal met pleisters overdekt; ook tijdens zijn afzondering op Rhodos had hij zich er aan gewend om bijeenkomsten te mijden en zijn uitspattingen te verbergen. |
4.57.3. Traditur etiam matris impotentia extrusum quam dominationis sociam aspernabatur neque depellere poterat, cum dominationem ipsam donum eius accepisset. Nam dubitaverat Augustus Germanicum, sororis nepotem et cunctis laudatum, rei Romanae imponere, sed precibus uxoris evictus Tiberio Germanicum, sibi Tiberium adscivit. Idque Augusta exprobrabat, reposcebat. | 4.57.1. Er wordt ook overgeleverd dat hij door de heerszucht van zijn moeder verjaagd is, die hij een deelgenootschap in de heerschappij misgunde maar toch ook niet opzij kon schuiven omdat hij de heerschappij zelf als geschenk van haar gekregen had. Want Augustus had nog overwogen om Germanicus, de kleinzoon van zijn zus en door allen geprezen, aan het hoofd van het Romeinse rijk te stellen, maar door de smeekbeden van zijn echtgenote overgehaald heeft hij Tiberius Germanicus laten adopteren en zelf Tiberius geadopteerd. En dit wierp Augusta hem steeds voor de voeten en hiervoor eiste ze genoegdoening. |
|
Caput LVIII
|
Hoofdstuk 58
|
4.58.1. Profectio arto comitatu fuit: unus senator consulatu functus, Cocceius Nerva, cui legum peritia, eques Romanus praeter Seianum ex inlustribus Curtius Atticus, ceteri liberalibus studiis praediti, ferme Graeci, quorum sermonibus levaretur. | 4.58.1. Hij vertrok met een klein gevolg: één senator, oud-consul Cocceius Nerva, een ervaren rechtsgeleerde, en, afgezien van Seianus, een Romeins ridder uit de hoogste rangen: Curtius Atticus; de overigen waren wetenschappers, merendeels Grieken, door wier conversatie hij hoopte opgemonterd te worden. |
4.58.2. Ferebant periti caelestium iis motibus siderum excessisse Roma Tiberium ut reditus illi negaretur. Unde exitii causa multis fuit properum finem vitae coniectantibus vulgantibusque; neque enim tam incredibilem casum providebant ut undecim per annos libens patria careret. | 4.58.1. Astrologen meldden dat Tiberius uit Rome vertrokken was onder een gesternte dat hem een terugkeer ontzegde. Dat betekende voor velen die overhaaste conclusies trokken en die conclusies aan de grote klok hingen de oorzaak van hun ondergang; zij konden immers niet een zo ongeloofwaardig lot voorzien dat hij gedurende elf jaar vrijwillig zijn vaderstad zou verlaten. |
4.58.3. Mox patuit breve confinium artis et falsi veraque quam obscuris tegerentur. Nam in urbem non regressurum haud forte dictum: ceterorum nescii egere, cum propinquo rure aut litore et saepe moenia urbis adsidens extremam senectam compleverit. | 4.58.3. Spoedig werd de smalle marge duidelijk tussen kunde en charlatanerie en hoe de waarheid door raadsels werd verhuld. Want niet naar willekeur was gezegd dat hij niet naar de stad zou terugkeren; voor de rest handelden zij zonder kennis van zaken, omdat hij op het platteland in de buurt of aan de kust en vaak vlak bij de stadsmuren verblijvend een zeer hoge leeftijd heeft bereikt. |
|
Caput LIX
|
Hoofdstuk 59
|
4.59.1. Ac forte illis diebus oblatum Caesari anceps periculum auxit vana rumoris praebuitque ipsi materiem cur amicitiae constantiaeque Seiani magis fideret. Vescebantur in villa cui vocabulum Speluncae, mare Amunclanum inter et Fundanos montes, nativo in specu. Eius os lapsis repente saxis obruit quosdam ministros. | 4.59.1. En toevallig versterkte een hachelijk gevaar waaraan de keizer in die dagen blootgesteld werd nog de ijdele prietpraat en bood hemzelf reden om nog meer te vertrouwen op de vriendschap en betrouwbaarheid van Seianus. Men hield een maaltijd op een landgoed dat Spelunca heette, tussen de Golf van Amunclae en de Fundaanse bergen, in een natuurlijke grot. Door een plotselinge lawine van rotsblokken aan de opening daarvan werden enige dienaars bedolven. |
4.59.2. Hinc metus in omnis et fuga eorum qui convivium celebrabant. Seianus genu voltuque et manibus super Caesarem suspensus opposuit sese incidentibus atque habitu tali repertus est a militibus qui subsidio venerant. Maior ex eo et quamquam exitiosa suaderet ut non sui anxius cum fide audiebatur. | 4.59.2. Als gevolg hiervan raakten allen in paniek en degenen die mee aten sloegen op de vlucht. Maar Seianus boog zich met knie, gezicht en handen over de keizer heen en blokkeerde de weg voor het vallend gesteente en is in die houding aangetroffen door de soldaten die te hulp waren geschoten. Belangrijker werd hij als gevolg hiervan en, hoe verderfelijk zijn adviezen ook waren, hij vond een gewillig oor als iemand die niet voor zijn eigen hachje beducht was. |
4.59.3. Adsimulabatque iudicis partes adversum Germanici stirpem, subditis qui accusatorum nomina sustinerent maximeque insectarentur Neronem proximum successioni et, quamquam modesta iuventa, plerumque tamen quid in praesentiarum conduceret oblitum, dum a libertis et clientibus, apiscendae potentiae properis, extimulatur ut erectum et fidentem animi ostenderet: velle id populum Romanum, cupere exercitus, neque ausurum contra Seianum qui nunc patientiam senis et segnitiam iuvenis iuxta insultet. | 4.59.3. En hij speelde de rol van rechter tegenover het nageslacht van Germanicus, na lieden aangezet te hebben om als aanklagers op te treden en vooral op Nero te azen die het eerst in aanmerking kwam voor de opvolging en, hoewel een bescheiden jongeman, toch vaak uit het oog verloor wat in gegeven omstandigheden gepast was, terwijl hij door vrijgelatenen en cliënten, belust op het verkrijgen van macht, ertoe aangezet werd om zich flink en vastberaden te tonen: dat wilde het Romeinse volk, wensten de legers en hiertegen zou ook Seianus niet durven optreden die nu tegelijkertijd solde met het geduld van een oude en de initiatiefloosheid van een jonge man. |
|
|
Terug naar Inhoudsopgave
25/04/'09
|