Inhoud van Aeneis boek 9

  • 9, 314 - 449 Het verloop van de expeditie van Nisus en Euryalus.
  • 9, 450 - 671 Bij de strijd doodt Ascanius Numanus.
  • 9, 672 - 818 Turnus vecht zich het kamp in en richt een bloedbad aan.

Aeneis 9, 1 - 76

Juno brengt Turnus tot een aanval op het Trojaanse kamp.

- Atque ea diuersa penitus dum parte geruntur,
Irim de caelo misit Saturnia Iuno
audacem ad Turnum. luco tum forte parentis
Pilumni Turnus sacrata ualle sedebat.
ad quem sic roseo Thaumantias ore locuta est:




5
- Terwijl nu dit plaats vond ver weg bij de andere partij,
zond Juno, dochter van Saturnus, Iris vanuit de hemel
naar de dappere Turnus. Juist zat toen Turnus in het heiligdom
van zijn voorvader Pilumus in een gewijd dal.
Tot hem sprak Thaumas' dochter als volgt met rozerode mond:
'Turne, quod optanti diuum promittere nemo
auderet, uoluenda dies en attulit ultro.
Aeneas urbe et sociis et classe relicta
sceptra Palatini sedemque petit Euandri.
nec satis: extremas Corythi penetrauit ad urbes




10
'Turnus, wat geen van de goden zou durven beloven aan iemand
met wensen, zie, dat heeft het verloop van deze dag vanzelf geregeld.
Aeneas is op weg naar het rijk van Euander op de Palatijn
met achterlating van de stad, zijn mannen en de vloot.
Maar dat niet alleen: hij drong door tot de uiterste steden van Corythus
Lydorumque manum, collectos armat agrestis.
quid dubitas? nunc tempus equos, nunc poscere currus.
rumpe moras omnis et turbata arripe castra.'
dixit, et in caelum paribus se sustulit alis
ingentemque fuga secuit sub nubibus arcum.




15
en ronselde Lydiërs, riep de boeren te wapen.
Wat aarzel je nog? Nu is het tijd om paarden en wagens te vorderen;
stop elk gedraal en verover het kamp dat nergens op verdacht is!'
Na deze woorden voer ze weer hemelwaarts met wiekende vleugels
en trok op haar vlucht een reusachtige boog onder de wolken.
agnouit iuuenis duplicisque ad sidera palmas
sustulit ac tali fugientem est uoce secutus:
'Iri, decus caeli, quis te mihi nubibus actam
detulit in terras? unde haec tam clara repente
tempestas? medium uideo discedere caelum




20
Toen herkende de jongeman haar, hief beide handen ten hemel
en riep haar in haar vlucht als volgt na:
'Iris, parel aan de hemel, wie zond u door de wolken
naar de aarde? Vanwaar zo plotseling dit heldere weer?
Ik zie de hemel in het midden openbreken en aan het zwerk
palantisque polo stellas. sequor omina tanta,
quisquis in arma uocas.' et sic effatus ad undam
processit summoque hausit de gurgite lymphas
multa deos orans, onerauitque aethera uotis.
Iamque omnis campis exercitus ibat apertis




25
de hemellichamen draaien. Zo grote tekens volg ik,
wie je ook bent die oproept ten strijde'. En met deze uitspraak
stapte hij naar het water en schepte het vocht uit de stroom
en bad luid tot de goden, overlaadde de lucht met beloften.
- Toen trok heel het leger de open velden op
diues equum, diues pictai uestis et auri;
Messapus primas acies, postrema coercent
Tyrrhidae iuuenes, medio dux agmine Turnus:
ceu septem surgens sedatis amnibus altus



30
rijk aan paarden, rijk aan met goud bestikte bekleding.
Messapus voerde de eerste linies aan, Tyrrhus' zonen
hielden de laatste in toom, Turnus leidde het midden:
zoals de Ganges oprijst, gevoed door zeven rustige stromen,
per tacitum Ganges aut pingui flumine Nilus
cum refluit campis et iam se condidit alueo.
hic subitam nigro glomerari puluere nubem
prospiciunt Teucri ac tenebras insurgere campis.
primus ab aduersa conclamat mole Caicus:




35
en kalm zijn weg vervolgt of de Nijl met zijn vruchtbare stroom
van de velden zich terugtrekt en zich weer bergt in zijn bedding.
Nu zien de Teucriërs plotseling een wolk zich samenpakken
van zwarte stof en duisternis op de velden opstijgen.
Als eerste roept Caicus alarm vanuit het vijandgerichte bolwerk:
'quis globus, o ciues, caligine uoluitur atra?
ferte citi ferrum, date tela, ascendite muros,
hostis adest, heia!' ingenti clamore per omnis
condunt se Teucri portas et moenia complent.
namque ita discedens praeceperat optimus armis




40
'Wat voor wolk, burgers, wentelt zich daar in een duistere nevel?
Haal vlug de wapens, geef speren aan, beklim de muren,
vlug, de vijand is nabij' en onder een geweldig geschreeuw
stromen de Teucriërs binnen de poorten en vullen de muren.
Want bij zijn vertrek had Aeneas, goed krijgsman, aan de krijgers bevolen:
Aeneas: si qua interea fortuna fuisset,
neu struere auderent aciem neu credere campo;
castra modo et tutos seruarent aggere muros.
ergo etsi conferre manum pudor iraque monstrat,
obiciunt portas tamen et praecepta facessunt,




45
als intussen een noodlottig voorval zich voordeed,
dan mochten zij geen veldslag aandurven of zich op de vlakte begeven;
nee, slechts het kamp en de omwalde muren beveiligen.
Dus barricaderen ze, hoewel gène en woede dringt tot een slag,
slechts de poorten en geven gehoor aan zijn opdracht,
armatique cauis exspectant turribus hostem.
Turnus, ut ante uolans tardum praecesserat agmen
uiginti lectis equitum comitatus et urbi
improuisus adest, maculis quem Thracius albis
portat equus cristaque tegit galea aurea rubra,




50
en wachten gewapend de vijand af vanuit de dekking der torens.
- Turnus was vóór de trage tros snel vooruitgegaan
en verscheen, vergezeld door twintig uitgelezen ruiters,
onverwacht voor de vesting, gedragen door een Thracische appelschimmel
en bedekt met een gouden helm met een rode helmbos:
'ecquis erit mecum, iuuenes, qui primus in hostem—?
en,' ait et iaculum attorquens emittit in auras,
principium pugnae, et campo sese arduus infert.
clamorem excipiunt socii fremituque sequuntur
horrisono; Teucrum mirantur inertia corda,




55
'Wie, mannen, zal met mij als eerste de vijand bestoken?
Kijk hier'. En met deze woorden slingert hij zijn speer met een zwaai
de lucht in: teken tot de strijd, en draaft strijdlustig te velde.
Zijn makkers nemen de krijgskreet over en volgen met huiveringwekkend
gehuil; verlamd slaan de Teucriërs hen gade,
non aequo dare se campo, non obuia ferre
arma uiros, sed castra fouere. huc turbidus atque huc
lustrat equo muros aditumque per auia quaerit.
ac ueluti pleno lupus insidiatus ouili
cum fremit ad caulas uentos perpessus et imbris




60
niet mogen zij zich naar het slagveld begeven, niet de vijand
met wapens het hoofd bieden, maar binnen het kamp blijven.
In galop bekijkt Turnus overal de muren en zoekt naar een toegang
langs onbegaanbaar terrein. En zoals een wolf een stal vol schapen
beloert en huilt aan de stal, wind en regen trotserend
nocte super media; tuti sub matribus agni
balatum exercent, ille asper et improbus ira
saeuit in absentis; collecta fatigat edendi
ex longo rabies et siccae sanguine fauces:
haud aliter Rutulo muros et castra tuenti




65
tot diep in de nacht: de lammeren blaten, veilig onder hun ooien,
maar hij gaat, buiten zichzelf, tegen hen te keer; zij blijven onbereikbaar;
zijn lang opgekropte razernij prikkelt nog zijn vraatzucht,
en ook zijn keel die naar bloed smacht:
juist zo ontbrandt de razernij bij de Rutuliër, als hij muren
ignescunt irae, duris dolor ossibus ardet.
qua temptet ratione aditus, et quae uia clausos
excutiat Teucros uallo atque effundat in aequum?
classem, quae lateri castrorum adiuncta latebat,
aggeribus saeptam circum et fluuialibus undis,




70
en schanswerk inspecteert, frustratie gloeit in zijn merg.
Op welke manier moet hij toegang verkrijgen en welke truc
kan de Teucriërs uit de omwalling verdrijven en over de vlakte verspreiden?
Op de vloot stormt hij af, verscholen tegen de flank van het kamp,
rondom ingebed door omwalling en ook door klotsende golven,
inuadit sociosque incendia poscit ouantis
atque manum pinu flagranti feruidus implet.
tum uero incumbunt (urget praesentia Turni),
atque omnis facibus pubes accingitur atris.
diripuere focos: piceum fert fumida lumen
taeda et commixtam Volcanus ad astra fauillam.





en vraagt zijn meehuilende vrienden om vuur
en een fakkel van pijnhout grijpt hij met zijn vuisten.
Dan slaan ook zij toe [onder druk van Turnus' presentie]
en heel de meute rust zich uit met walmende fakkels;
zij plunderen het haardvuur: daar voert de walmende toorts
peklicht en Vulcanus stijgt met as gemengd naar de sterren.

Aeneis 9, 77 - 175

Trojaanse schepen worden nimfen; Turnus' interpretatie.

Quis deus, o Musae, tam saeua incendia Teucris
auertit? tantos ratibus quis depulit ignis?
dicite: prisca fides facto, sed fama perennis.
tempore quo primum Phrygia formabat in Ida



80
- Welke god, Muzen, weerde zo hevige branden af voor de Trojanen?
Wie verdreef zo groot vuur bij de schepen vandaan?
Zeg me dat: oud is het geloof in het feit, maar de roem eeuwig.
- De mare gaat dat in de tijd dat Aeneas op de Phrygische Ida
Aeneas classem et pelagi petere alta parabat,
ipsa deum fertur genetrix Berecyntia magnum
uocibus his adfata Iouem: 'da, nate, petenti,
quod tua cara parens domito te poscit Olympo.
pinea silua mihi multos dilecta per annos,




85
zijn vloot bouwde en zich klaarmaakte de diepten van de zee op te zoeken,
de moeder der goden, Berecynthia zelf, tot de grote Jupiter sprak
met de volgende woorden: 'Willig, mijn zoon, het verzoek in,
dat je dierbare moeder je doet nu je de Olympus bedwongen hebt.
Een pijnboombos stond vele jaren, mij toegewijd als heilig woud,
lucus in arce fuit summa, quo sacra ferebant,
nigranti picea trabibusque obscurus acernis..
has ego Dardanio iuueni, cum classis egeret,.
laeta dedi; nunc sollicitam timor anxius angit..
solue metus atque hoc precibus sine posse parentem,




90
boven op de top: daar werden mij offers gebracht;
donker was het van zwarte pek en ahornhouten stammen,
die heb ik het Dardaanse krijgsvolk, toen het een vloot nodig had,
royaal gegeven: maar nu maakt een angstige vrees mij onrustig,
bevrijd mij van die vrees en laat ik, je moeder, dit met mijn bede vermogen:
ne cursu quassatae ullo neu turbine uenti.
uincantur: prosit nostris in montibus ortas.'.
filius huic contra, torquet qui sidera mundi:.
'o genetrix, quo fata uocas? aut quid petis istis?.
mortaline manu factae immortale carinae




95
dat zij geen schipbreuk lijden bij hun vaart, ook niet door een windhoos:
laat het een uitkomst betekenen dat die stammen op mijn berg is gegroeid'.
Hierop antwoordde haar zoon, die de sterren aan het firmament rondvoert:
'Moeder, waartoe roep je het noodlot op? Wat vraag je hiermee?
Zal het geoorloofd zijn dat schepen, door mensenhand vervaardigd,
fas habeant? certusque incerta pericula lustret
Aeneas? cui tanta deo permissa potestas?
immo, ubi defunctae finem portusque tenebunt
Ausonios olim, quaecumque euaserit undis
Dardaniumque ducem Laurentia uexerit arua,




100
onsterfelijk mogen zijn? Zal Aeneas dan zonder gevaar hachelijke avonturen
doorstaan? Welke god is een zo grote invloed gegund?
Nee, maar zodra zij na het vervullen van hun plicht hun Ausonische
bestemming zullen bereiken, dan zal ik alle schepen die de zee zijn ontkomen
en de Dardaanse leider naar het Laurentisch gebied hebben gevoerd,
mortalem eripiam formam magnique iubebo
aequoris esse deas, qualis Nereia Doto
et Galatea secant spumantem pectore pontum.'
dixerat idque ratum Stygii per flumina fratris,
per pice torrentis atraque uoragine ripas




105
van hun vergankelijke vorm bevrijden en ze promoveren
tot godinnen van de zee, zoals Nereus' dochters Doto en
Galatea de schuimende zee met hun borst doorklieven'.
Dat had hij beloofd en hieraan getrouw had hij ingestemd met een knik
bij de Styx, de rivier van zijn broer, met pekstroming razend
adnuit, et totum nutu tremefecit Olympum.
Ergo aderat promissa dies et tempora Parcae
debita complerant, cum Turni iniuria Matrem
admonuit ratibus sacris depellere taedas.
hic primum noua lux oculis offulsit et ingens




110
langs zwarte oevers, en liet heel de Olympus trillen door zijn knik.
Nu was dus de beloofde dag aangebroken en hadden de Lotsgodinnen
de beloofde tijd doen verstrijken, toen Turnus' onrecht de godenmoeder
ertoe maande de fakkels te verdrijven van de gewijde schepen.
Nu schitterde een licht, nieuw voor de ogen en een reusachtige glans
uisus ab Aurora caelum transcurrere nimbus
Idaeique chori; tum uox horrenda per auras
excidit et Troum Rutulorumque agmina complet:
'ne trepidate meas, Teucri, defendere nauis
neue armate manus; maria ante exurere Turno




115
zag men vanaf het Oosten de hemel langs scheren,
en ook Ida's reien. Toen klonk een huiveringwekkende stem door
het luchtruim en drong door de linies van Trojanen en Rutuliërs:
'Vrees niet, Teucriërs, mijn schepen te verdedigen
en wapen je niet; eerder zal Turnus vergund worden de zeeën
quam sacras dabitur pinus. uos ite solutae,
ite deae pelagi; genetrix iubet.' et sua quaeque
continuo puppes abrumpunt uincula ripis
delphinumque modo demersis aequora rostris.
ima petunt. hinc uirgineae (mirabile monstrum)




120
te verbranden dan het pijnhout, aan mij gewijd. Ga, jullie, bevrijd,
ga heen als zeegodinnen; de moeder beveelt het.' Daarop verbrak
schip na schip zijn trossen van de wal
en als dolfijnen doken de stevens onder het water
op weg naar de diepten. Van hier [een wonderlijk teken],
reddunt se totidem facies pontoque feruntur. 122
Obstipuere animis Rutuli, conterritus ipse
turbatis Messapus equis, cunctatur et amnis
rauca sonans reuocatque pedem Tiberinus ab alto.



125
duiken zij op als even veel meisjesgestalten en zwemmen naar zee.
- De Rutuliërs staan verstomd, zelfs Messapus wordt geslagen met schrik
nu zijn paarden gaan steigeren, ook de rivier houdt zich in
met donderend geraas en de Tiber stroomt terug van de zee.
at non audaci Turno fiducia cessit;
ultro animos tollit dictis atque increpat ultro:
'Troianos haec monstra petunt, his Iuppiter ipse
auxilium solitum eripuit: non tela neque ignis
exspectant Rutulos. ergo maria inuia Teucris,




130
Maar niet zakt bij de dappere Turnus de moed,
gedreven spreekt hij moed in en gedreven bijt hij rond:
'Op de Trojanen slaat dit teken, hen heeft Jupiter
hun gebruikelijke hulp ontnomen: wapens noch vuur
staan de Rutuliërs te wachten! Nu rest de Teukriërs slechts onbegaanbare zee
nec spes ulla fugae: rerum pars altera adempta est,
terra autem in nostris manibus, tot milia gentes
arma ferunt Italae. nil me fatalia terrent,
si qua Phryges prae se iactant, responsa deorum;
sat fatis Venerique datum, tetigere quod arua




135
en geen hoop meer nog te ontkomen: elk alternatief is verdwenen.
Maar het land ligt in onze hand, zoveel duizenden stammen
heffen de wapens voor Italia. Geen lotgevallen jagen mij nog schrik aan,
zelfs als de Phrygiërs pronken op weerklank bij de goden;
genoeg is vergund aan het Lot en aan Venus, nu de Trojanen
fertilis Ausoniae Troes. sunt et mea contra
fata mihi, ferro sceleratam exscindere gentem
coniuge praerepta; nec solos tangit Atridas
iste dolor, solisque licet capere arma Mycenis.
"sed periisse semel satis est": peccare fuisset




140
het gebied hebben bereikt van het vruchtbaar Ausonia. Ook ik heb
van mijn kant mijn lot: te zwaard dat crimineel volk uit te roeien,
dat mij mijn verloofde ontstal: niet alleen de Atriden overkwam
die ellende, niet alleen Mycene mocht daarom gaan vechten.
"Maar één ondergang is toch wel genoeg?" : ja, het zou genoeg zijn geweest
ante satis, penitus modo non genus omne perosos
femineum. quibus haec medii fiducia ualli
fossarumque morae, leti discrimina parua,
dant animos; at non uiderunt moenia Troiae
Neptuni fabricata manu considere in ignis?




145
om één keer de fout in te gaan en niet bijna heel het vrouwengeslacht
te haten. Nu rest hen slechts vertrouwen in deze omwalling tussen ons in,
het oponthoud van een grachtje, onnozele scheiding van de dood,
dat geeft hun moed! Maar ze hebben toch gezien dat de muren van Troje,
gebouwd door de hand van Neptunus, in vuur verzonk?
sed uos, o lecti, ferro qui scindere uallum
apparat et mecum inuadit trepidantia castra?
non armis mihi Volcani, non mille carinis
est opus in Teucros. addant se protinus omnes
Etrusci socios. tenebras et inertia furta




150
Maar jullie, elitetroepen, wie maakt zich gereed met het zwaard
de omwalling te slechten en dringt samen met mij de bange veste in?
ik heb Vulcanus' werktuig niet nodig, geen duizend schepen
tegen de Teucriërs! Laten ze gerust nog alle hulp van Etrusken werven:
vrees de duisternis niet en een overval in de slaap
Palladii caesis late custodibus arcis
ne timeant, nec equi caeca condemur in aluo:
luce palam certum est igni circumdare muros.
haud sibi cum Danais rem faxo et pube Pelasga
esse ferant, decimum quos distulit Hector in annum.




155
na een moordpartij op de wachters van Pallas' burcht;
ook verstoppen wij ons niet stiekem in de buik van een paard:
Het staat vast met overal daglicht de muren met vuur in te sluiten.
Zij moeten niet denken dat ik aan de gang blijf met Danaërs
en Pelagische knapen, die Hektor tien jaren lang wist tegen te houden.
nunc adeo, melior quoniam pars acta diei,
quod superest, laeti bene gestis corpora rebus
procurate, uiri, et pugnam sperate parari.'
interea uigilum excubiis obsidere portas
cura datur Messapo et moenia cingere flammis.




160
Welnu, aangezien al het beste deel van de dag is verstreken,
zorg nu dan, mannen, dat je de rest goed besteedt, tevreden over
het goede verloop,en reken erop dat een krijgsplan gemaakt wordt'.
Intussen geeft hij Messapus opdracht de poorten te bezetten
met wachtposten en de muren met vuur te omsluiten.
bis septem Rutuli muros qui milite seruent
delecti, ast illos centeni quemque sequuntur
purpurei cristis iuuenes auroque corusci.
discurrunt uariantque uices, fusique per herbam
indulgent uino et uertunt crateras aenos.




165
Twee maal zeven Rutuliërs worden geselecteerd om met krijgers
de muren te bewaken, en elk wordt gesteund door honderd man,
met purperen helmbos en schitterend van goud.
Zij verspreiden zich naar alle kanten en, verspreid over het gras,
genieten zij van de wijn en slaan koperen bokalen achterover
conlucent ignes, noctem custodia ducit
insomnem ludo.
- Haec super e uallo prospectant Troes et armis
alta tenent, nec non trepidi formidine portas
explorant pontisque et propugnacula iungunt,




170
Vuren vlammen op en zonder te slapen brengen de wakers
de nacht door met spel.
- Hierop kijken de Trojanen vanaf de omwalling uit en zij bewaken
gewapend de hoogten; ook onderzoeken zij, zenuwachtig gehaast,
de poorten en leggen bruggen naar het bolwerk vooraan.
tela gerunt. instat Mnestheus acerque Serestus,
quos pater Aeneas, si quando aduersa uocarent,
rectores iuuenum et rerum dedit esse magistros.
omnis per muros legio sortita periclum
excubat exercetque uices, quod cuique tuendum est.




175
Wapens leggen zij klaar. Mnestheus maant hen en de felle Serestus,
die vader Aeneas opdroeg, als tegenslag zich mocht voordoen,
leiding te geven aan de krijgers en alles te regelen.
Heel het leger, verspreid over de muren, waakt over de toebedachte taak
en vervult de beurt, die elkeen is opgedragen.

Terug naar boven

Aeneis 9, 176 - 313.

Nisus en Euryalus.

- Nisus erat portae custos, acerrimus armis,
Hyrtacides, comitem Aeneae quem miserat Ida
uenatrix iaculo celerem leuibusque sagittis,
et iuxta comes Euryalus, quo pulchrior alter
non fuit Aeneadum Troiana neque induit arma,




180
- Nisus, een verwoed krijger, de zoon van Hyrtacus, was poortwachter;
door de jageres Ida was hij als metgezel voor Aeneas gestuurd,
snel met de speer en de lichte pijlen;
Euryalus stond hem bij: die was de mooiste metgezel
van Aeneas die de Trojaanse wapens voerde,
ora puer prima signans intonsa iuuenta.
his amor unus erat pariterque in bella ruebant;
tum quoque communi portam statione tenebant.
Nisus ait: 'dine hunc ardorem mentibus addunt,
Euryale, an sua cuique deus fit dira cupido?




185
een jongen nog, met in zijn ongeschoren gezicht nog slechts baarddons.
Unieke genegenheid bond hen en zij trokken samen ten strijde;
toen ook bewaakten zij de poort met een gedeelde wachtpost.
Nisus sprak: 'Vervullen de goden de harten met deze strijdlust,
Euryalus, of wordt juist voor ieder zijn drift tot een godheid?
aut pugnam aut aliquid iamdudum inuadere magnum
mens agitat mihi, nec placida contenta quiete est.
cernis quae Rutulos habeat fiducia rerum:
lumina rara micant, somno uinoque soluti
procubuere, silent late loca. percipe porro




190
Mijn gemoed prikkelt mij allang ofwel de strijd aan te gaan ofwel iets anders
van belang te ondernemen, en is niet tevreden met deze gezapige rust.
Zie je welk een vertrouwen in de gang van zaken bij de Rutuliërs heerst:
hier en daar flikkeren wat lichten, overmand door slaap en wijn
zijn ze gaan slapen, overal heerst stilte. Luister dan
quid dubitem et quae nunc animo sententia surgat.
Aenean acciri omnes, populusque patresque,
exposcunt, mittique uiros qui certa reportent.
si tibi quae posco promittunt (nam mihi facti
fama sat est), tumulo uideor reperire sub illo




195
wat ik overweeg en welk plan nu bij mij opkomt.
Allen, volk en voornaamsten, verlangen Aeneas hierheen te halen
en mannen uit te zenden met een duidelijke rapportage.
Als ze beloven, wat ik voor je eis (voor mij is de roem van de daad
al voldoende) dan geloof ik aan de voet van die heuvel een weg
posse uiam ad muros et moenia Pallantea.'
obstipuit magno laudum percussus amore
Euryalus, simul his ardentem adfatur amicum:
'mene igitur socium summis adiungere rebus,
Nise, fugis? solum te in tanta pericula mittam?




200
te kunnen vinden naar de muren en stad van Pallas'.
Euryalus stond perplex, getroffen door zijn groot verlangen
naar roemrijke daden en sprak daarop tot zijn vurige vriend:
'Weiger je dan mij als maat te betrekken in zo belangrijke zaken,
Nisus? Moet ik jou op je eentje zo grote gevaren laten trotseren?
non ita me genitor, bellis adsuetus Opheltes,
Argolicum terrorem inter Troiaeque labores
sublatum erudiit, nec tecum talia gessi
magnanimum Aenean et fata extrema secutus:
est hic, est animus lucis contemptor et istum




205
Niet zo heeft mijn vader Opheltes, doorkneed in de oorlogvoering,
mij als zijn zoon opgevoed in de vreselijke Argolische beproeving
van de Trojaanse oorlog en niet heb ik me met jou zo laten kennen
bij het volgen van de fiere Aeneas in de grootste gevaren
Hier, hier klopt een hart dat de dood tart en die eer waarnaar jij streeft
qui uita bene credat emi, quo tendis, honorem.'
Nisus ad haec: 'equidem de te nil tale uerebar,
nec fas; non ita me referat tibi magnus ouantem
Iuppiter aut quicumque oculis haec aspicit aequis.
sed si quis (quae multa uides discrimine tali)




210
mag geacht worden terecht met het leven betaald te worden'.
Hierop sprak Nisus: 'Heus, ik vreesde niets dergelijks van jou,
dat zou niet passen; zo waar als de grote Juppiter of wie ook maar
met welwillend oog hierop toeziet, mij succesvol terugvoert voor jou.
Maar als tegenslag [hoeveel ligt daarvan niet bij een dergelijke onderneming
si quis in aduersum rapiat casusue deusue,
te superesse uelim, tua uita dignior aetas.
sit qui me raptum pugna pretioue redemptum
mandet humo, solita aut si qua id Fortuna uetabit,
absenti ferat inferias decoretque sepulcro.




215
op de loer] of als een godheid het ten kwade keert,
dan zou ik willen dat jij verder leeft: jouw jeugd verdient leven meer.
Laat er dan iemand zijn die mijn lichaam, ontrukt aan de strijd of vrijgekocht,
begraaft, of als misschien het Lot deze normale rite verbiedt, moge hij mij,
ofschoon afwezig, dan de onderwereld inleiden en eren met een graf.
neu matri miserae tanti sim causa doloris,
quae te sola, puer, multis e matribus ausa
persequitur, magni nec moenia curat Acestae.
ille autem: 'causas nequiquam nectis inanis
nec mea iam mutata loco sententia cedit.




220
Laat ik ook niet de oorzaak van droefenis zijn voor je moeder,
die, m'n jongen, als enige van zoveel moeders, jou heeft durven vergezellen
en zich niet verschuilt in de stad van de grote Acestes.
Euryalus antwoordde echter: 'Vergeefs knoop je loze argumenten aaneen
en mijn mening, reeds gevormd, verandert daardoor niet.
acceleremus' ait, uigiles simul excitat. illi
succedunt seruantque uices; statione relicta
ipse comes Niso graditur regemque requirunt.
Cetera per terras omnis animalia somno
laxabant curas et corda oblita laborum:




225
Laten we ons haasten', zei hij en hij wekte de wachtposten.
Die treden aan en lossen hen af; na het verlaten van de wachtpost
gaat hij met Nisus mee, samen op weg naar de koning.
- Alle overige leven op aarde ontspant zich in slaap,
legt zijn zorgen af, het hart is zijn zorgen vergeten:
ductores Teucrum primi, delecta iuuentus,
consilium summis regni de rebus habebant,
quid facerent quisue Aeneae iam nuntius esset.
stant longis adnixi hastis et scuta tenentes
castrorum et campi medio. tum Nisus et una




230
maar de leiders van de Teucriërs, een keur van mannen,
hielden een beraad over de dringende staatszaken:
wat te doen en wie Aeneas moest informeren.
Geleund op hun lange speren, hun schild in de hand,
stonden zij op de open plaats midden in het kamp.
Euryalus confestim alacres admittier orant:
rem magnam pretiumque morae fore. primus Iulus
accepit trepidos ac Nisum dicere iussit.
tum sic Hyrtacides: 'audite o mentibus aequis
Aeneadae, neue haec nostris spectentur ab annis




235
Dan vragen Nisus en met hem Euryalus dringend om toegang:
het zou gaan om een belangrijke kwestie, de aandacht waard.
Iulus voorop laat de aandringers toe en geeft Nisus het woord.
Dan spreekt de zoon van Hyrtacus: 'Luister welwillend, Aeneaden,
en meet het plan dat wij voorstellen niet af aan onze jeugdige leeftijd.
quae ferimus. Rutuli somno uinoque soluti
conticuere. locum insidiis conspeximus ipsi,
qui patet in biuio portae quae proxima ponto.
interrupti ignes aterque ad sidera fumus
erigitur. si fortuna permittitis uti




240
De Rutuliërs zijn, verdoofd door slaap en wijn, tot zwijgen gebracht;
zelf hebben we een plaats voor een sluipweg gezien,
die loopt langs een vertakking bij de poort die het dichtst bij de zee ligt.
Daar ontbreken de vuren en de rook van de andere stijgt zwart op
naar de sterren. Als jullie ons toestaan dit geluk te benutten
quaesitum Aenean et moenia Pallantea,
mox hic cum spoliis ingenti caede peracta
adfore cernetis. nec nos uia fallit euntis:
uidimus obscuris primam sub uallibus urbem
uenatu adsiduo et totum cognouimus amnem.'




245
om Aeneas op te zoeken en Pallas' stad, dan zul je weldra
ons hier weer zien verschijnen, beladen met krijgsbuit
na een fiks bloedbad; wij zullen ons niet vergissen in het pad:
wij hebben de rand van de stad in duistere dalen zien liggen
bij de jacht en de hele loop van de stroom hebben we leren kennen'.
hic annis grauis atque animi maturus Aletes:
'di patrii, quorum semper sub numine Troia est,
non tamen omnino Teucros delere paratis,
cum talis animos iuuenum et tam certa tulistis
pectora.' sic memorans umeros dextrasque tenebat




250
Hierop sprak Aletes, respectabel door leeftijd en wijsheid:
'Goden der vaadren, onder wier hoede Troje steeds staat,
gij hebt de Teucriërs toch niet helemaal verloren laten gaan,
wanneer ge zulke moed en vastberadenheid bij de jeugd
laat zien'. Met dezde woorden pakte hij beider schouder en rechterhand
amborum et uultum lacrimis atque ora rigabat.
'quae uobis, quae digna, uiri, pro laudibus istis
praemia posse rear solui? pulcherrima primum
di moresque dabunt uestri: tum cetera reddet
actutum pius Aeneas atque integer aeui




255
en vergoot tranen over zijn gezicht met de woorden:
'Wat voor beloning, mannen, hoe moet ik menen zulke loffelijke daden
waardig te kunnen belonen? Eerstens schenken de goden
en jullie karakter het mooiste: voorts zullen de plichtsgetrouwe Aeneas
terstond en de jonge Ascanius voor altijd
Ascanius meriti tanti non immemor umquam.'
'immo ego uos, cui sola salus genitore reducto,'
excipit Ascanius 'per magnos, Nise, penatis
Assaracique larem et canae penetralia Vestae
obtestor, quaecumque mihi fortuna fidesque est,




260
een zo grote verdienste indachtig zijn'.
Hier viel Ascanius hem bij:' Werkelijk, Nisus, in wiens handen ons
enige heil ligt door de terugkeer van vader, ik zweer jullie bij
de machtige penaten, de Lar van Assaracus en de tempel
van de grijze Vesta: wat ik maar heb aan geluk en vertrouwen,
in uestris pono gremiis. reuocate parentem,
reddite conspectum; nihil illo triste recepto.
bina dabo argento perfecta atque aspera signis
pocula, deuicta genitor quae cepit Arisba,
et tripodas geminos, auri duo magna talenta,




265
ik leg het in jullie schoot. Haal mijn vader terug, breng hem weer
voor ons aanschijn; na zijn terugkomst is alle benauwenis weg.
Elk twee bokalen zal ik schenken, gedreven uit zilver en zwaar
van versiering, die mijn vader buitmaakte bij de val van Arisba,
ook een tweetal drievoeten, twee zware talenten aan goud,
cratera antiquum quem dat Sidonia Dido.
si uero capere Italiam sceptrisque potiri
contigerit uictori et praedae dicere sortem,
uidisti, quo Turnus equo, quibus ibat in armis
aureus; ipsum illum, clipeum cristasque rubentis




270
een antiek mengvat dat de Sidonische Dido hem schonk.
Indien het echter mij ten deel valt Italia te veroveren en
het gezag te verkrijgen en de buit te verdelen: heb je gezien
op wat voor paard Turnus, gehuld in goud, en in wat voor
wapens hij voorttrok? Dat paard, schild en vlammende helmbos zal ik
excipiam sorti, iam nunc tua praemia, Nise.
praeterea bis sex genitor lectissima matrum
corpora captiuosque dabit suaque omnibus arma,
insuper his campi quod rex habet ipse Latinus.
te uero, mea quem spatiis propioribus aetas




275
aan de loting onttrekken, die beloof ik jou, Nisus, nu al als prijs.
Bovendien geeft mijn vader je twaalf slavinnen, moeders mooisten,
en krijgsgevangenen met wapens en al, daarnaast nog eens
de domeinen die koning Latinus als privébezit heeft.
Jou, waarlijk, die dichter mijn leeftijd volgt,
insequitur, uenerande puer, iam pectore toto
accipio et comitem casus complector in omnis.
nulla meis sine te quaeretur gloria rebus:
seu pacem seu bella geram, tibi maxima rerum
uerborumque fides.' contra quem talia fatur




280
achtenswaardige knaap, neem ik van ganser hart in mijn armen
als mijn metgezel in alle omstandigheden.
Geen roem zal zonder jou in mijn leven gezocht worden:
zij het in vrede zij het in oorlog, in jou stel ik het meeste vertrouwen
in daden en woorden'. Hem antwoordde daarop
Euryalus: 'me nulla dies tam fortibus ausis
dissimilem arguerit; tantum fortuna secunda
haud aduersa cadat. sed te super omnia dona
unum oro: genetrix Priami de gente uetusta
est mihi, quam miseram tenuit non Ilia tellus




285
Euryalus: 'Mij moge geen dag ooit betrappen als anders
dan voor deze zo stoutmoedige onderneming; slechts het lot
kan mij maken of breken. Maar jou vraag ik meer dan alle geschenken
slechts dit ene: uit Priamus' oude stam leeft mijn moeder nog;
haar, arme, hield noch het Trojaanse land vast,
mecum excedentem, non moenia regis Acestae.
hanc ego nunc ignaram huius quodcumque pericli
inque salutatam linquo (nox et tua testis
dextera), quod nequeam lacrimas perferre parentis.
at tu, oro, solare inopem et succurre relictae.




290
- zij trok mee met mij weg - noch ook de stad van koning Akestes.
Haar laat ik nu achter, onwetend van deze gevaarlijke expeditie,
en zonder afscheid te nemen (de nacht en uw hand zijn mijn getuigen),
omdat ik niet de tranen van mijn moeder zou kunnen verdragen.
Maar gij, bid ik, troost de arme en steun haar in haar eenzaamheid.
hanc sine me spem ferre tui, audentior ibo
in casus omnis.' percussa mente dedere
Dardanidae lacrimas, ante omnis pulcher Iulus,
atque animum patriae strinxit pietatis imago.
tum sic effatur:




295
Laat ik deze verwachting van u mogen koesteren, met des te meer durf
zal ik alles trotseren'. Diep getroffen veegden de Dardanen de tranen
uit hun ogen, met name de mooie Iulus,
want dit beeld van zijn liefde tot zijn vader trof hem diep.
Toen sprak hij als volgt:
'sponde digna tuis ingentibus omnia coeptis.
namque erit ista mihi genetrix nomenque Creusae
solum defuerit, nec partum gratia talem
parua manet. casus factum quicumque sequentur,
per caput hoc iuro, per quod pater ante solebat:




300
'Reken op elke beloning: zij zijn jouw geweldige onderneming waard;
want zij zal mij tot moeder zijn en slechts de naam Creüsa ontberen,
geen geringe dank verdient ze door zo'n zoon te baren.
Welk lot ook deze daad is beschoren ik zweer je dit
bij mijn hoofd, waarbij voorheen mijn vader placht te zweren:
quae tibi polliceor reduci rebusque secundis,
haec eadem matrique tuae generique manebunt.'
sic ait inlacrimans; umero simul exuit ensem
auratum, mira quem fecerat arte Lycaon
Cnosius atque habilem uagina aptarat eburna.




305
wat ik jou beloof bij terugkeer na succes bij je missie,
datzelfde blijft in stand voor je moeder en je geslacht'.
- Zo sprak hij onder tranen, tegelijk haalde hij van zijn schouder
het gouden zwaard dat Lykaon van Knossos met verbijsterende
kunde had gemaakt en voorzien van een schede van ivoor
dat Niso Mnestheus pellem horrentisque leonis
exuuias, galeam fidus permutat Aletes.
protinus armati incedunt; quos omnis euntis
primorum manus ad portas, iuuenumque senumque,
prosequitur uotis. nec non et pulcher Iulus,




310
Mnestheus overhandigt Nisus de vacht van een leeuw met ruige manen,
de trouwe Aletes verruilt zijn helm.
Snel gaan zij, zo toegerust, op weg; hen vergezelt bij hun vertrek
tot de poort heel de schare voornamen, jong en oud,
onder vrome wensen; zo ook de mooie Iulus,
ante annos animumque gerens curamque uirilem,
multa patri mandata dabat portanda; sed aurae
omnia discerpunt et nubibus inrita donant.


al vóór zijn leeftijd behept met de verantwoordelijkheid van een man,
en hij gaf hen nog veel opdrachten voor zijn vader; maar de winden
vaagden alles weg en boden het de wolken als loze gave.....

Terug naar boven

Aeneis 9, 314 - 449.

Het verloop van de expeditie van Nisus en Euryalus.

Egressi superant fossas noctisque per umbram
castra inimica petunt, multis tamen ante futuri

315
- Buitengekomen steken ze de gracht over en door het nachtelijk
duister koersen ze af op het vijandelijk kamp, eerst nog tot verderf
exitio. passim somno uinoque per herbam
corpora fusa uident, arrectos litore currus,
inter lora rotasque uiros, simul arma iacere,
uina simul. prior Hyrtacides sic ore locutus:
'Euryale, audendum dextra: nunc ipsa uocat res.




320
voor velen. Overal in het gras zien ze lichamen liggen, geveld door slaap
en door wijn, opgesteld langs de kustlijn de wagens,
tussen de leidsels en wielen de mannen, naast elkaar liggen
wapens en wijn. Als eerste verbrak Hyrtacus' zoon de stilte:
'Euryalus, nu moeten we toeslaan; de gelegenheid tart ons!
hac iter est. tu, ne qua manus se attollere nobis
a tergo possit, custodi et consule longe;
haec ego uasta dabo et lato te limite ducam.'
sic memorat uocemque premit, simul ense superbum
Rhamnetem adgreditur, qui forte tapetibus altis




325
Hier ligt onze kans! Jij moet naar alle kanten waken,
opdat geen hand zich van achteren tegen ons kan verheffen;
dan zal ik ruimte scheppen en jou langs een breed pad voorgaan'.
Zo sprak hij op gedempte toon, stapte direct met getrokken zwaard
af op Rhamnetes, die juist daar op een stapel kussens
exstructus toto proflabat pectore somnum,
rex idem et regi Turno gratissimus augur,
sed non augurio potuit depellere pestem.
tris iuxta famulos temere inter tela iacentis
armigerumque Remi premit aurigamque sub ipsis




330
uitgestrekt lag en uit alle macht lag te snurken,
vorst en tevens de meest geliefde ziener voor vorst Turnus,
maar toch kon hij met zijn zienerskunst zijn ondergang niet afweren...
Erbij trof hij drie dienaars van Remus, zorgeloos liggend tussen hun wapens,
en ook zijn wapendrager en zijn menner die hij aantrof bij de paarden
nactus equis ferroque secat pendentia colla.
tum caput ipsi aufert domino truncumque relinquit
sanguine singultantem; atro tepefacta cruore
terra torique madent. nec non Lamyrumque Lamumque
et iuuenem Serranum, illa qui plurima nocte




335
en met zijn zwaard doorkliefde hij hun bungelende nekken.
Daarop nam hij het hoofd weg van hun meester en liet de romp
bloeduitstotend achter; aarde en kussens druipen lauw
van het bloed. Ook Lamyrus en Lamus doodt hij
en de jonge Serranus: die had nog tot diep in de nacht
luserat, insignis facie, multoque iacebat
membra deo uictus—felix, si protinus illum
aequasset nocti ludum in lucemque tulisset:
impastus ceu plena leo per ouilia turbans
(suadet enim uesana fames) manditque trahitque




340
zitten gokken, opvallend in voorkomen, nu lagen, overmand,
zijn ledematen in een roes - geluk had hij gehad als hij zijn spel
de hele nacht tot de ochtend gerekt had:
als een onstilbare leeuw bij een drom schapen
(een razende honger drijft die) verslindt en plundert hij
molle pecus mutumque metu, fremit ore cruento.
nec minor Euryali caedes; incensus et ipse
perfurit ac multam in medio sine nomine plebem,
Fadumque Herbesumque subit Rhoetumque Abarimque
ignaros; Rhoetum uigilantem et cuncta uidentem,




345
het zachtaardige vee, stom van angst, en gromt met bebloede muil.
Hierbij blijft het bloedbad door Euryalus niet achter: ook hij, ontketend,
raast rond door een horde naamloos volk,
ook Fadus en Herbesus overweldigt hij, Rhoetus en Abaris,
zonder besef ervan; maar Rhoetus, op wacht en getuige van alles,
sed magnum metuens se post cratera tegebat.
pectore in aduerso totum cui comminus ensem
condidit adsurgenti et multa morte recepit.
purpuream uomit ille animam et cum sanguine mixta
uina refert moriens, hic furto feruidus instat.




350
trachtte zich te verbergen achter een groot mengvat.
Als hij opduikt stoot Euryalus hem van dichtbij zijn zwaard
tot aan het gevest in de toegewende borst en trekt het dodend terug;
hij braakt een purperen levensadem uit en geeft stervend
wijn op, met bloed gemengd; in het donker raast de ander verder.
iamque ad Messapi socios tendebat; ibi ignem
deficere extremum et religatos rite uidebat
carpere gramen equos, breuiter cum talia Nisus
(sensit enim nimia caede atque cupidine ferri)
'absistamus' ait, 'nam lux inimica propinquat.




355
Nu ging hij al af op de mannen van Messapus: daar zag hij
een laatste vuur doven en de paarden, keurig vastgebonden,
grazen, toen Nisus kortweg het volgende zei:
- hij merkte toch door een al te grote moordlust te worden meegesleept -
'Laten we het hierbij laten: het verraderlijk daglicht komt nader.
poenarum exhaustum satis est, uia facta per hostis.'
multa uirum solido argento perfecta relinquunt
armaque craterasque simul pulchrosque tapetas.
Euryalus phaleras Rhamnetis et aurea bullis
cingula, Tiburti Remulo ditissimus olim




360
Genoeg wraak is voltrokken, een weg gebaand door de vijand'.
Rijke buit van de mannen, uit massief zilver, moeten zij laten:
wapens en mengvaten en ook mooie kleden.
Euryalus rooft echter de boog van Rhamnes en zijn
gordel met gouden plaatjes, die ooit de rijke Caedicus
quae mittit dona, hospitio cum iungeret absens,
Caedicus; ille suo moriens dat habere nepoti;
post mortem bello Rutuli pugnaque potiti:
haec rapit atque umeris nequiquam fortibus aptat.
tum galeam Messapi habilem cristisque decoram




365
als cadeau zond aan Remulus van Tibur ter bezegeling van hun
vriendschap zonder ontmoeting; die schonk hem bij zijn dood
aan zijn kleinzoon; na diens dood kwam hij in handen van de Rutuliërs:
die nu roofde hij en paste ze om zijn sterke schouders, vergeefs...
Dan zet hij de de helm op van Messapus, passend, met mooie helmbos
induit. excedunt castris et tuta capessunt.
- Interea praemissi equites ex urbe Latina,
cetera dum legio campis instructa moratur,
ibant et Turno regi responsa ferebant,
ter centum, scutati omnes, Volcente magistro.




370
Dan verlaten ze het kamp en zoeken veilige oorden.
- Intussen trokken ruiters, gezonden vanuit de stad van Latinus,
terwijl het leger onder de wapens te velde verbleef,
op weg om koning Turnus antwoord te brengen,
driehonderd, allen met schilden gewapend, Volcens voerde hen aan.
iamque propinquabant castris murosque subibant
cum procul hos laeuo flectentis limite cernunt,
et galea Euryalum sublustri noctis in umbra
prodidit immemorem radiisque aduersa refulsit.
haud temere est uisum. conclamat ab agmine Volcens:




375
Ze naderden het kamp reeds tot onder aan de muren,
toen zij hen beiden op de linkerkant van de weg terug zagen gaan:
de tegemoetkomende helm, oplichtend in het schemerschijnsel
van de nacht verraadde Euryalus, daar niet op verdacht.
Die glimp bleef niet onopgemerkt; vanuit het eskadron roept Volcens luid:
'state, uiri. quae causa uiae? quiue estis in armis?
quoue tenetis iter?' nihil illi tendere contra,
sed celerare fugam in siluas et fidere nocti.
obiciunt equites sese ad diuortia nota
hinc atque hinc, omnemque aditum custode coronant.




380
'Halt, mannen. Wat moet dat? Wie zijn jullie, gewapend?
Waar gaat dat heen?' Zij geven geen antwoord
maar slaan snel op de vlucht het bos in, vertrouwend op de nacht.
De ruiters snijden hen overal af langs welbekende sluippaden
en zetten elke toegang af met een wachtpost.
silua fuit late dumis atque ilice nigra
horrida, quam densi complerant undique sentes;
rara per occultos lucebat semita callis.
Euryalum tenebrae ramorum onerosaque praeda
impediunt, fallitque timor regione uiarum.




385
Het bos was rondom ruig van struweel en donkere steeneik,
die aan alle kanten dichte doorns overwoekerden;
slechts hier en daar tekende zich een paadje af door de wirwar.
Euryalus wordt gehinderd door de verduisterde takken en zijn zware buit,
zijn schichtigheid misleidt hem in de richting van de paden.
Nisus abit; iamque imprudens euaserat hostis
atque locos qui post Albae de nomine dicti
Albani (tum rex stabula alta Latinus habebat),
ut stetit et frustra absentem respexit amicum:
'Euryale infelix, qua te regione reliqui?




390
Nisus ontkwam en reeds was hij ongemerkt de vijand ontsnapt
en de streek die later naar het woord Alba 'Albaans' is gaan heten
[in die tijd had daar koning Latinus hooggelegen stallen]
toen hij stopte en vergeefs omzag naar zij ontbrekende vriend:
'Ongelukkige Euryalus, waar ben ik je kwijtgeraakt?
quaue sequar?' rursus perplexum iter omne reuoluens
fallacis siluae simul et uestigia retro
obseruata legit dumisque silentibus errat.
audit equos, audit strepitus et signa sequentum;
nec longum in medio tempus, cum clamor ad auris




395
Hoe moet ik je vinden?' Opnieuw legt hij heel zijn ingewikkelde tocht
terug af door het bedriegelijke bos en zoekt oplettend zijn sporen
en doolt door onbekend onderhout.
Dan hoort hij paarden, hoort rumoer en geroep van achtervolgers;
en niet lang duurt het dan of een schreeuw treft zijn oren
peruenit ac uidet Euryalum, quem iam manus omnis
fraude loci et noctis, subito turbante tumultu,
oppressum rapit et conantem plurima frustra.
quid faciat? qua ui iuuenem, quibus audeat armis
eripere? an sese medios moriturus in enses




400
en hij ziet Euryalus: hem heeft de hele bende betrapt, misleid als hij was
door de bedriegelijke nachtelijke plaats en de plotselinge aanval:
zij sleuren hem mee terwijl hij vergeefs zich verzet tegen de overmacht.
Wat moest hij doen? Met welke kracht, welke wapens kon hij het durven de jongen
te redden? Soms met een zekere dood zich midden tussen de zwaarden werpen
inferat et pulchram properet per uulnera mortem?
ocius adducto torquet hastile lacerto
suspiciens altam Lunam et sic uoce precatur:
'tu, dea, tu praesens nostro succurre labori,
astrorum decus et nemorum Latonia custos.




405
en een heldhaftige dood door verwonding bespoedigen?
Snel drilt hij met gestrekte arm zijn werpspies
en bidt, opziend naar de hoge maan, deze bede:
'Gij, godin, nu aanwezig, steun onze onderneming,
gij, sieraad onder de sterren en Latoonse hoeder der wouden;
si qua tuis umquam pro me pater Hyrtacus aris
dona tulit, si qua ipse meis uenatibus auxi
suspendiue tholo aut sacra ad fastigia fixi,
hunc sine me turbare globum et rege tela per auras.'
dixerat et toto conixus corpore ferrum




410
als vader Hyrtacus ooit op uw altaren voor mij gaven aandroeg,
als ik zelf uit mijn jachtbuit die gaven heb vermeerderd
of aan uw koepel of uw gewijde gevels op heb gehangen:
laat mij dan die troep uiteenslaan en stuur mijn werptuig door de lucht'.
Na deze woorden, zich schrap zettend met heel zijn lichaam
conicit. hasta uolans noctis diuerberat umbras
et uenit auersi in tergum Sulmonis ibique
frangitur, ac fisso transit praecordia ligno.
uoluitur ille uomens calidum de pectore flumen
frigidus et longis singultibus ilia pulsat.




415
slingert hij zijn speer. Die doorklieft in zijn vlucht het nachtelijk duister,
treft de rug van de afgewende Sulmo, breekt daar af
en snelt met gespleten schacht door zijn borst.
Hij kromt zich en braakt een warme stroom uit zijn borst,
verkilt en met lange uithalen verkrampen zijn flanken.
diuersi circumspiciunt. hoc acrior idem
ecce aliud summa telum librabat ab aure.
dum trepidant, it hasta Tago per tempus utrumque
stridens traiectoque haesit tepefacta cerebro.
saeuit atrox Volcens nec teli conspicit usquam




420
Naar alle kanten kijken ze om zich heen. Maar hij, nog feller,
zie, werpt nog tweede speer langs de rand van zijn oor.
Terwijl zij schtichtig bezig zijn, vliegt de lans suizend bij Tagus
door beide slapen en blijft opgewarmd steken in zijn doorboorde hersens.
Grimmig gaat Volcens te keer maar ziet nergens de werper
auctorem nec quo se ardens immittere possit.
'tu tamen interea calido mihi sanguine poenas
persolues amborum' inquit; simul ense recluso
ibat in Euryalum. tum uero exterritus, amens,
conclamat Nisus nec se celare tenebris




425
van de speer noch waar hij woest opaf kan gaan.
'Maar jij zal me boeten met warm bloed voor beiden',
snauwt hij; tegelijk gaat hij met ontbloot zwaard af
op Euryalus. Dan pas echt buiten zinnen in zijn angst schreeuwt Nisus
het uit en kan zich niet langer verbergen in het duister
amplius aut tantum potuit perferre dolorem:
'me, me, adsum qui feci, in me conuertite ferrum,
o Rutuli! mea fraus omnis, nihil iste nec ausus
nec potuit; caelum hoc et conscia sidera testor;
tantum infelicem nimium dilexit amicum.'




430
nee, kan een zo grote smart niet verdragen:
'Ik; hef je zwaard tegen mij, ja mij, hier ben ik, de dader!
Rutuliërs, heel deze val is de mijne, hij daar heeft niets ondernomen,
kon dat ook niet; bij de hemel en de alwetende sterren zweer ik dit,
hij is slechts te veel zijn vriend toegedaan geweest'.
talia dicta dabat, sed uiribus ensis adactus
transadigit costas et candida pectora rumpit.
uoluitur Euryalus leto, pulchrosque per artus
it cruor inque umeros ceruix conlapsa recumbit:
purpureus ueluti cum flos succisus aratro




435
Dat riep hij uit, maar het zwaard, met kracht gestoten,
doorboorde toch zijn zijde en schond zijn blanke borst.
Euryalus wentelt zich in de dood en over zijn leden
gutst het bloed en slap valt zijn hoofd op zijn schouders:
zoals wanneer de purperen bloem, geraakt door de ploeg,
languescit moriens, lassoue papauera collo
demisere caput pluuia cum forte grauantur.
at Nisus ruit in medios solumque per omnis
Volcentem petit, in solo Volcente moratur.
quem circum glomerati hostes hinc comminus atque hinc




440
stervend verkwijnt, of de papavers met vermoeide steel
hun hoofd laten hangen wanneer ze door regen bezwaard zijn.
Maar Nisus rent af op de meute vliegt tussen allen
af op Volcens, slechts op Volcens is hij gericht.
Rondom dringen alle vijanden op hem in van dichtbij en ver;
proturbant. instat non setius ac rotat ensem
fulmineum, donec Rutuli clamantis in ore
condidit aduerso et moriens animam abstulit hosti.
tum super exanimum sese proiecit amicum
confossus, placidaque ibi demum morte quieuit.




445
toch laat Nisus niet af en slaat zijn zwaard als een bliksem rond,
totdat hij het gestoken heeft in de schreeuwende mond van de Rutuliër
en zo, stervend, de levensgeest aan de vijand heeft ontstolen.
Dan stort hij zich, doorboord, op zijn gestorven vriend
en komt pas tot rust in de kalmte des doods.
Fortunati ambo! si quid mea carmina possunt,
nulla dies umquam memori uos eximet aeuo,
dum domus Aeneae Capitoli immobile saxum
accolet imperiumque pater Romanus habebit.



- Gelukkigen beiden! Als mijn dichtwerk iets vermag:
geen dag zal ooit jullie wissen in de gedachtenis van lateren,
zolang het geslacht van Aeneas het onwrikbare Kapitool bewoont
en de Romeinse vader zijn macht uitoefent.

Aeneis 9, 450 - 671.

Victores praeda Rutuli spoliisque potiti
Volcentem exanimum flentes in castra ferebant.
nec minor in castris luctus Rhamnete reperto
exsangui et primis una tot caede peremptis,
Serranoque Numaque. ingens concursus ad ipsa
corpora seminecisque uiros, tepidaque recentem





455

Bij de strijd doodt Ascanius Numanus.

- Als overwinnaars beladen met wapenrusting en buit droegen de Rutuli
bedroefd de ontzielde Volcens het legerkamp binnen.
En niet minder was de rouw in het kamp bij het vinden van het bloedeloze
lichaam van Rhamnes en zoveel coryfeeën in één keer afgeslacht,
een Serranus, een Numa...Een geweldige oploop vond plaats
naar de lichamen van de half verkilde krijgers, naar de plek nog warm
caede locum et pleno spumantis sanguine riuos.
agnoscunt spolia inter se galeamque nitentem
Messapi et multo phaleras sudore receptas.
- Et iam prima nouo spargebat lumine terras
Tithoni croceum linquens Aurora cubile.




460
van de slachtpartij en de beken schuimend van bloed.
Zij wezen elkaar op de buit: de glanzende helm van Messapus
en de boog, met zoveel moeite veroverd.
- Daar bestrooide het begin van de Dageraad de aarde
met nieuw licht bij het verlaten van het safraanbed met Thitonius.
iam sole infuso, iam rebus luce retectis
Turnus in arma uiros armis circumdatus ipse
suscitat: aeratasque acies in proelia cogunt,
quisque suos, uariisque acuunt rumoribus iras.
quin ipsa arrectis (uisu miserabile) in hastis




465
Nu straalt helder de zon en is alles in licht gehuld,
als Turnus, zelf in wapenrusting, zijn mannen oppept tot de strijd:
eenieder verzamelt de zijnen, linies in koper gehuld,
men verscherpt de toorn door allerlei praat.
Ja, ze steken hoofden op lansen [vreselijke aanblik]
praefigunt capita et multo clamore sequuntur
Euryali et Nisi.
Aeneadae duri murorum in parte sinistra
opposuere aciem (nam dextera cingitur amni),
ingentisque tenent fossas et turribus altis




470
de hoofden van Euryalus en Nisus en trekken er achter aan op
onder dreigend geschreeuw.
De geharde Aeneaden stellen aan de linkerkant van de muren
hun slaglinie op (de rechterkant wordt immers afgedekt door de rivier),
zij bezetten de geweldige grachten en staan op de hoge torens
stant maesti; simul ora uirum praefixa mouebant
nota nimis miseris atroque fluentia tabo.
Interea pauidam uolitans pennata per urbem
nuntia Fama ruit matrisque adlabitur auris
Euryali. at subitus miserae calor ossa reliquit,




475
met droefheid geslagen; want ook grijpen hen de hoofden der mannen aan
die de neerslachtigen maar al te goed bekend zijn maar nu druipen van bloed.
- Intussen snelt met de vlucht van vleugels door de angstige nederzetting
de mare als bode en bereikt de oren van Euryalus' moeder:
op slag verlaat elke warmte het lichaam van de getroffene
excussi manibus radii reuolutaque pensa.
euolat infelix et femineo ululatu
scissa comam muros amens atque agmina cursu
prima petit, non illa uirum, non illa pericli
telorumque memor, caelum dehinc questibus implet:




480
het spinrokken valt uit haar handen en het weefsel verrafelt.
De ongelukkige vliegt dan naar buiten en onder vrouwengejammer,
het uitzinnig uitrukken van hoofdhaar, snelt zij vooruit af op de troepen,
zonder acht voor de mannen, zonder acht voor gevaar van wapens
en vult dan de hemel met haar jammerklachten:
'hunc ego te, Euryale, aspicio? tune ille senectae
sera meae requies, potuisti linquere solam,
crudelis? nec te sub tanta pericula missum
adfari extremum miserae data copia matri?
heu, terra ignota canibus data praeda Latinis




485
'Moet ik jou, Euryalus, zo dan aanschouwen? Kon jij, die laatste steun
in mijn ouderdom, mij alleen zo wreed achterlaten?
Is mij, rampzalige moeder, geen kans gegund afscheid te nemen,
toen jij voor het laatst onder zo groot gevaar erop uit werd gestuurd?
Ach, in onbekend land zul je liggen, tot prooi gegund aan honden en
alitibusque iaces! nec te tua funere mater
produxi pressiue oculos aut uulnera laui,
ueste tegens tibi quam noctes festina diesque
urgebam, et tela curas solabar anilis.
quo sequar? aut quae nunc artus auulsaque membra




490
vogels van Latium! Ik, je moeder, heb je niet ten grave mogen dragen,
je ogen niet mogen sluiten, je wonden niet mogen wassen,
je hullend in het kleed dat ik zo naarstig bij nacht en bij dag
voor je maakte om mijn oude dag met míjn wapen te lijf te gaan.
Waar kan ik je vinden? Welke aarde bedekt nu je leden en verscheurde
et funus lacerum tellus habet? hoc mihi de te,
nate, refers? hoc sum terraque marique secuta?
figite me, si qua est pietas, in me omnia tela
conicite, o Rutuli, me primam absumite ferro;
aut tu, magne pater diuum, miserere, tuoque




495
lichaam en geschonden overblijfselen? Breng je me dit bericht
over jezelf, zoon? Volgde ik dit hoofd over land en zee?
Doorboor mij, als er nog respect bestaat, Rutuliërs, slinger naar mij
al jullie speren, ruim mij nu het eerst met jullie wapens uit de weg!
Ofwel, grote vader der goden, toon gij mededogen en stoot
inuisum hoc detrude caput sub Tartara telo,
quando aliter nequeo crudelem abrumpere uitam.'
hoc fletu concussi animi, maestusque per omnis
it gemitus, torpent infractae ad proelia uires.
illam incendentem luctus Idaeus et Actor




500
mijn gehate hoofd met uw wapen neer naar de Tartarus,
immers op geen andere wijze kan ik dit kwellende leven afbreken'.
Door deze jammerklacht zijn allen geschokt en een droef gesteun
vaart door allen, hun kracht, ongebroken tot de strijd, is nu verlamd.
Terwijl zij haar jammer versterkt nemen Idaeus en Actor,
Ilionei monitu et multum lacrimantis Iuli
corripiunt interque manus sub tecta reponunt.
At tuba terribilem sonitum procul aere canoro
increpuit, sequitur clamor caelumque remugit.
accelerant acta pariter testudine Volsci




505
op een wenk van Ilioneus en de tranen vergietende Iulus
haar mee en, haar beiden ondersteunend, brengen ze haar thuis.
- Maar nu klinkt van ver de trompet met angstaanjagende kopergalm,
daarop volgt het krijgsgeschreeuw dat weerklinkt tot de hemel.
De Volsci rukken aan met hun schilddak op één lijn gebracht
et fossas implere parant ac uellere uallum;
quaerunt pars aditum et scalis ascendere muros,
qua rara est acies interlucetque corona
non tam spissa uiris. telorum effundere contra
omne genus Teucri ac duris detrudere contis,




510
en zij bereiden zich voor de grachten te dempen, de wal te slechten;
een deel zoekt een toegang en poogt de muren met ladders te beklimmen,
waar de verdediging dun is en de tinnen erdoor schemeren,
minder dicht door krijgers bezet. Daarentegen slingeren de Teucri
alle soorten werpwapens en stoten af met harde stangen,
adsueti longo muros defendere bello.
saxa quoque infesto uoluebant pondere, si qua
possent tectam aciem perrumpere, cum tamen omnis
ferre iuuet subter densa testudine casus.
nec iam sufficiunt. nam qua globus imminet ingens,




515
gewend door een lange oorlog hun muren te beschermen.
Ook wentelen zij gesteente aan met onheilspellend gewicht,
om te zien of zij ergens de dekking kunnen breken, maar het lukt
om elke regen onder het schilddak op te vangen.
Maar nu houden zij het niet meer, want waar een reusachtige rots
immanem Teucri molem uoluuntque ruuntque,
quae strauit Rutulos late armorumque resoluit
tegmina. nec curant caeco contendere Marte
amplius audaces Rutuli, sed pellere uallo
missilibus certant.




520
overhangt, daar rollen de Teucriërs een geweldige massa heen en
storten die omlaag: die verplettert veel Rutuli en slaat een bres
in de dekking der strijders. Hoe vermetel ook, de Rutuli doen geen moeite
nog langer te vechten zonder dekking, maar proberen de vijand
van de wal te verdrijven met slingertuig.
parte alia horrendus uisu quassabat Etruscam
pinum et fumiferos infert Mezentius ignis;
at Messapus equum domitor, Neptunia proles,
rescindit uallum et scalas in moenia poscit.
Vos, o Calliope, precor, aspirate canenti




525
Elders schudt, vreselijk om te zien, Mezentius de Etruskische
pijnboomfakkel en draagt walmend vuur aan;
en Messapus, paardentemmer, zoon van Neptunus,
hakt in op de wal en roept om ladders om de muren te bestormen.
- U bid ik, Muzen, openbaar mij, uw zanger,
quas ibi tum ferro strages, quae funera Turnus
ediderit, quem quisque uirum demiserit Orco,
et mecum ingentis oras euoluite belli.
- Turris erat uasto suspectu et pontibus altis,



530
hoeveel slachtingTurnus toen met zijn zwaard aanrichtte, welke slachtoffers
hij maakte en wie welke strijder naar de onderwereld joeg,
en blader met mij langs de onmetelijke grenzen van de oorlog.
- Er stond daar een toren, een kolos voor het oog, met hoge bruggen,
opportuna loco, summis quam uiribus omnes
expugnare Itali summaque euertere opum ui
certabant, Troes contra defendere saxis
perque cauas densi tela intorquere fenestras.
princeps ardentem coniecit lampada Turnus




535
op een strategische plek: die probeerden alle Italiërs met man en macht
te veroveren en met alle geweld onschadelijk te maken,
maar de Trojanen van hun kant verdedigden hem met blokken steen
en zij slingerden in drommen werptuig door open vensters.
Als eerste wierp Turnus een brandende fakkel
et flammam adfixit lateri, quae plurima uento
corripuit tabulas et postibus haesit adesis.
turbati trepidare intus frustraque malorum
uelle fugam. dum se glomerant retroque residunt
in partem quae peste caret, tum pondere turris




540
en zette de flank in een brand, die, opgelaaid door de wind,
de planken aanvrat en bleef kleven aan de aangetaste posten
In paniek gaan ze binnen tekeer en willen vergeefs
op de vlucht slaan; maar terwijl ze opeendringen en naar achteren wijken
naar het deel dat nog niet aan is getast, stort de toren door dat gewicht
procubuit subito et caelum tonat omne fragore.
semineces ad terram immani mole secuta
confixique suis telis et pectora duro
transfossi ligno ueniunt. uix unus Helenor
et Lycus elapsi; quorum primaeuus Helenor,




545
plotseling voorover en heel de hemel dreunt van het gekraak.
Halfdood slaan ze tegen de grond en het geweldige gevaarte volgt hen:
zij worden getroffen door eigen wapens en hun borst wordt doorkliefd
door het hardhout. Amper weten alleen Helenor
en Lycus te ontkomen; de jongste van hen, Helenor,
Maeonio regi quem serua Licymnia furtim
sustulerat uetitisque ad Troiam miserat armis,
ense leuis nudo parmaque inglorius alba.
isque ubi se Turni media inter milia uidit,
hinc acies atque hinc acies astare Latinas,




550
die de slavin Lycimnia voor de Maeonische koning heimelijk gebaard had
en grootgebracht en met verboden wapens naar Troje gestuurd,
was lichtgewapend met ontbloot zwaard en nog roemloos met blank schild.
Zodra deze zich omsingeld ziet door duizenden strijders van Turnus
en hoe aan alle kanten linies Latijnen gereed staan, rent hij
ut fera, quae densa uenantum saepta corona
contra tela furit seseque haud nescia morti
inicit et saltu supra uenabula fertur—
haud aliter iuuenis medios moriturus in hostis
inruit et qua tela uidet densissima tendit.




555
als een wild dier, dat, omringd door een dichte haag jagers,
razend inrent op de speren en zich achteloos in de dood stort
en zich met een sprong hoog boven het jachttuig verheft,
juist zo stort de jongeling zich stervensbereid midden tussen
de vijand en koerst af op de dichtste wapenmassa die hij ziet.
at pedibus longe melior Lycus inter et hostis
inter et arma fuga muros tenet, altaque certat
prendere tecta manu sociumque attingere dextras.
quem Turnus pariter cursu teloque secutus
increpat his uictor: 'nostrasne euadere, demens,




560
Lycus echter, veel sneller ter been, rent tussen vijand en wapengekletter
af op de muren en probeert vluchtend de hoge dekking met zijn hand
vast te pakken en de helpende hand van zijn makkers te bereiken.
Maar Turnus volgt hem even snel met zijn speer
en bijt hem in triomf toe: 'Hoopte jij, dwaas, onze handen
sperasti te posse manus?' simul arripit ipsum
pendentem et magna muri cum parte reuellit:
qualis ubi aut leporem aut candenti corpore cycnum
sustulit alta petens pedibus Iouis armiger uncis,
quaesitum aut matri multis balatibus agnum




565
te kunnen ontkomen?' en gelijk grijpt hij hemzelf uit zijn hangstand
en trekt hem met een groot stuk muur naar beneden:
zoals Juppiters wapendrager, de arend, een haas of een
blanke zwaan met zijn gekromde klauwen wegsleept de lucht in,
of de wrede wolf een lam onder luid geblaat van zijn zoekende moeder
Martius a stabulis rapuit lupus. undique clamor
tollitur: inuadunt et fossas aggere complent,
ardentis taedas alii ad fastigia iactant.
Ilioneus saxo atque ingenti fragmine montis
Lucetium portae subeuntem ignisque ferentem,




570
wegrooft uit de stal. Aan alle kanten barst geschreeuw los:
ze vallen aan en dempen de gracht met de wal,
brandende fakkels slingeren weer anderen tegen de transen.
Ilioneus schakelt met een reusachtig stuk rots van de berg
Lucetius uit die de poort nadert met een flambouw,
Emathiona Liger, Corynaeum sternit Asilas,
hic iaculo bonus, hic longe fallente sagitta,
Ortygium Caeneus, uictorem Caenea Turnus,
Turnus Ityn Cloniumque, Dioxippum Promolumque
et Sagarim et summis stantem pro turribus Idan,




575
Liger doet dat met Emathion, Asilas met Corynaeus
de een goed met zijn speer, de ander met de pijl, onverhoeds uit de verte,
Caeneus Ortygius, maar Turnus weer de triomferende Caeneus,
Turnus ook Itys en Clonius, Dioxippus en Promolus
alsook Sagaris en Idas, die stand hield voor de hoge torens.
Priuernum Capys. hunc primo leuis hasta Themillae
strinxerat, ille manum proiecto tegmine demens
ad uulnus tulit; ergo alis adlapsa sagitta
et laeuo infixa est alte lateri, abditaque intus
spiramenta animae letali uulnere rupit.




580
Capys treft Privernus. Hem had de lans van Themillas eerst licht gewond,
waarop hij, buiten zinnen, zijn dekkende schild wegslingert en zijn hand
dreigend opheft; dan vliegt een pijl aan, op vleugels gestuurd
en hecht zich diep in zijn linkerzij, en, diep verborgen in zijn binnenste,
breekt hij met een dodelijke wond de levensadem af.
stabat in egregiis Arcentis filius armis
pictus acu chlamydem et ferrugine clarus Hibera,
insignis facie, genitor quem miserat Arcens
eductum Martis luco Symaethia circum
flumina, pinguis ubi et placabilis ara Palici:




585
Daar stond Arcens' zoon in zijn prachtige wapenrusting,
zijn mantel mooi versierd en schitterend van Iberisch purper,
een opvallende schoonheid; hem had vader Arcens gestuurd,
na zijn opvoeding in Mars' woud bij de stroom van Symaethus,
waar ook, rijk aan offers, het vredige altaar zich verheft van Palicus:
stridentem fundam positis Mezentius hastis
ipse ter adducta circum caput egit habena
et media aduersi liquefacto tempora plumbo
diffidit ac multa porrectum extendit harena.
- Tum primum bello celerem intendisse sagittam




590
Mezentius legt zijn lansen neer en draait drie maal
een snorrende slinger rond zijn hoofd strak aan een riem en splijt
de slapen van zijn tegenstander middendoor met een smeltende kogel
en legt hem neer, in een zandwolk uitgestrekt.
- Ascanius, tevoren slechts gewend schichtig wild op te jagen,
dicitur ante feras solitus terrere fugacis
Ascanius, fortemque manu fudisse Numanum,
cui Remulo cognomen erat, Turnique minorem
germanam nuper thalamo sociatus habebat.
is primam ante aciem digna atque indigna relatu




595
heeft, naar verluidt, toen voor het eerst een snelle pijl gericht
en eigenhandig de sterke Numanus gedood,
wiens toenaam Remulus luidde en die nog pas kort geleden
de jongere zus van Turnus had gehuwd.
Deze trad vóór de eerste linies met brallende en lasterende praat
uociferans tumidusque nouo praecordia regno
ibat et ingentem sese clamore ferebat:
'non pudet obsidione iterum ualloque teneri,
bis capti Phryges, et morti praetendere muros?
en qui nostra sibi bello conubia poscunt!




600
en gezwollen borst om zijn nieuwe koninklijke relatie
en stak met stemverheffing zichzelf in de hoogte:
'Schamen jullie je niet, dubbel gevangen Phrygiërs, om je weer in gijzeling
en wal terug te trekken en muren als schut tegen de dood te gebruiken?
Kijk toch eens wie een huwelijk met ons voor de oorlog najagen!
quis deus Italiam, quae uos dementia adegit?
non hic Atridae nec fandi fictor Vlixes:
durum a stirpe genus natos ad flumina primum
deferimus saeuoque gelu duramus et undis;
uenatu inuigilant pueri siluasque fatigant,




605
Welke god, welke dwaasheid dreef jullie naar Italia?
Hier zijn geen Atriden, geen leugenachtige Ulixes:
wij, vanouds een hard geslacht, brengen onze kinderen van jongs af
naar de rivier en harden ze met bitterkoud water;
op jacht doorwaken onze knapen de nacht en doorkruisen de bossen,
flectere ludus equos et spicula tendere cornu.
at patiens operum paruoque adsueta iuuentus
aut rastris terram domat aut quatit oppida bello.
omne aeuum ferro teritur, uersaque iuuencum
terga fatigamus hasta, nec tarda senectus




610
hun spel is paarden te temmen en bogen te spannen.
Maar eenmaal jongeling, gehard tegen moeiten en gewend aan ontbering,
temt hij de aarde met de eg of beukt in oorlog een vesting.
Heel ons leven wordt door ijzer getekend en de rug van de stier
zwepen wij met de achterkant van de speer, en ook de late ouderdom
debilitat uiris animi mutatque uigorem:
canitiem galea premimus, semperque recentis
comportare iuuat praedas et uiuere rapto.
uobis picta croco et fulgenti murice uestis,
desidiae cordi, iuuat indulgere choreis,




615
verzwakt niet de geestkracht of vitaliteit:
de helm tooit nog het griijzende haar, en altijd is het ons een lust
verse buit aan te dragen en te leven van roof.
Bij jullie gaat het om kleren, bestikt met saffraan en stralend purper,
ledigheid is jullie hobby en danspasjes maken,
et tunicae manicas et habent redimicula mitrae.
o uere Phrygiae, neque enim Phryges, ite per alta
Dindyma, ubi adsuetis biforem dat tibia cantum.
tympana uos buxusque uocat Berecyntia Matris
Idaeae; sinite arma uiris et cedite ferro.'




620
je tuniek heeft lange mouwen en jullie mutsen bandjes.
Phrygische vrouwtjes in feite, geen kerels, trek door de hoge Dindymus,
waar de dubbelfluit jullie zijn geliefde lied biedt;
tamboerijn en buxushout van de Berecynthia, toegewijd aan Ida's Moeder,
wenkt jullie; laat oorlog en wapens maar over aan mannen!'
Talia iactantem dictis ac dira canentem
non tulit Ascanius, neruoque obuersus equino
contendit telum diuersaque bracchia ducens
constitit, ante Iouem supplex per uota precatus:
'Iuppiter omnipotens, audacibus adnue coeptis.




625
Dat hij zo snoefde en verwensingen uitkraamde kon
Ascanius niet langer verdragen: hij stapte op hem af, legde een pijl aan
tegen zijn pees van paardenhaar en beide armen strekkend
bad hij smekend tot Iuppiter deze bede:
'Almachtige Iuppiter, steun mijn stoutmoedige daad;
ipse tibi ad tua templa feram sollemnia dona,
et statuam ante aras aurata fronte iuuencum
candentem pariterque caput cum matre ferentem,
iam cornu petat et pedibus qui spargat harenam.'
audiit et caeli genitor de parte serena




630
ik zal jaarlijks offers brengen naar uw tempel
en voor het altaar een blanke stier met verguld voorhoofd opstellen
die zijn kop even hoog draagt als zijn moeder,
die al stoot met zijn hoorn en het zand omwoelt met zijn poten'.
De hemelvader verhoorde hem en liet bij heldere hemel
intonuit laeuum, sonat una fatifer arcus.
effugit horrendum stridens adducta sagitta
perque caput Remuli uenit et caua tempora ferro
traicit. 'i, uerbis uirtutem inlude superbis!
bis capti Phryges haec Rutulis responsa remittunt':




635
een gunstige donder weergalmen, tegelijk weerklonk noodlottig de boog.
Weg flitst huiverwekkend de aangetrokken pijl, doorklieft het hoofd
van Remulus en snelt met zijn punt door de slaapholten.
'Kom op nou, bespot onze dapperheid met je gebral!
Dit is het antwoord van die dubbelgegijzelde Phrygiërs aan de Rutuliërs',
hoc tantum Ascanius. Teucri clamore sequuntur
laetitiaque fremunt animosque ad sidera tollunt.
- Aetheria tum forte plaga crinitus Apollo
desuper Ausonias acies urbemque uidebat
nube sedens, atque his uictorem adfatur Iulum:




640
Dat voegde Ascanius hem slechts toe. De Teucri vallen hem bij,
ze juichen verheugd en halen opgelucht adem.
- Vanaf zijn verheven positie keek toen juist de schoongelokte Apollo
neer op de Ausonische legers en het legerkamp,
op een wolk gezeten sprak hij zo tot de triomferende Iulus:
'macte noua uirtute, puer, sic itur ad astra,
dis genite et geniture deos. iure omnia bella
gente sub Assaraci fato uentura resident,
nec te Troia capit.' simul haec effatus ab alto
aethere se mittit, spirantis dimouet auras




645
'Proficiat, knaap, met dit eerste bewijs van moed, zo klim je sterrenhoog,
godenzoon, die ook goden zult voortbrengen. Met recht zullen
alle oorlogen die het lot voor Assaracus' stam nog bestemt
verlopen en Troje is niet jouw grens'. Met deze uitspraak
daalt hij neer uit de hoge, doorklieft de waaiende luchten
Ascaniumque petit; forma tum uertitur oris
antiquum in Buten. hic Dardanio Anchisae
armiger ante fuit fidusque ad limina custos;
tum comitem Ascanio pater addidit. ibat Apollo
omnia longaeuo similis uocemque coloremque




650
en komt naar Ascanius toe; dan neemt hij het uiterlijk aan
van de oude Butes. Deze was voor de Dardaniër Anchises
wapendrager en betrouwbare wacht;
toen gaf Aeneas hem als beschermer aan Ascanius. In alles gelijk
aan de oude kwam daar Apollo, in stem en in kleur,
et crinis albos et saeua sonoribus arma,
atque his ardentem dictis adfatur Iulum:
'sit satis, Aenide, telis impune Numanum
oppetiisse tuis. primam hanc tibi magnus Apollo
concedit laudem et paribus non inuidet armis;




655
met witte haren en de klank van zijn grimmige wapens,
en hij sprak tot de gretige Iulus deze woorden:
'Laat het genoeg zijn, Aenide, dat je straffeloos Numanus
met je wapens bestookt hebt. Deze beginnersroem heeft
de grote Apollo jou toegestaan: hij misgunt je zijn gelijke wapen niet;
cetera parce, puer, bello.' sic orsus Apollo
mortalis medio aspectus sermone reliquit
et procul in tenuem ex oculis euanuit auram.
agnouere deum proceres diuinaque tela
Dardanidae pharetramque fuga sensere sonantem.




660
maar, knaap, zie verder af van oorlog'. Na deze aanvang liet Apollo
midden in zijn toespraak zijn sterfelijke gedaante varen
en verdween uit het zicht ver de ijle lucht in.
De voormannen herkenden de godheid en zijn goddelijke wapen
en de Dardanen hoorden in zijn vlucht de pijlen klinken in zijn koker.
ergo auidum pugnae dictis ac numine Phoebi
Ascanium prohibent, ipsi in certamina rursus
succedunt animasque in aperta pericula mittunt.
it clamor totis per propugnacula muris,
intendunt acris arcus amentaque torquent.




665
Dus hielden zij, op goddelijke instigatie van Phoebus,
Ascanius tegen, hoezeer ook belust op de strijd; maar zelf traden ze
weer aan voor gevechten en riskeerden hun levens bij openlijke gevaren.
Hun krijgskreet weerklonk over de bolwerken der muren rondom
zij zetten hun bogen op scherp en draaiden hun slingers.
sternitur omne solum telis, tum scuta cauaeque
dant sonitum flictu galeae, pugna aspera surgit:
quantus ab occasu ueniens pluuialibus Haedis
uerberat imber humum, quam multa grandine nimbi
in uada praecipitant, cum Iuppiter horridus Austris




670
Heel de aarde werd bedekt met werptuig, toen weerklonken de schilden
en holle helmen onder de slagen, een bittere strijd was ontbrand:
zo hard ranselt een stortbui bij zijn komst uit het westen
bij het gesternte van de regentijd de grond, zo hevig storten hagelbuien
in zee, als Iuppiter huiveringwekkend met stormen een waterrijke wolkbreuk
torquet aquosam hiemem et caelo caua nubila rumpit. rondslingert en de wolken aan de hemel opensplijt.

Aeneis 9, 672 - 818

Pandarus et Bitias, Idaeo Alcanore creti,
quos Iouis eduxit luco siluestris Iaera
abietibus iuuenes patriis et montibus aequos,
portam, quae ducis imperio commissa, recludunt



675

Turnus richt een bloedbad aan.

- Pandarus en Bitias, zonen van Alcanor van de Ida,
die de bosnimf Iaera baarde in het heiligdom van Iuppiter,
jonge mannen als bomen van hun vaderland en bergen gelijk,
openden de poort, hen op bevel van hun leider toevertrouwd,
freti armis, ultroque inuitant moenibus hostem.
ipsi intus dextra ac laeua pro turribus astant
armati ferro et cristis capita alta corusci:
quales aeriae liquentia flumina circum
siue Padi ripis Athesim seu propter amoenum




680
en vertrouwend op hun weerkracht daagden ze op eigen houtje de vijand
binnen de muren. Zelf kozen ze positie links en rechts vóór de torens
gewapend met het zwaard en bovenop hun hoofd de flikkerende helmbos:
zoals twee eiken hoog in de lucht oprijzen bij rivierstromen
hetzij op de oevers van de Po hetzij bij de lieflijke Athesis
consurgunt geminae quercus intonsaque caelo
attollunt capita et sublimi uertice nutant.
inrumpunt aditus Rutuli ut uidere patentis:
continuo Quercens et pulcher Aquiculus armis
et praeceps animi Tmarus et Mauortius Haemon




685
en hun geloverde kruinen ten hemel heffen
en in de hoge wuiven met hun kruin.
Binnen stormden via de toegang de Rutuli zodra ze die zagen gapen:
direct al gingen Quercens en Aquiculus, prachtig in zijn wapenrusting,
en de vermetele Tmarus en de strijdlustige Haemon
agminibus totis aut uersi terga dedere
aut ipso portae posuere in limine uitam.
tum magis increscunt animis discordibus irae,
et iam collecti Troes glomerantur eodem
et conferre manum et procurrere longius audent.




690
ofwel met al hun mannen op de vlucht
ofwel lieten het leven juist op de drempel van de poort.
Toen groeide nog meer de toorn om die tweestrijd
en de Trojanen drongen op één hoop tesamen
en durfden de strijd aan te gaan en verder een uitval te doen.
Ductori Turno diuersa in parte furenti
turbantique uiros perfertur nuntius, hostem
feruere caede noua et portas praebere patentis.
deserit inceptum atque immani concitus ira
Dardaniam ruit ad portam fratresque superbos.




695
Aanvoerder Turnus die elders tekeer gaat
en strijders tot wanhoop brengt bereikt de boodschap dat de vijand
een ongehoord bloedbad aanricht en poorten heeft open gezet.
Hij staakt zijn geweld en, gedreven door een geweldige toorn,
rent hij af op de Dardaanse poort en de overmoedige broeders.
et primum Antiphaten (is enim se primus agebat),
Thebana de matre nothum Sarpedonis alti,
coniecto sternit iaculo: uolat Itala cornus
aera per tenerum stomachoque infixa sub altum
pectus abit; reddit specus atri uulneris undam




700
En eerst velt hij Antiphates [want die dook het eerst op], als bastaard
van de hoogstaande Sarpedon geboren uit een Thebaanse moeder,
door het werpen van een speer: het Italische kornoeljehout vliegt door
de ijle lucht en in zijn maag binnengedrongen komt hij er onderin zijn borst
weer uit; de gaping van een bloedige wond wekt een schuimende stroom op
spumantem, et fixo ferrum in pulmone tepescit.
tum Meropem atque Erymanta manu, tum sternit Aphidnum,
tum Bitian ardentem oculis animisque frementem,
non iaculo (neque enim iaculo uitam ille dedisset),
sed magnum stridens contorta phalarica uenit




705
en het ijzer wordt lauw in de getroffen long.
Dan slaat hij Merops en Erymas tegen de grond, velt Aphidnus,
en dan Bitias met fonkelende ogen en bevend hart,
niet met een speer [want met een speer zou die niet zijn leven hebben gelaten]
maar met luid gesis geslingerd komt een falarica op hem af,
fulminis acta modo, quam nec duo taurea terga
nec duplici squama lorica fidelis et auro
sustinuit; conlapsa ruunt immania membra,
dat tellus gemitum et clipeum super intonat ingens.
talis in Euboico Baiarum litore quondam




710
geworpen als een bliksem: die hield zelfs een dubbele stierenhuid
niet tegen, ook geen pantser met dubbele palletten van goud:
zijn geweldige leden begeven het en storten neer,
de aarde kermt en zijn reuzenschild klettert bovenop hem.
Zo stort ook wel aan de Euboïsche kust van Baiai
saxea pila cadit, magnis quam molibus ante
constructam ponto iaciunt, sic illa ruinam
prona trahit penitusque uadis inlisa recumbit;
miscent se maria et nigrae attolluntur harenae,
tum sonitu Prochyta alta tremit durumque cubile




715
een stenen krib neer in zee, die men tevoren uit grote massa's heeft
samengebald, zo kantelt zij, aangestoten, voorover en verdwijnt in de diepte:
de zee kolkt op en donker zand spat omhoog,
dan dreunt het hoge Prochyta sonoor en beeft Inarime
de harde rustplaats, op last van Juppiter
Inarime Iouis imperiis imposta Typhoeo.
- Hic Mars armipotens animum uirisque Latinis
addidit et stimulos acris sub pectore uertit,
immisitque Fugam Teucris atrumque Timorem.
undique conueniunt, quoniam data copia pugnae,




720
neergezet op Typhoëus.
- Nu geeft de wapenwoedende Mars moed aan de Latijnse krijgers
en priemt vurige prikkels diep in hun hart,
en op de Teucriërs stuurt hij Vlucht en Vrees af.
Van alle kanten drommen ze samen, omdat nu ruimte tot strijd
bellatorque animo deus incidit.
Pandarus, ut fuso germanum corpore cernit
et quo sit fortuna loco, qui casus agat res,
portam ui multa conuerso cardine torquet
obnixus latis umeris, multosque suorum




725
wordt geboden en de god van de oorlog hen begeestert.
Zodra Pandarus zijn broer met ontzield lichaam ziet liggen
en begrijpt hoe het lot loopt, welke keer de strijd neemt,
draait hij de poort met enorme kracht in zijn hengsels
duwend met brede schouders en laat veel van de zijnen
moenibus exclusos duro in certamine linquit;
ast alios secum includit recipitque ruentis,
demens, qui Rutulum in medio non agmine regem
uiderit inrumpentem ultroque incluserit urbi,
immanem ueluti pecora inter inertia tigrim.




730
buiten de muren gesloten achter in een grimmig gevecht;
maar toestromende aanvallers sluit hij met zich binnen,
de onnozele, die de koning der Rutuliërs in die meute niet
binnen ziet dringen en hem zelf zo in de stad opsluit,
als een reusachtige tijger tussen hulpeloze schapen.
continuo noua lux oculis effulsit et arma
horrendum sonuere, tremunt in uertice cristae
sanguineae clipeoque micantia fulmina mittit.
agnoscunt faciem inuisam atque immania membra
turbati subito Aeneadae. tum Pandarus ingens




735
Terstond flikkerde een nieuwe vonk in zijn ogen en zijn wapens
gingen afgrijselijk te keer, op zijn hoofd trilde bloedrood
zijn helmbos en zijn schild weerkaatste het licht in flitsen.
Daar herkennen de Aeneaden opeens tot hun schrik zijn gehate gezicht
en geweldige ledematen. Dan springt de reus Pandarus op
emicat et mortis fraternae feruidus ira
effatur: 'non haec dotalis regia Amatae,
nec muris cohibet patriis media Ardea Turnum.
castra inimica uides, nulla hinc exire potestas.'
olli subridens sedato pectore Turnus:




740
en uit woede om de dood van zijn broer briest hij:
'Dit is niet het bruidschatpaleis van Amata,
noch ook sluit Ardea Turnus binnen zijn vaderlijke muren.
Je ziet hier een vijandelijk kamp zonder kans op ontsnappen'.
Hem lacht Turnus verachtend toe, ijzig kalm:
'incipe, si qua animo uirtus, et consere dextram,
hic etiam inuentum Priamo narrabis Achillem.'
dixerat. ille rudem nodis et cortice crudo
intorquet summis adnixus uiribus hastam;
excepere aurae, uulnus Saturnia Iuno




745
'Kom maar op, als je durft, en ga de strijd aan,
nu kan je ook Priamus vertellen dat je je Achilles hier hebt gevonden'.
Na deze woorden slingert Pandarus zijn lans, nog knoestig
en ruw van schors, en zet zich uit alle macht schrap;
loos doorklieft hij de lucht: de Saturnische Juno
detorsit ueniens, portaeque infigitur hasta.
'at non hoc telum, mea quod ui dextera uersat,
effugies, neque enim is teli nec uulneris auctor':
sic ait, et sublatum alte consurgit in ensem
et mediam ferro gemina inter tempora frontem




750
voorkomt een zekere wond en de speer bijt zich vast in de poort.
'Nou, deze lans die mijn rechterhand met kracht slingert
ontkom je niet, want de maker van het wapen is niet die van de wond'.
Met deze uitroep heft Turnus zijn zwaard hoog
en splijt zijn schedel met het ijzer tussen de slapen
diuidit impubisque immani uulnere malas.
fit sonus, ingenti concussa est pondere tellus;
conlapsos artus atque arma cruenta cerebro
sternit humi moriens, atque illi partibus aequis
huc caput atque illuc umero ex utroque pependit.




755
en verandert het jonge gezicht in één grote wond.
Gedreun liet zich horen toen de kolos de aarde trof;
stervend stortte hij zijn geschonden leden en met hersens bebloede
wapens neer en zijn hoofd, in tweeën gespleten,
hing links en rechts op zijn schouders.
Diffugiunt uersi trepida formidine Troes,
et si continuo uictorem ea cura subisset,
rumpere claustra manu sociosque immittere portis,
ultimus ille dies bello gentique fuisset.
sed furor ardentem caedisque insana cupido




760
Door angst geschokt stoven de Trojanen uiteen
en als nu meteen de overwinnaar hiervoor had gezorgd:
de afsluiting te verbreken en zijn medestrijders binnen te laten,
dan zou die dag de laatste geweest zijn voor de oorlog en het volk.
Maar, eenmaal ontketend, drijft ongeremde moordlust
egit in aduersos.
principio Phalerim et succiso poplite Gygen
excipit, hinc raptas fugientibus ingerit hastas
in tergus, Iuno uiris animumque ministrat.
addit Halyn comitem et confixa Phegea parma,




765
hem voort op zoek naar vijand.
Eerst rekent hij af met Phaleris en Gyges door een treffer in de knieholte,
dan slingert hij de vluchtenden meegegriste speren in de rug;
- Juno voorziet hem van kracht en krijgslust - hij voegt er Halys
als metgezel aan toe en Phegeus, wiens schild hij doorboort;
ignaros deinde in muris Martemque cientis
Alcandrumque Haliumque Noemonaque Prytanimque.
Lyncea tendentem contra sociosque uocantem
uibranti gladio conixus ab aggere dexter
occupat, huic uno deiectum comminus ictu




770
daarna Alexander, Halius, Noemon en Prytanis,
die, nog niets vermoedend, op de muren er op los gaan.
Lynceus biedt tegenstand en roept zijn medestrijders op:
maar diens dreigende zwaard is hij vóór door vanaf de wal rechts
aan te vallen: met één slag van dichtbij onthoofdt hij hem
cum galea longe iacuit caput. inde ferarum
uastatorem Amycum, quo non felicior alter
unguere tela manu ferrumque armare ueneno,
et Clytium Aeoliden et amicum Crethea Musis,
Crethea Musarum comitem, cui carmina semper




775
met helm en al, zijn hoofd rolt ver weg... Dan is het de beurt
aan de verdelger van wild, Amycus: geen ander smeerde succesvoller
zijn wapens in en versterkte ze met gif, en Aeolus' zoon Clytius en
Cretheus, de vriend van de Muzen,
Cretheus, de Muzenvriend, aan wie het lied altijd ter harte ging
et citharae cordi numerosque intendere neruis,
semper equos atque arma uirum pugnasque canebat.
- Tandem ductores audita caede suorum
conueniunt Teucri, Mnestheus acerque Serestus,
palantisque uident socios hostemque receptum.




780
en het tokkelen van noten op snaren,
altijd bezong hij paarden, heldendaden en gevechten.
- Eindelijk dan, als de aanvoerders der Teucri horen van het bloedbad
onder de hunnen, komen ze tot bezinning, Mnestheus en de felle Serestus,
zij zien hun mannen op hol en de vijand binnengelaten.
et Mnestheus: 'quo deinde fugam, quo tenditis?' inquit.
'quos alios muros, quaeue ultra moenia habetis?
unus homo et uestris, o ciues, undique saeptus
aggeribus tantas strages impune per urbem
ediderit? iuuenum primos tot miserit Orco?




785
Mnestheus roept uit: 'Waarheen toch ga ik op de vlucht, waarheen jullie?
Welke andere schutsmuur hebben jullie dan nog? Welke verschansing?
Heeft één enkele man en dan nog, burgers, aan alle kanten ingesloten
door jullie wallen, straffeloos zo grote slachtingen in de stad
aan kunnen richten? Zoveel topjeugd naar de onderwereld kunnen bannen?
non infelicis patriae ueterumque deorum
et magni Aeneae, segnes, miseretque pudetque?'
talibus accensi firmantur et agmine denso
consistunt. Turnus paulatim excedere pugna
et fluuium petere ac partem quae cingitur unda.




790
Zijn we dan niet begaan met ons ongelukkige vaderland en de aloude goden
en de grote Aeneas, wij lafaards, schamen wij ons niet?'
Gesterkt door dergelijke taal vermant men zich en in gesloten gelid
stellen ze zich op. Turnus probeert allengs zich aan een confrontatie
te onttrekken en zoekt de rivier op en de wijk aan het water.
acrius hoc Teucri clamore incumbere magno
et glomerare manum, ceu saeuum turba leonem
cum telis premit infensis; at territus ille,
asper, acerba tuens, retro redit et neque terga
ira dare aut uirtus patitur, nec tendere contra




795
Des te feller dringen de Teucri onder luid geschreeuw op
en lopen te hoop: zoals een overmacht jagers een woeste leeuw
met wapengedreig in het nauw brengt: hij, opgeschrikt,
trekt zich verbitterd terug maar toch weigert zijn wrok of vermetelheid
zijn rug te tonen maar ook niet weerwerk te geven,
ille quidem hoc cupiens potis est per tela uirosque.
haud aliter retro dubius uestigia Turnus
improperata refert et mens exaestuat ira.
quin etiam bis tum medios inuaserat hostis,
bis confusa fuga per muros agmina uertit;




800
al wil hij dat graag, maar hij kan niet vanwege de mannen met hun wapens,
precies zo stapt Turnus aarzelend terug zonder haast,
maar zijn geest kookt over van woede;
ja zelfs dringt hij tot twee maal toe tot binnen de gelederen van de vijand
en tot twee maal toe jaagt hij de gelederen de stad door.
sed manus e castris propere coit omnis in unum
nec contra uiris audet Saturnia Iuno
sufficere; aeriam caelo nam Iuppiter Irim
demisit germanae haud mollia iussa ferentem,
ni Turnus cedat Teucrorum moenibus altis.




805
Maar dan komt heel de meute uit het kamp tot één front tesamen
en staat de Saturnische Juno niet toe dat hij opgewassen is
tegen zo'n overmacht, want Juppiter zendt uit zijn hemel Iris de lucht door
naar zijn zus met geen malse dreigementen,
als Turnus niet uit het verheven bolwerk der Teucri kan wijken.
ergo nec clipeo iuuenis subsistere tantum
nec dextra ualet, iniectis sic undique telis
obruitur. strepit adsiduo caua tempora circum
tinnitu galea et saxis solida aera fatiscunt
discussaeque iubae, capiti nec sufficit umbo




810
Dus is de jonge vechter niet alleen niet bij machte zich met zijn schild voldoende
te weren maar ook machteloos met het zwaard: zo wordt hij bedolven
onder speren, van alle kanten op hem af gestuurd: de helm dreunt om zijn slapen
door het aanhoudend gebuts, het stevige brons wordt afgebeuld en de helmbos
uiteengeslagen, de schildknop dekt zijn hoofd onvoldoende tegen de slagen.
ictibus; ingeminant hastis et Troes et ipse
fulmineus Mnestheus. tum toto corpore sudor
liquitur et piceum (nec respirare potestas)
flumen agit, fessos quatit aeger anhelitus artus.
tum demum praeceps saltu sese omnibus armis




815
Met hun speren verdubbelen én de Trojanen én met name Mnestheus hun druk;
dan gutst het zweet van heel zijn lichaam en trekt een zwarte stroom,
de adem wordt hem afgesneden en het horten
van zijn adem tast zijn vermoeide ledematen aan.
Tenslotte vertrouwt hij met een duik zich met volle wapenrusting
in fluuium dedit. ille suo cum gurgite flauo
accepit uenientem ac mollibus extulit undis
et laetum sociis abluta caede remisit.


toe aan de stroom. Die neemt de jongeman bij zijn komst op in zijn kolking,
voert hem mee in zijn tedere golven en staat hem, gereinigd van bloed,
tot vreugde van zijn maats weer aan hen af.


Terug naar inhoudsopgave Aeneis.

3/9/2010; 11/6/2023