Aantekeningen bij Jaarboeken 3
3.3.2 STAATSBLAD: 'Diurna actorum scriptura'. In XVI,22 noemt Tacitus de 'diurna populi Romani'; in XIII,31 de 'diurna urbis acta'. Dit was een dagblad onder toezicht van de regering. Iulius Caesar had het initiatief tot het verschijnen genomen. In de tijd van de monarchie bestond de inhoud uit mededelingen over gebeurtenissen in de keizerlijke familie, geboorten, keizerlijke verordeningen, senaatsbesluiten, redevoeringen in de senaat, handelingen van de hogere ambtenaren, processen, familieberichten - dood, geboorte, huwelijk - en allerlei stadsnieuws, waarop Tacitus' opmerking in Ann. XIII,31 slaat.
Terug naar tekst
3.4.1 FAKKELS: Bij begrafenissen werden door de mensen fakkels gedragen.
Terug naar tekst
3.5.1 TICINUM: Dit is het tegenwoordige Pavia.
Terug naar tekst
3.6.3 MEGALESISCHE SPELEN: deze werden gehouden van 4 tot 10 april. Het waren theater- en circusspelen, ingesteld ter ere van Cybele, Magna Mater, Mater Idaea.
Terug naar tekst
3.7.2. NERGENS OP HAAR LICHAAM: Dit werd uitgelegd als een bewijs voor haar doortraptheid in het gifmengen. Men redeneerde: op intimidatie van Piso heeft zij zelfmoord gepleegd en natuurlijk met vergif dat gevonden is in haar kapsel. Maar haar lijk toonde niet de sporen van zelfmoord door vergiftiging. Martina kon dus ook heel goed Germanicus met vergif uit de weg hebben geruimd zonder dat dit op zijn lijk was aan te tonen. Het feit dat op het lijk van Germanicus geen sporen van de werking van vergif waren gevonden, - zie Ann.2.73.4. bewees dus niet dat Martina niet de hand in het spel had gehad. En uit vrees dat Martina zou doorslaan had Piso haar tot zelfmoord gedwongen, waardoor deze 'bewijsgronden voor zijn misdaden vernietigde'.
Terug naar tekst
3.11.1. DE VOORAFGAANDE ZOMER: Niet 'in het vorige jaar' maar in het eerste jaar van zijn campagne in Illyricum, dus in 18.
Terug naar tekst
3.14.03 **>3.14.3: Mogelijk heeft in dit hiaat gestaan dat de aanklagers eisten dat de correspondentie tussen Piso en Plancina enerzijds en Tiberius en Livia anderzijds openbaar gemaakt zou worden.
Terug naar tekst
3.14.4.: GEMONISCHE TRAPPEN: 'Gemonias [scalas]', een naar de Tiber leidende trap, uitgehakt in de rots, aan de N.W.helling van de Capitolijnse heuvel, waarlangs men in de keizertijd de lijken der misdadigers sleepte om ze vervolgens in de Tiber te werpen.
Terug naar tekst
3.17.04.: GNAEUS: Hij nam de naam Lucius aan.
Terug naar tekst
3.17.04.: ZIJN STAND: Hij was senator.
Terug naar tekst
3.18.1.: OORLOG TEGEN HET VADERLAND: Marcus Antonius had twee maal oorlog gevoerd tegen zijn vaderland, nl. in 44 en 32 v Chr.
Terug naar tekst
3.18.1. IULIUS ANTONIUS: zoon van de Triumvir, werd beschuldigd van een verhouding met Iulia en ter dood veroordeeld.
Terug naar tekst
3.19.3.: DE STAD UITGETROKKEN: Generaals of gouverneurs van provincies die met het 'Imperium' [d.w.z. met de titel 'imperator'] terugkeerden, verloren dit als zij Rome waren binnengekomen. Toen Drusus, op het ogenblik dat Germanicus' as werd bijgezet, uit Illyricum terugkeerde en Rome binnentrok, zijn 'kleine triomf' uitstellend, verloor hij zijn titel 'imperator'. Om zo weer genoemd te kunnen worden, moest hij eerst Rome verlaten en nieuwe 'auspiciën' halen om op grond daarvan opnieuw het 'imperium' te verwerven zonder welke hij geen triomftocht mocht houden.
Terug naar tekst
3.20.1.: HET VOORGAANDE JAAR: Tacitus beschrijft in dit deel van het derde boek gebeurtenissen uit het jaar 20. De overwinning van Camillus op Tacfarinas had echter plaats in 17 en niet in 19 n Chr. [Zie Ann.2.52.2.]
Terug naar tekst
3.22.2.: EEN VEROORDELING: Had Drusus van Tiberius opdracht gekregen mild te stemmen, dan had hij heus wel het eerst zijn mening kenbaar gemaakt om met de eer te gaan strijken. Maar nu liet hij anderen de kastanjes uit het vuur halen bij een veroordeling.
Terug naar tekst
3.23.1.: DE SPELEN: Vermoedelijk de Romani Magni van 4 tot 19 september; in die dagen werden alle processen opgeschort.
Terug naar tekst
3.23.1.: HET THEATER: dit is het theater van Pompeius.
Terug naar tekst
3.23.2.: SCAURUS: Scaurus was met Lepida, na haar scheiding, getrouwd.
Terug naar tekst
3.25.1.: LEX PAPIA POPPAEA: Deze dateerst uit het jaar 9 na Chr. en is genoemd naar de consules suffecti Papius Murilus en Poppaeus Secundus. Deze wet stond iedere Romeinse burger - senatoren uitgezonderd - toe te huwen met vrijgelatenen; zij verbood huwelijken met te jonge meisjes en regelde en beperkte de echtscheiding. De wet verzekerde de gehuwde man, vooral vaders van kinderen, zekere voordelen: recht van voorrang, gereserveerde plaats in het theater, maar vooral politieke rechten: het recht benoemd te worden tot gouverneur van een provincie, waar de gehuwde man voorkeur genoot boven de vrijgezel [Verg. Ann.15.19.1.]. Tegen de vrijgezellen bestond een zekere civiele discriminatie: zij mochten niet erven van een vreemde; gehuwde, maar kinderloze, mannen kregen bij erflating slechts de helft van hun erfenis toegewezen. De rest ging naar die erfgenamen die de staat kinderen hadden geschonken of anders naar de staat zelf. De goederen van vrijgezellen kwamen na hun dood te vervallen aan de staat. Als vrijgezel werd aangemerkt: iedere ongehuwde man van 25, iedere ongehuwde vrouw van 20 jaar; verder nog mannen die trouwden na hun 60e jaar, vrouwen na hun 50e.
Terug naar tekst
3.25.1.: IULISCHE WETSVOORSTELLEN: Al in 46 v Chr. had de dictator Iulius Caesar beloningen gesteld op het krijgen van kinderen. Tacitus bedoelt hier echter de 'Lex Iulia de maritandibus ordinibus', die Augustus in 18 v Chr uitvaardigde. Deze wet verbood personen uit de senatorenstand te huwen met libertinae en toneelspeelsters; maar de wet liet huwelijken toe tussen vrije burgers en vrijgelatenen. Ook waren huwelijken tussen tutor en pupilla verboden. Augustus' rigoureuze huwelijkswetgeving gaf aanleiding tot het concubinaat, een verbintenis tussen man en vrouw die leek op het huwelijk maar zonder 'affectio maritalis' en 'honor matrimonii'. Het concubinaat was geoorloofd onder de eerste keizers; later gaf Iustinianus er wettelijke beperkingen voor aan.
Terug naar tekst
3.27.1. TIENMANNEN: 'Decemviri legibus scribundis'. In 451 v Chr werd de constitutie van Rome buiten werking gesteld en algehele volmacht werd gegeven aan 10 patriciërs om een nieuwe grondwet op te stellen. Zij maakten 10 Tafelen en er werd in 450 v Chr. een nieuw college van Tienmannen gekozen om het werk te completeren. In dit nieuwe college hadden ook plebejers zitting. Een van de voornaamste leden in dit college was Appius Claudius.
Terug naar tekst
3.27.1. TWAALF TAFELS: Deze Twaalf Tafels werden gepubliceerd op het Forum in 449 v Chr in brons of hout. Het origineel is verloren gegaan toen Rome werd platgebrand door de Galliërs. Hoe de tekst precies is geweest weet men niet meer, want het origineel ontbreekt en we kennen alleen fragmenten uit de juridische en uit de lekenliteratuur. De Twaalf Tafelen bevatten regels uit alle onderdelen van de wetgeving: privaatrecht, strafrecht, procesrecht, sacraal recht en staatsrecht.
Terug naar tekst
3.27.2. DE GRACCHEN EN MANNEN ALS SATURNINUS: Tiberius Sempronius Gracchus was tribuun in 133 v Chr. Hij was de stichter van de Partij der Populares. Hij ijverde voor demokratische gedachten en methoden in de Romeinse politiek. Het meest bekend zijn z'n agrarische wetten: hij onttrok land aan de grootgrondbezitters en verdeelde het aan zetboeren die pacht betaalden aan de schatkist. - Gaius Sempronius Gracchus, broer van de vorige, was tribuun in 123 v Chr. Hij ondermijnde de autoriteit van de senaat door de klasse van de rijke zakenmensen te verenigen met de lagere burgerklasse. Hij zette het werk van zijn broer op het gebied van de agrarische hervorming krachtig voort en maakte zich sterk voor een wegennet door Italië en voor verbetering van de korentoevoer van Rome. Verder ontwikkelde hij een kolonisatieplan voor Italië en de overzeese gebieden. Ook wilde hij het Romeins burgerrecht verleend zien aan de Latijnen en de bevolking van het verdere Italië; hierin kreeg hij echter niet zijn zin. - Lucius Appuleius Saturninus was tribuun in 103 en in 100 v Chr en een revolutionair demokraat. In 100 v Chr maakte hij plannen om Romeinse kolonies te stichten in Sicilië, Griekenland en Macedonië en om veteranen naar Gallië te laten emigreren. Zijn loopbaan wordt gekenmerkt door zijn streven Griekse extreme principes toe te passen op de Romeinse politiek, naar het voorbeeld en in navolging van de Gracchen.
Terug naar tekst
3.27.2. EEN SPAAK IN HET WIEL: De wederzijdse oppositie, met gebruikmaking van het recht van veto, van de tribunen.
Terug naar tekst
3.28.1. VERNIETIGER: Hij had verordend dat de magistraten pas vijf jaar na hun ambtsvervulling in de provincie naar ambten mochten streven. Ook had hij vastgesteld dat niemand naar een overheidsambt in Rome mocht dingen tijdens zijn afwezigheid. Maar zelf liet hij zijn gouverneurschap over Spanje, dat uit zijn 2e consulaat dateerde - 55 v Chr - en dat vijf jaar zou duren, nog verlengen. Ook stemde hij er in toe dat Caesar door middel van een volksbesluit, toestemming zou krijgen naar het consulaat te streven hoewel hij afwezig was.
Zijn schoonvader Scipio had zich aan 'ambitus' [omkoping] schuldig gemaakt. Pompeius wist hem door zijn directe inmenging te behoeden voor veroordeling.
Terug naar tekst
3.28.1. DOOR WAPENGEWELD VERLOREN: namelijk in 48 v Chr bij Pharsalus.
Terug naar tekst
3.28.1. DOOR WAPENS PROBEERDE TE BESCHERMEN: Tijdens zijn consulaat had hij troepen in Rome gelegerd.
Terug naar tekst
3.28.1. GEDURENDE TWINTIG JAREN: van 48 tot 28, toen Augustus voor de 6e maal consul werd.
Terug naar tekst
3.28.2. TOEZICHTHOUDERS: 'Custodes legum', mensen die hun medeburgers bespionneerden of ze wel braaf volgens de wet leefden, geheime agenten, weldra gevaarlijke verklikkers. Dit was niet de opzet van Augustus geweest maar daartoe was het systeem ontaard. Augustus had bedoeld dat iedere burger een aanklacht zou indienen wanneer hij een medeburger een vergrijp tegen de wetten zag plegen.
Terug naar tekst
3.28.2. WAT VAN NIEMAND WAS: De 'custodes' kregen een groot deel van dergelijke 'vacantia'.
Terug naar tekst
3.29.1. TWINTIGMAN: 'Vigintiviratus', een college van ondergeschikte ambtenaren te Rome, bestaande uit III-viri capitales, III-viri monetales, IV-viri viis in Urbe purgandis, X-viri stlitibus iudicandis; tezamen 20 mannen.
Terug naar tekst
3.30.1. RIDDERDECURIËN: Onder Romeinse Ridders werden in het algemeen alle burgers verstaan, die de riddercensus hadden (zie Annalen 2,33,3). Een deel van hen had het staats-paard (equus publicus) ten teken dat zij in staatsdienst waren of tenminste tot de staatsdienst benoembaar. Dezen vormden de riddercenturiën, verdeeld in 6 turmae. Uit de ridderstand werd een lijst aangelegd van personen, geschikt om een functie bij de rechtspraak te bekleden, die in decuriën ingedeeld waren. De commissie, waarin Volusius met nog twee anderen zitting had, was tijdelijk door Augustus ingesteld.
Terug naar tekst
3.30.4. DE ENE PARTIJ [de keizer]...DE ANDERE PARTIJ [de gunstelingen].
Terug naar tekst
3.31.5. BEHANDELING: 'Exsecutio'. Dit woord heeft een dubbele betekenis: 'volvoering' (van het werk: dus de verbetering van het wegennet) en 'vervolging' annex voltrekking, nl in juridische zin. Beide betekenissen zijn in dit tekstverband aanwezig.
Terug naar tekst
3.32.1. DE BEOORDELING VAN DE SENATOREN: Anders werd deze bij loting aangewezen.
Terug naar tekst
3.33.3. EEN VROUW DE LEIDING: Met die vrouw wordt Plancina bedoeld [Zie Ann.2,55,6]; dat 'leiding geven' is sterk overdreven.
Terug naar tekst
3.33.4. LEX OPPIA: De LEX OPPIA is genoemd naar de volkstribuun Gaius Oppius. Zij dateert van 215 v Chr en is ingetrokken in 195 v Chr. De vrouw mocht niet meer dan een half ons goud bezitten, geen meerkleurige bovenkleding dragen, mocht binnen het stadsgebied van Rome, van een versterkte stad of op kleiner afstand vandaar dan een mijl niet rijden in een bespannen voertuig, anders dan voor openbare religieuze plechtigheden. [vgl. Livius XXXIV,1].
Terug naar tekst
3.36.1. HET BEELD VAN DE KEIZER: De beelden van de regerende keizer golden als geheiligd. Hiervan was een privilege van asiel het gevolg zoals bij de tempel van de 'Divus Iulius'. Vandaar dat bijv. Agrippina in Ann.IV,67 de raad krijgt om in de drukte van het Forum het standbeeld van de vergoddelijkte Augustus te omarmen. Wie het beeld van de regerende keizer omarmde genoot onschendbaarheid.
Terug naar tekst
3.37.2. BOUWPLANNEN: In tegenstelling tot de zuinige Tiberius schijnt Drusus een passie gehad te hebben voor weelderige bouwwerken.
Terug naar tekst