Publius Vergilius Maro

Ecloga 4 en Aeneis

tekst en vertaling

Inleiding

- Publius Vergilius Maro werd in 70 v Chr geboren in Andes bij Mantua uit eenvoudige maar welgestelde ouders: zijn vader had zich van knecht opgewerkt tot eigenaar van een boerenbedrijf. Hij studeerde in Cremona en Milaan en kwam daarna naar Rome om zijn opleiding te voltooien. Bij de akkerverdelingen onder oud-soldaten werd het land van zijn vader afgenomen, maar op voorspraak van invloedrijke vrienden kreeg Vergilius het terug. Hij had toen al rond 39 v Chr de aandacht getrokken met zijn eerste dichtbundel 'Eclogae' [ook wel 'Bucolica' genoemd], een verzameling herderszangen naar het voorbeeld van Theokritos. In de vierde van deze gedichten kondigde hij de geboorte van een heiland aan en de komst van een Gouden Tijdperk; christenen zagen hierin later de aankondiging van Christus' geboorte. Door Asinius Pollio kwam hij nu in contact met Maecenas, die hem aanspoorde tot meer werk.
- In 29 v Chr verscheen de 'Georgica' [Het Boerenbedrijf], een leerdicht gewijd aan landbouw, boomkweken, vee- en bijenteelt. Het had een praktisch doel: herleving van de landbouw, en was, naast zijn eigen waarneming in het bedrijf van zijn vader, gebaseerd op uitgebreide studie van griekse en latijnse vakliteratuur van o.a. Aristoteles, Theofrastos, Cato en Varro. Dankzij de dichterlijke waarde vestigde hij hiermee definitief zijn roem. - Op verzoek van Augustus begon hij nu aan een epos, dat Rome's groei tot onomstreden wereldmacht als een vervulling van goddelijke beschikking zou uitbeelden. De laatste 10 jaar van zijn leven wijdde hij zich aan deze taak, die zou resulteren in de 'Aeneis'. Voorafgaand aan de voltooiing hiervan ondernam hij een reis naar het Oosten om de landstreken te bezoeken waarin een gedeelte van de handeling van dit epos zich afspeelde. In Athene ontmoette hij Augustus, die uit het Oosten naar Rome terugkeerde, en op verzoek van de keizer sloot hij zich aan bij diens gezelschap. Bij een bezoek aan Megara werd hij ziek en enkele dagen na zijn aankomst in Brindisium stierf hij daar op 21 september van het jaar 19 v Chr, na de wens geuit te hebben dat het handschrift van zijn onafgewerkt epos verbrand zou worden. Augustus ging hier niet op in en gaf Vergilius' vrienden Varius en Tucca opdracht het werk uit te geven en het wordt algemeen als het meesterwerk der Latijnse literatuur erkend. De as van de dichter werd naar Napels overgebracht en in een graf bij de weg naar Puteoli bijgezet.


Burne-Jones, Het Rad van Fortuna
(1875-'83,Musée d'Orsay,Parijs)

de Aeneis

- Hoofdpersoon van het epos is de Trojaanse held Aeneas, zoon van de godin Venus en de menselijke vader Anchises. Naar deze Aeneas is het werk 'Aeneis' [Lied over Aeneas] getiteld. Hij ontsnapt aan de ondergang van zijn stad Troje, als die bij het einde van de Trojaanse oorlog wordt verwoest door de Grieken. Met een kleine groep volgelingen, onder wie zijn vader Anchises, zijn vrouw Creüsa en zijn zoontje Ascanius, ook Iulus genaamd, moet hij, op aanwijzing der goden een nieuwe woonplaats vinden voor de Trojaanse penaten in Italië. Het doel wordt pas na veel omzwervingen bereikt. Een storm brengt de vluchtelingen in Noord-Afrika, waar koningin Dido hem in het pas gestichte Carthago ontvangt. Wederom geleid door goddelijke beschikking versmaadt Aeneas haar liefde en het hem geboden nieuwe koninkrijk en trekt verder. Via Sicilië, waar lijkspelen worden gehouden ter ere van de nagedachtenis van Anchises, die daar een jaar tevoren [vóór de storm hen naar Afrika dreef] is begraven, belandt Aeneas in Cumae, waar hij de Sibylle raadpleegt en de gouden tak vindt die hem toegang tot de Hades verleent. Daar ontmoet hij o.a. Anchises, die hem de zielen wijst van hen die eens beroemde Romeinen zullen zijn. Daarna vaart de Trojaanse vloot de Tiber op. Orakels hebben Latinus, koning van Latium al verkondigd, dat zijn dochter Lavinia, een vreemdeling zal huwen. Zij is echter al toegezegd als echtgenote aan de koning der Rutuliërs, Turnus. In de dan volgende strijd krijgt Aeneas steun van koning Euander. Tenslotte brengt een tweegevecht met Turnus de overwinning aan Aeneas.
Op veel manieren worden oude legenden en dichterlijke fantasieën verweven met de latere geschiedenis van Rome, zodat het epos een symbool van nationale grootheid wordt: Venus, Dido, Iulus, Latium, Sibylle, de ongeboren zielen in de onderwereld, en vooral het steeds weer ingrijpen van de goddelijke machten, die vervulling van het 'fatum' [de onafwendbare lotsbeschikking] eisen. - Reeds in de Oudheid werd Vergilius op school gelezen ten behoeve van het onderwijs in grammatika en versbouw, als voorbeeld voor stijloefeningen, als bron voor onderwerpen in de retorika-lessen en natuurlijk ook als literair werk. Deze bewondering voor het werk bleef zo in de Middeleeuwen en leverde veel onzinnigs op in de vorm van allegorische verklaringen. Van de andere kant inspireerde deze bewondering Dante: in zijn 'Divina Commedia' koos hij Vergilius tot wijze leidsman op zijn tocht door hel en vagevuur. In Frankrijk en Duitsland verschenen in die tijd romans in verzen naar episoden uit de Aeneis. In Nederland verwerkte Joost van den Vondel in zijn 'Gijsbrecht van Aemstel' hele stukken, soms letterlijk, van Aeneis boek 2 [ondergang van Troje]. In moderne tijd bleef vooral in Italië en Frankrijk deze grote bewondering bestaan, maar bestudering van Griekse voorbeelden, voornamelijk Homerus en Theokritus, gaf de waardering een meer reële en gematigde basis.

Overzicht

Van Vergilius is tot nu toe op deze site beschikbaar:

De vierde Ecloga

en van de Aeneis de volgende boeken:

Inhoud van Aeneis boek 1