EPISTULA XLII



LIBER V,Ep.XLII

Boek 5, Brief 42

Hoogstaande karakters zijn erg zeldzaam.

IV.XLII.i. SENECA LUCILIO SUO SALUTEM Iam tibi iste persuasit virum se bonum esse? Atqui vir bonus tam cito nec fieri potest nec intellegi. Scis quem nunc virum bonum dicam? Hunc secundae notae; nam ille alter fortasse tamquam phoenix semel anno quingentesimo nascitur. Nec est mirum ex intervallo magna generari: mediocria et in turbam nascentia saepe fortuna producit, eximia vero ipsa raritate commendat. 4.42.1.SENECA GROET ZIJN DIERBARE LUCILIUS. Die man daar bij jou heeft je er dus van overtuigd dat hij een hoogstaand iemand is? Maar een hoogstaand man kan zich niet zo snel ontwikkelen en begrijpelijk is dat ook niet. Weet je wel wat ik hier onder 'een hoogstaand man' versta? Die van de tweede orde. Want die andere en echte duikt misschien maar, als een phoenix, één keer in de 500 jaar op. En het is ook geen wonder dat hij maar eens in een groot tijdsverloop geboren wordt: dikwijls brengt het lot middelmaat en gewoons voort, maar buitengewone exemplaren geeft hij met zeldzaamheid prijs.
IV.XLII.ii. Sed iste multum adhuc abest ab eo quod profitetur; et si sciret quid esset vir bonus, nondum esse se crederet, fortasse etiam fieri posse desperaret. 'At male existimat de malis.' Hoc etiam mali faciunt, nec ulla maior poena nequitiae est quam quod sibi ac suis displicet. 4.42.2. Maar de man waar jij het over hebt is nog ver verwijderd van dat waarvoor hij zich uitgeeft. En als hij zou weten wat een hoogstaand man is, zou hij niet geloven dat hij het al is, misschien er zelfs aan wanhopen dat hij het kan worden. 'Maar hij oordeelt slecht over slechten'. Dat doen inferieure lieden ook, en er bestaat geen enkele zwaardere straf voor hun inferioriteit dan dat zowel zijzelf alsook de hunnen daarover ontevreden zijn .
IV.XLII.iii. 'At odit eos qui subita et magna potentia impotenter utuntur.' Idem faciet cum idem potuerit. Multorum quia imbecilla sunt latent vitia, non minus ausura cum illis vires suae placuerint quam illa quae iam felicitas aperuit. Instrumenta illis explicandae nequitiae desunt. 4.42.2. 'Maar hij haat hen die onbeheerst gebruik maken van een plotseling verworven, grote macht'. Hij zal hetzelfde doen wanneer hij dat ook zal kunnen. De ondeugden van de massa blijven onopgemerkt omdat zij krachteloos is maar zij zal niet minder brutaal zijn wanneer haar vermogen op hetzelfde niveau komt als dat van degenen die het geluk al toegelachen heeft.
IV.XLII.iv. Sic tuto serpens etiam pestifera tractatur dum riget frigore: non desunt tunc illi venena sed torpent. Multorum crudelitas et ambitio et luxuria, ut paria pessimis audeat, fortunae favore deficitur. Eadem velle eos cognosces: da posse quantum volunt. 4.42.4. Zo kan men ook zonder gevaar een giftige slang vastpakken zolang hij verstijfd is van de kou: zijn vergif is niet weg maar sluimert. De massa mankeert het aan wreedheid, streberei en spilzucht om de grootste misdadigers te evenaren bij gebrek aan begunstiging door het lot. Je zult er achter komen dat zij hetzelfde wil als je haar toestaat te kunnen wat zij wil.
IV.XLII.v. Meministi, cum quendam affirmares esse in tua potestate, dixisse me volaticum esse ac levem et te non pedem eius tenere sed pinnam? Mentitus sum: pluma tenebatur, quam remisit et fugit. Scis quos postea tibi exhibuerit ludos, quam multa in caput suum casura temptaverit. Non videbat se per aliorum pericula in suum ruere non cogitabat quam onerosa essent quae petebat, etiam si supervacua non essent. 4.42.5. Herinner je je nog dat ik, toen jij me de verzekering gaf dat iemand naar jouw pijpen danste, gezegd had dat hij gevleugeld en licht was en dat je niet zijn voet vasthield maar zijn vleugel? Ik had het bij het verkeerde eind: je had hem bij een veer vast, die hij je liet om weg te komen. Weet je nog hoeveel spelletjes hij later met je heeft uitgehaald en hoeveel hij geprobeerd heeft wat later op zijn eigen hoofd terecht zou komen. Hij zag niet in dat hij een kuil groef voor zichzelf door anderen in gevaar te brengen en realiseerde zich niet hoe moeilijk was wat hij ondernam, zelfs als het niet overbodig was.
IV.XLII.vi. Hoc itaque in his quae affectamus, ad quae labore magno contendimus, inspicere debemus, aut nihil in illis commodi esse aut plus incommodi: quaedam supervacua sunt, quaedam tanti non sunt. Sed hoc non pervidemus et gratuita nobis videntur quae carissime constant. 4.42.6. Dit moeten wij dus onderzoeken bij wat we ons tot doel stellen en waarnaar we met grote inzet streven of er misschien geen enkel voordeel in steekt of eerder nadeel. Sommigen dingen zijn immers overbodig, andere niet zoveel moeite waard. Maar anderzijds ontgaat ons misschien en schijnt ons waardeloos, waarvan de grote waarde juist vaststaat.
IV.XLII.vii. Ex eo licet stupor noster appareat, quod ea sola putamus emi pro quibus pecuniam solvimus, ea gratuita vocamus pro quibus nos ipsos impendimus. Quae emere nollemus si domus nobis nostra pro illis esset danda, si amoenum aliquod fructuosumve praedium, ad ea paratissimi sumus pervenire cum sollicitudine, cum periculo, cum iactura pudoris et libertatis et temporis; adeo nihil est cuique se vilius. 4.42.7. Hieruit moge onze dwaasheid blijken, dat we denken dat alleen datgene gekocht wordt waarvoor we in klinkende munt betalen en we dat 'gratis' noemen waarvoor we onszelf neertellen. Wat wij niet zouden willen kopen als we ons huis ervoor zouden moeten inruilen of een aantrekkelijk of vruchtbaar eigendom, daartoe zijn we alleszins bereid over te gaan met opoffering van onze rust, onze veiligheid, onze schaamte, vrijheid en tijd. Zozeer is niets voor ons minder waard dan onszelf.
IV.XLII.viii. Idem itaque in omnibus consiliis rebusque faciamus quod solemus facere quotiens ad institorem alicuius mercis accessimus: videamus hoc quod concupiscimus quanti deferatur. Saepe maximum pretium est pro quo nullum datur. Multa possum tibi ostendere quae acquisita acceptaque libertatem nobis extorserint; nostri essemus, si ista nostra non essent. 4.42.8. Laten we dus bij al onze afwegingen en beslissingen doen wat wij gewoonlijk doen, telkens wanneer wij met de verkoper van welk product ook in contact komen: laten we kijken naar de prijs/kwaliteitverhouding van dat wat we zo graag willen. Vaak wordt een zeer hoge prijs betaald voor iets wat niets te bieden heeft. Ik kan je veel aangeven, dat, eenmaal verworven en geaccepteerd, ons onze vrijheid heeft ontfutseld. Wij zouden onszelf nog toebehoren, als dat niet van ons was.
IV.XLII.ix. Haec ergo tecum ipse versa, non solum ubi de incremento agetur, sed etiam ubi de iactura. 'Hoc periturum est.' Nempe adventicium fuit; tam facile sine isto vives quam vixisti. Si diu illud habuisti, perdis postquam satiatus es; si non diu, perdis antequam assuescas. 'Pecuniam minorem habebis.' Nempe et molestiam. 4.42.9. Overweeg dus dit bij jezelf, niet alleen wanneer het over aanwinst gaat maar ook over iets opgeven. 'Dit zal voor mij verloren gaan'. Ja, maar het is toch ook in je bezit gekomen. Je zult dus even gemakkelijk zonder leven als je dat in het verleden gedaan hebt. Als je dat lang in bezit hebt gehad, dan geef je het op nadat je eruit gehaald hebt wat erin zat. Als je het niet lang gehad hebt, dan geef je het op voordat je je eraan gehecht hebt. 'Je zult minder geld hebben'. Nou ja, ook minder zorg.
IV.XLII.x. 'Gratiam minorem.' Nempe et invidiam. Circumspice ista quae nos agunt in insaniam, quae cum plurimis lacrimis amittimus: scies non damnum in iis molestum esse, sed opinionem damni. Nemo illa perisse sentit sed cogitat. Qui se habet nihil perdidit: sed quoto cuique habere se contigit?
Vale.
4.42.10. 'Minder invloed'. Tja, ook minder afgunst. Bekijk nou eens op de keper dat wat ons tot dwaasheid toe opzweept, waarvan we slechts met een stroom van tranen afstand doen: je zult erachter komen dat niet het verlies daarbij ons zwaar valt, maar het idee van dat verlies. Niemand merkt dat hij dat verloren heeft, hij beeldt het zich in. Wie zichzelf nog bezit heeft niets verloren. Maar hoeveel mensen valt ten deel zichzelf te bezitten?
Het ga je goed.




  • Terug naar Inhoudsopgave Seneca