Caput XVI
|
Hoofdstuk 16
|
1.16.1. Hic rerum urbanarum status erat, cum Pannonicas legiones seditio incessit, nullis novis causis nisi quod mutatus princeps licentiam turbarum et ex civili bello spem praemiorum ostendebat.
|
1.16.1. Zo was de toestand in Rome toen een opstand zich meester maakte van de legioenen in Pannonië met geen andere reden dan dat de verandering van princeps een mogelijkheid bood tot losbandigheid onder de troepen en de hoop op beloning als gevolg van een burgeroorlog.
|
1.16.2. Castris aestivis tres simul legiones habebantur, praesidente Iunio Blaeso, qui fine Augusti et initiis Tiberii auditis ob iustitium aut gaudium intermiserat solita munia. Eo principio lascivire miles, discordare, pessimi cuiusque sermonibus praebere aures, denique luxum et otium cupere, disciplinam et laborem aspernari.
|
1.16.2. In het zomerkamp waren drie legioenen tegelijk gelegerd onder het commando van Iunius Blaesus, die na het vernemen van de dood van Augustus en de regeringsaanvang van Tiberius uit gepaste overwegingen of als vreugdebetuiging de gebruikelijke taken had laten opschorten. Na dit begin sloegen de soldaten aan het lanterfanten, ruzieën, leenden het oor aan de stemmingmakerij van juist de meest abjecte sujetten en verlangden tenslotte naar het vieren van de teugels en indolentie en verwaarloosden tucht en inspanning.
|
1.16.3. Erat in castris Percennius quidam, dux olim theatralium operarum, dein gregarius miles, procax lingua et miscere coetus histrionali studio doctus. Is imperitos animos et quaenam post Augustum militiae condicio ambigentis inpellere paulatim nocturnis conloquiis aut flexo in vesperam die et dilapsis melioribus deterrimum quemque congregare.
|
1.16.3. In het legerkamp bevond zich een zekere Percennius, ooit de gangmaker bij theateruitvoeringen, daarna gemeen soldaat geworden; hij was brutaal van tong en gehaaid in het opzwepen van menigtes dank zij zijn toneelbezigheden. Deze hitste langzaam maar zeker onnozele halzen op en hen die zich afvroegen wat de toekomst in petto zou hebben voor de krijgsmacht na de dood van Augustus, tijdens nachtelijke samenkomsten, of hij wist in de avondschemering, wanneer de betere elementen zich verspreid hadden, juist het grootste tuig bij elkaar te krijgen.
|
Caput XVII
|
Hoofdstuk 17
|
1.17.1. Postremo promptis iam et aliis seditionis ministris velut contionabundus interrogabat cur paucis centurionibus paucioribus tribunis in modum servorum oboedirent. Quando ausuros exposcere remedia, nisi novum et nutantem adhuc principem precibus vel armis adirent?
|
1.17.1. Tenslotte, toen ook al anderen zich bereid toonden de muiterij op gang te helpen, vroeg hij als in een troepenvergadering, waarom zij als slaven dansten naar het pijpen van een handvol centurio's en nog minder tribunen. Wanneer zouden zij het eens aandurven om genoegdoening te eisen als ze nu niet eens met verzoeken of wapens een nieuwe en nog ja-knikkende vorst aan zijn jasje trokken ?
|
1.17.2. Satis per tot annos ignavia peccatum, quod tricena aut quadragena stipendia senes et plerique truncato ex vulneribus corpore tolerent.
|
1.17.2. Ze hadden zich gedurende zoveel jaren al genoeg in de luren laten leggen uit lafhartigheid, dat zij nu als hoogbejaarden en merendeels met gewonde lichamen dertig of veertig dienstjaren wilden verdragen.
|
1.17.3. Ne dimissis quidem finem esse militiae, sed apud vexillum tendentes alio vocabulo eosdem labores perferre. Ac si quis tot casus vita superaverit, trahi adhuc diversas in terras ubi per nomen agrorum uligines paludum vel inculta montium accipiant.
|
1.17.3. En zelfs aan degenen die afzwaaiden werd geen einde aan de diensttijd gegund, maar die moesten, gelegerd bij het vaandel onder een andere naam zich dezelfde inspanningen getroosten. En als iemand in z'n leven al zoveel lotgevallen doorstond, dan werd hij tenslotte naar een uithoek van de aarde overgebracht om daar zompige moerasgrond of onontginbaar bergland als landbouwgrond toegewezen te krijgen.
|
1.17.4. Enimvero militiam ipsam gravem, infructuosam: denis in diem assibus animam et corpus aestimari: hinc vestem arma tentoria, hinc saevitiam centurionum et vacationes munerum redimi. At hercule verbera et vulnera, duram hiemem, exercitas aestates, bellum atrox: aut sterilem pacem sempiterna.
|
1.17.4. Jazeker de krijgsdienst zelf was zwaar, en niet lonend: leven en dood werd dag aan dag op tien assen gewaardeerd: hiervan moest dan nog kleding, tenten, bruut optreden van de centurionen en vrijstelling van corvees betaald worden. Maar verdomme, het was alleen maar zweepslagen en verwondingen wat de klok sloeg, strenge winters, slavenwerk in de zomers, grimmige oorlogen of vrede die niets opbracht.
|
1.17.5. Nec aliud levamentum quam si certis sub legibus militia iniretur, ut singulos denarios mererent, sextus decumus stipendii annus finem adferret, ne ultra sub vexillis tenerentur, sed isdem in castris praemium pecunia solveretur.
|
1.17.5. En er was geen andere verlichting van hun werklast mogelijk dan wanneer ze op nauwkeurig omschreven voorwaarden de krijgdienst aanvaardden, namelijk dat ze ieder een denarius per dag verdienden, dat het zestiende jaar van de krijgsdienst het laatste zou zijn, dat ze dan ook niet langer meer onder het vaandel gehouden werden, maar dat nog in het legerkamp zelf hun beloning in geld werd uitbetaald.
|
1.17.6. An praetorias cohortis, quae binos denarios acceperint, quae post sedecim annos penatibus suis reddantur, plus periculorum suscipere? Non obtrectari a se urbanas excubias: sibi tamen apud horridas gentis e contuberniis hostem aspici.
|
1.17.6. Moesten de soldaten van de keizerlijke lijfwacht, die elk twee denarieën per dag verdienden, die na zestien jaar diensttijd weer naar huis mochten terugkeren, soms meer gevaren doorstaan ? Nu wilde hij niets afdingen op de stadsbewaking: maar zij moesten tussen wilde volken vanuit hun tenten de vijand onder ogen zien.
|
Caput XVIII
|
Hoofdstuk 18
|
1.18.1. Adstrepebat vulgus, diversis incitamentis, hi verberum notas, illi canitiem, plurimi detrita tegmina et nudum corpus exprobrantes.
|
1.18.1. De menigte betuigde luid haar instemming, waarbij zij uiteenlopende drijfveren had, sommigen toonden verwijtend de merktekens van zweepslagen, anderen hun grijze haren,zeer velen hun versleten kleding en zelfs een onbedekt lichaam.
|
1.18.2. Postremo eo furoris venere ut tres legiones miscere in unam agitaverint. Depulsi aemulatione, quia suae quisque legioni eum honorem quaerebant, alio vertunt atque una tres aquilas et signa cohortium locant; simul congerunt caespites, exstruunt tribunal, quo magis conspicua sedes foret.
|
1.18.2. Tenslotte geraakten zij in zo'n staat van razernij dat zij het er op aanstuurden om de drie legioenen samen te smelten. Toen zij dat weer hadden laten varen uit naijver omdat ieder die eer voor zijn eigen legioen opeiste, gooiden ze het over een andere boeg en zetten de drie adelaars en de vaandels van de cohorten op één plaats; tegelijkertijd brachten ze graszoden bijeen en richtten een verhoging op zodat die standplaats des te opvallender zou zijn.
|
1.18.3. Properantibus Blaesus advenit, increpabatque ac retinebat singulos, clamitans 'mea potius caede imbuite manus: leviore flagitio legatum interficietis quam ab imperatore desciscitis. Aut incolumis fidem legionum retinebo aut iugulatus paenitentiam adcelerabo.'
|
1.18.3. Terwijl ze hiermee druk in de weer waren kwam Blaesus op hen aangerend en voer tegen hen uit en hield afzonderlijke soldaten tegen terwijl hij uitriep: "Doop liever jullie handen in mijn bloed: het zal een mindere misdaad zijn om een onderbevelhebber te doden dan tegen de keizer in opstand te komen. Ofwel zal ik ongedeerd de trouw van de legioenen behouden ofwel door mijn dood jullie berouw versnellen".
|
Caput XIX
|
Hoofdstuk 19
|
1.19.1. Aggerabatur nihilo minus caespes iamque pectori usque adcreverat, cum tandem pervicacia victi inceptum omisere.
|
1.19.1. Niettemin ging men verder met het aandragen van graszoden en de verhoging was al tot borsthoogte aangegroeid toen zij, eindelijk door zijn hardnekkigheid overgehaald, hun onderneming staakten.
|
1.19.2. Blaesus multa dicendi arte non per seditionem et turbas desideria militum ad Caesarem ferenda ait, neque veteres ab imperatoribus priscis neque ipsos a divo Augusto tam nova petivisse; et parum in tempore incipientis principis curas onerari.
|
1.19.2. Blaesus betoogde met grote welsprekendheid dat de verlangens van de soldaten niet door middel van muiterij en rellen onder de ogen van de keizer gebracht moesten worden en dat noch de vroegere generaties aan de opperbevelhebbers van weleer noch zijzelf aan de goddelijke Augustus zulke ongehoorde eisen hadden gesteld; en dat het bovendien een erg ongelukkig tijdstip was om de zorgen van een keizer die zijn draai nog moest vinden te verzwaren.
|
1.19.3. Si tamen tenderent in pace temptare quae ne civilium quidem bellorum victores expostulaverint cur contra morem obsequii, contra fas disciplinae vim meditentur? Decernerent legatos seque coram mandata darent.
|
1.19.3. Als zij er toch toe neigden om in vrestijd te proberen te verkrijgen wat zelfs de overwinnaars in burgeroorlogen niet gevraagd zouden hebben, waarom dan een gewelddadig optreden overwogen tegen het beginsel van gehoorzaamheid in en tegen de plicht van discipline ? Ze konden beter gezanten aanwijzen en die in zijn aanwezigheid hun opdrachten geven.
|
1.19.4. Adclamavere ut filius Blaesi tribunus legatione ea fungeretur peteretque militibus missionem ab sedecim annis: cetera mandaturos ubi prima provenissent.
|
1.19.4. Zij stemden ermee in dat de zoon van Blaesus, een tribuun, zich met dit gezantschap zou belasten en voor de soldaten ontslag zou vragen na zestien dienstjaren: de rest zouden ze wel opdragen zodra het eerste bevredigend verlopen was.
|
1.19.5. Profecto iuvene modicum otium: sed superbire miles quod filius legati orator publicae causae satis ostenderet necessitate expressa quae per modestiam non obtinuissent.
|
1.19.5. Na het vertrek van de jongeman bleef het tamelijk rustig: maar de soldaten gingen er prat op dat de zoon van de onderbevelhebber zich nu bepleiter betoonde van hun gemeen belang en dat zij dus met dwang hadden kunnen bereiken wat zij met bescheidenheid niet hadden kunnen klaarstomen.
|
Caput XX
|
Hoofdstuk 20
|
1.20.1. Interea manipuli ante coeptam seditionem Nauportum missi ob itinera et pontes et alios usus, postquam turbatum in castris accepere, vexilla convellunt direptisque proximis vicis ipsoque Nauporto, quod municipii instar erat, retinentis centuriones inrisu et contumeliis, postremo verberibus insectantur, praecipua in Aufidienum Rufum praefectum castrorum ira, quem dereptum vehiculo sarcinis gravant aguntque primo in agmine per ludibrium rogitantes an tam immensa onera, tam longa itinera libenter ferret.
|
1.20.1. Intussen hebben compagnieën die vóór het begin van de muiterij naar Nauportus gestuurd waren met het oog op wegen en bruggen en andere behoeften, de vaandels uit de grond gerukt nadat ze van de opstand in het legerkamp gehoord hadden en nadat ze de nabijgelegen dorpen en Nauportus zelf, dat de omvang van een plattelandsstad had, geplunderd hadden, onder spottend hoongelach tegenover de centurio's die hen probeerden tegen te houden. Tenslotte gingen ze hen zelfs met zweepslagen te lijf waarbij ze vooral hun woede koelden op Aufidienus Rufus, de bevelhebber van het legerkamp die zij van zijn wagen sleurden en belastten met bagage en voor in de troep voortdreven en hem steeds treiterend vroegen of hij voor z'n lol zo'n zware last over zo grote afstanden vervoerde.
|
1.20.2. Quippe Rufus diu manipularis, dein centurio, mox castris praefectus, antiquam duramque militiam revocabat, vetus operis ac laboris et eo inmitior quia toleraverat.
|
1.20.2. Immers Rufus, lange tijd gemeen soldaat, daarna centurio, vervolgens kampcommandant, probeerde de oude, harde krijgstucht in ere te herstellen, oudgeworden onder zware inspanningen en des te onbuigzamer omdat hij het zelf verdragen had.
|
Caput XXI
|
Hoofdstuk 21
|
1.21.1. Horum adventu redintegratur seditio et vagi circumiecta populabantur. Blaesus paucos, maxime praeda onustos, ad terrorem ceterorum adfici verberibus, claudi carcere iubet; nam etiam tum legato a centurionibus et optimo quoque manipularium parebatur.
|
1.21.1. Bij de aankomst van dezen stak de muiterij weer de kop op en op strooptochten plunderden ze de omringende gebieden. Blaesus gaf opdracht om een handvol plunderaars die het zwaarst met buit beladen waren tot afschrikwekkend voorbeeld voor de overigen met de zweep af te straffen en op te sluiten; want ook toen nog gehoorzaamden de centurio's en juist de beste manipelsoldaten hun commandant.
|
1.21.2. Illi obniti trahentibus, prensare circumstantium genua, ciere modo nomina singulorum, modo centuriam quisque cuius manipularis erat, cohortem, legionem, eadem omnibus inminere clamitantes. Simul probra in legatum cumulant, caelum ac deos obtestantur, nihil reliqui faciunt quo minus invidiam misericordiam metum et iras permoverent. Adcurritur ab universis, et carcere effracto solvunt vincula desertoresque ac rerum capitalium damnatos sibi iam miscent.
|
1.21.2. Zij verzetten zich echter tegen degenen die hen wilden arresteren, omarmden de knieën van de omstanders, riepen nu eens de namen van de individuele soldaten, dan weer noemde ieder de centurie waarvan hij soldaat was, de cohort, het legioen en riepen steeds weer dat allen hetzelfde boven het hoofd hing. Tegelijk stapelden ze verwensingen op het hoofd van de commandant en riepen hemel en goden tot getuige aan en lieten niets na waarmee ze haat en medelijden, vrees en woede konden oproepen. Allen schoten hen te hulp en na het openbreken van hun kerker bevrijdden zij de opstandelingen en maakten al gemene zaak met degenen die wegens hoogverraad veroordeeld waren.
|
Caput XXII
|
Hoofdstuk 22
|
1.22.1. Flagrantior inde vis, plures seditioni duces. Et Vibulenus quidam gregarius miles, ante tribunal Blaesi adlevatus circumstantium umeris, apud turbatos et quid pararet intentos 'Vos quidem' inquit 'his innocentibus et miserrimis lucem et spiritum reddidistis: sed quis fratri meo vitam, quis fratrem mihi reddit? Quem missum ad vos a Germanico exercitu de communibus commodis nocte proxima iugulavit per gladiatores suos, quos in exitium militum habet atque armat.
|
1.22.1. Heviger laaide daarop het geweld op, meer aanstichters voor opstand traden op. En ene Vibulenus, een gewoon soldaat zei, vóór het tribunaal van Blaesus op de schouders van de omstanders gehesen tegen de menigte die opgehitst was en gespitst op wat hij ging klaarmaken: 'Jullie hebben aan deze onschuldigen en allerongelukkigsten het licht en de geest teruggegeven: maar wie geeft mijn broer zijn leven terug, wie geeft mij mijn broer terug ? Die was naar jullie toegezonden vanuit het Germaanse leger om voor onze gezamelijke belangen op te komen maar hem heeft hij afgelopen nacht laten kelen door zijn gladiatoren die hij tot ondergang van de soldaten onder de wapens houdt.
|
1.22.2. Responde, Blaese, ubi cadaver abieceris: ne hostes quidem sepultura invident. Cum osculis, cum lacrimis dolorem meum implevero, me quoque trucidari iube, dum interfectos nullum ob scelus sed quia utilitati legionum consulebamus hi sepeliant.'
|
1.22.2. Antwoord, Blaesus, waar je het stoffelijk overschot gedeponeerd hebt: zelfs vijanden misgunnen iemand een begrafenis niet. Wanneer ik met mijn ogen, wanneer ik met mijn tranen mijn verdriet gestild heb, laat ook mij dan doden, als dezen hier ons maar mogen begraven, ons, gedood niet wegens een misdaad maar omdat we voor de belangen van de legioenen opkwamen'.
|
Caput XXIII
|
Hoofdstuk 23
|
1.23.1. Incendebat haec fletu et pectus atque os manibus verberans. Mox disiectis quorum per umeros sustinebatur, praeceps et singulorum pedibus advolutus tantum consternationis invidiaeque concivit, ut pars militum gladiatores, qui e servitio Blaesi erant, pars ceteram eiusdem familiam vincirent, alii ad quaerendum corpus effunderentur.
|
1.23.1. Hij wakkerde dit spektakel nog aan door te huilen en door zich met de vuisten op borst en gezicht te beuken. Daarop duwde hij degenen uiteen, op wier schouders hij leunde, sprong op de grond en wentelde zich voor de voeten van elk van hen en ontketende daardoor zoveel verwarring en haat dat een deel van de soldaten de zwaardvechters die bij Blaesus in dienst stonden, een ander deel de rest van diens personeel in de boeien sloeg, en weer anderen zich verspreidden om het lijk te zoeken.
|
1.23.2. Ac ni propere neque corpus ullum reperiri, et servos adhibitis cruciatibus abnuere caedem, neque illi fuisse umquam fratrem pernotuisset, haud multum ab exitio legati aberant.
|
1.23.2. En als niet al vlug bekend geworden was dat er geen lijk te vinden was, en dat het personeel, ondanks toegepaste folteringen, ontkende dat er een moord had plaats gehad, ja zelfs dat hij nooit een broer gehad had, scheelde het maar een haar of de commandant was er aan gegaan.
|
1.23.3. Tribunos tamen ac praefectum castrorum extrusere, sarcinae fugientium direptae, et centurio Lucilius interficitur cui militaribus facetiis vocabulum 'cedo alteram' indiderant, quia fracta vite in tergo militis alteram clara voce ac rursus aliam poscebat.
|
1.23.3. Toch verjoegen zij de tribunen en het kamphoofd en plunderden de bagage van hen terwijl ze een goed heenkomen zochten, en zij doodden de centurio Lucilius die zij met soldatenspot de bijnaam 'Hier, geef er nog eens een' gegeven hadden omdat hij, als hij zijn stok gebroken had op de rug van een soldaat luidkeels een andere placht te eisen en dan nog een.
|
1.23.4. Ceteros latebrae texere, uno retento Clemente Iulio qui perferendis militum mandatis habebatur idoneus ob promptum ingenium.
|
1.23.4. De overige tribunen hebben zich schuil kunnen houden; alleen Clemens Iulius spaarden zij omdat hij wegens zijn toeschietelijkheid geschikt geacht werd om de opdrachten van de soldaten uit te voeren.
|
1.23.5. Quin ipsae inter se legiones octava et quinta decuma ferrum parabant, dum centurionem cognomento Sirpicum illa morti deposcit, quintadecumani tuentur, ni miles nonanus preces et adversum aspernantis minas interiecisset.
|
1.23.5. Ja zelfs dreigden het achtste en het vijftiende legioen het met elkaar aan de stok te krijgen, omdat de eersten de uitlevering eisten van de centurio met de naam Sirpicus om hem ter dood te brengen maar die van het vijftiende hem beschermden [maar het zou toch tot een gevecht gekomen zijn] als de soldaten van het negende met hun voorspraak en hun dreigementen tegen weerspannige elementen niet tussenbeide gekomen waren.
|
|
|