Aeneis 6, 001 - 155 |
Aeneas bij de Sibylle. |
|
Sic fatur lacrimans, classique immittit habenas, et tandem Euboicis Cumarum adlabitur oris. Obvertunt pelago proras; tum dente tenaci ancora fundabat naves, et litora curvae praetexunt puppes. Iuvenum manus emicat ardens | 005 |
- Dit zei hij, in tranen, en hij gaf de vloot de teugels, en landde tenslotte op de Euboische kust van Cumae. Ze keerden de steven naar zee; toen hielde het anker de schepen vast met weerbarstige haak en de gebogen achterstevens omkransten de kust. De vurige bende jong volk sprong af |
litus in Hesperium; quaerit pars semina flammae abstrusa in venis silicis, pars densa ferarum tecta rapit silvas, inventaque flumina monstrat. At pius Aeneas arces, quibus altus Apollo praesidet, horrendaeque procul secreta Sibyllae | 010 |
op de kust van het Avondland; een deel ging op zoek naar een vuurtje, verborgen in de aders van vuursteen, anderen plunderden de wouden, de dichte woning van wild, en wees elkaar op gevonden beken. Maar de plichtsgetrouwe Aeneas ging op weg naar de burcht, waar de verheven Apollo zetelt, en de heimelijk afgelegen, geweldige grot |
antrum immane petit,magnum cui mentem animumque Delius inspirat vates, aperitque futura. Iam subeunt Triviae lucos atque aurea tecta. - Daedalus, ut fama est, fugiens Minoia regna, praepetibus pennis ausus se credere caelo, | 015 |
van de huiveringwekkende Sibylle, bij wie de Delische ziener zijn grote geestesvermogen inblaast en de toekomst ontsluit. Reeds naderden zij het woud en de gouden tempel van Diana. - Daedalus waagde het, volgens de overlevering, op zijn vlucht voor koning Minos, zich toe te vertrouwen aan de hemel met snelle vleugels, |
insuetum per iter gelidas enavit ad Arctos, Chalcidicaque levis tandem super adstitit arce. Redditus his primum terris, tibi, Phoebe, sacravit remigium alarum, posuitque immania templa. In foribus letum Androgeo: tum pendere poenas | 020 |
via deze ongewone weg vloog hij weg naar de ijzige beren, en landde tenslotte licht op de burcht van Chalcidice. Direct na zijn veilige landing wijdde hij u, Phoebus, zijn riemen, de vleugels, en bouwde een reusachtige tempel. Op de deuren de dood van Androgeos: toen moesten de kinderen van Cecrops |
Cecropidae iussi---miserum!---septena quotannis corpora natorum; stat ductis sortibus urna. Contra elata mari respondet Gnosia tellus: hic crudelis amor tauri, suppostaque furto Pasiphae, mixtumque genus prolesque biformis | 025 |
hun tol duur betalen - ellende - van jaarlijks zeven kinderen daar staat ook de urn met de getrokken loten ernaast. Daartegenover, hoog boven de zee, spiegelt het eiland van Cnossus: hier speelt zich de wrede begeerte naar de stier af, Pasiphae heimelijk gelegen onder het dier, en ook het gemengde nageslacht van tweeërlei soort: |
Minotaurus inest, Veneris monumenta nefandae; hic labor ille domus et inextricabilis error; magnum reginae sed enim miseratus amorem Daedalus ipse dolos tecti ambagesque resolvit, caeca regens filo vestigia. Tu quoque magnam | 030 |
de Minotaurus staat hier, een heugenis aan een goddeloze Venus; hier die met moeite gebouwde gevangenis en het onontwarbare doolhof; maar dan uit sympathie met de grote liefde van de koningsdochter lost Daedalus zelf de listen van het bouwwerk op en verraadt zijn geheimen, met een draad de tastende voetstappen sturend. Jij ook, Icarus, |
partem opere in tanto, sineret dolor, Icare, haberes. Bis conatus erat casus effingere in auro; bis patriae cecidere manus. Quin protinus omnia perlegerent oculis, ni iam praemissus Achates adforet, atque una Phoebi Triviaeque sacerdos, | 035 |
zou een belangrijk deel van dit werk zijn, als je vaders smart het gedoogd had. Twee maal had hij gepoogd je val in goud uit te beelden; maar evenzoveel maal versaagden zijn handen. Ja alles zouden terstond zij nieuwsgierig bekeken hebben, als niet de vooruitgestuurde Achates verschenen was, en met hem de priesteres van Phoebus en Diana, |
Deiphobe Glauci, fatur quae talia regi: `Non hoc ista sibi tempus spectacula poscit; nunc grege de intacto septem mactare iuvencos praestiterit, totidem lectas de more bidentes.' Talibus adfata Aenean (nec sacra morantur | 040 |
Glaucus' dochter Deiphobe, die tot Aeneas sprak: 'Niet vergt jou dit tijdstip dit soort vergapen; nu zou het beter zijn zeven stieren te slachten van een ongetemd soort en, volgens de rite, evenveel tweejarige schapen'. Na deze woorden tot Aeneas (de mannen voeren terstond |
iussa viri), Teucros vocat alta in templa sacerdos. Excisum Euboicae latus ingens rupis in antrum, quo lati ducunt aditus centum, ostia centum; unde ruunt totidem voces, responsa Sibyllae. Ventum erat ad limen, cum virgo:`Poscere fata | 045 |
de gewijde opdrachten uit) ontbiedt zij de Teukrers in haar hoge tempel. Uitgehakt is de flank van de Euboïsche rots tot een reusachtige grot, waartoe honderd weidse ingangen toegang bieden, honderd openingen; vanwaaruit evenveel stemmen opklinken, antwoorden aan de Sibylle. Men kwam bij de ingang, toen de vrouw al zei: 'De tijd is daar om naar |
tempus' ait; `deus, ecce, deus!' Cui talia fanti ante fores subito non voltus, non color unus, non comptae mansere comae; sed pectus anhelum, et rabie fera corda tument; maiorque videri, nec mortale sonans, adflata est numine quando | 050 |
lotsbeschikkingen te vragen, de god, oh zie, de god!'. Bij haar die dit zei vóór de deuren veranderen gezichtsuitdrukkung, gelaatskleur en haardracht; haar borst hijgt en door razernij zwelt haar hart; zij lijkt wel te groeien en stoot klanken uit die niet des stervelings zijn, nu zij toegeademd wordt door de machtige god |
iam propiore dei. `Cessas in vota precesque, Tros' ait `Aenea? Cessas? Neque enim ante dehiscent attonitae magna ora domus.' Et talia fata conticuit. Gelidus Teucris per dura cucurrit ossa tremor, funditque preces rex pectore ab imo: | 055 |
die al nadert. 'Talmt gij met beloften en beden, Trojaan Aeneas? Talmt gij? Niet eerder zullen immers de reusachtige mondingen van zijn donderend huis opengaan'. En na deze woorden valt zij stil. Een koude siddering doorloopt bij de Teucers de botten, hun koning stort beden vanuit het diepst van zijn hart: |
`Phoebe, graves Troiae semper miserate labores, Dardana qui Paridis direxti tela manusque corpus in Aeacidae, magnas obeuntia terras tot maria intravi duce te, penitusque repostas Massylum gentes praetentaque Syrtibus arva, | 060 |
"Phoebus, gij die altijd mededogen betoond hebt met het lijden van Troje, die de Dardaanse wapens van Paris uit zijn handen gestuurd hebt naar het lichaam van Aeacus' kleinzoon: zoveel zeeën die grote landen omspoelen ben ik opgevaren onder uw leiding, en het veraf gelegen volk der Massyliërs en de streken die liggen aan de rand van de Syrten, |
iam tandem Italiae fugientis prendimus oras; hac Troiana tenus fuerit Fortuna secuta. Vos quoque Pergameae iam fas est parcere genti, dique deaeque omnes quibus obstitit Ilium et ingens gloria Dardaniae. Tuque, O sanctissima vates, | 065 |
nu zetten we dan eindelijk voet op het vluchtende land van Italië; moge de Trojaanse doem ons niet verder vervolgen. Ook past het u, het volk van Pergamus verder te sparen, al gij goden en godinnen, die Ilium en de grote roem van Dardania een doorn in het oog was. En gij, oh doorluchtige profetes, |
praescia venturi, da, non indebita posco regna meis fatis, Latio considere Teucros errantisque deos agitataque numina Troiae. Tum Phoebo et Triviae solido de marmore templum instituam, festosque dies de nomine Phoebi. | 070 |
met weet van de toekomst, sta toe - ik vraag geen rijk dat mijn beschikkingen vreemd is - dat de Teucriërs zich in Latium vestigen alsook de dolende goden van Troje en hun voortgejaagde majesteit. Dan zal ik voor Phoebus en Diana een marmeren tempel doen bouwen, en feestdagen instellen ter ere van Phoebus. |
Te quoque magna manent regnis penetralia nostris: hic ego namque tuas sortes arcanaque fata, dicta meae genti, ponam, lectosque sacrabo, alma, viros. Foliis tantum ne carmina manda, ne turbata volent rapidis ludibria ventis; | 075 |
U ook wacht een grote tempel in ons rijk: want daar breng ik onder uw orakels en geheime voorspelkunst, bestemd voor mijn volk, en uitgelezen priesters, verhevene. Maar vertrouw uw voorspellingen niet meer toe aan de blaren, opdat zij geen speelbal worden voor de snelle wind; |
ipsa canas oro.' Finem dedit ore loquendi. At, Phoebi nondum patiens, immanis in antro bacchatur vates, magnum si pectore possit excussisse deum; tanto magis ille fatigat os rabidum, fera corda domans, fingitque premendo. | 080 |
voorspel met eigen stem, bid ik u'. Zo besloot hij zijn woorden. Maar de priesteres, nog niet in staat Phoebus te verdragen, danst bacchantisch rond in de grot, om de grote god uit haar borst te houden; maar des te meer toomt hij haar schuimende mond in en temt haar wilde hart en brengt haar door constante druk tot kalmte. |
Ostia iamque domus patuere ingentia centum sponte sua, vatisque ferunt responsa per auras: `O tandem magnis pelagi defuncte periclis! Sed terrae graviora manent. In regna Lavini Dardanidae venient; mitte hanc de pectore curam; | 085 |
Dan gaan de honderd reusachtige openingen van het huis vanzelf open, en dragen de antwoorden van de profetes door de lucht: 'Gij, die tenslotte de grote gevaren op zee hebt doorstaan: - maar te land wachten nog ernstigere - In het rijk van Lavinium komen Dardanus' telgen wel aan: maak je daar niet bezorgd om; |
sed non et venisse volent. Bella, horrida bella, et Thybrim multo spumantem sanguine cerno. Non Simois tibi, nec Xanthus, nec Dorica castra defuerint; alius Latio iam partus Achilles, natus et ipse dea; nec Teucris addita Iuno | 090 |
maar het zal ze berouwen: oorlogen, vreselijke oorlogen zie ik, en een Tiber doortrokken van opschuimend bloed; Het zal je niet ontbreken aan een Simois, niet aan een Xanthus, noch aan een Grieks legerkamp; een tweede Achilles is al geboren in Latium, ook die is geboren uit een godin; en nergens zal de kwelling van Juno |
usquam aberit; cum tu supplex in rebus egenis quas gentes Italum aut quas non oraveris urbes! Causa mali tanti coniunx iterum hospita Teucris externique iterum thalami. Tu ne cede malis, sed contra audentior ito, | 095 |
de Teukriërs ontbreken; welke Italische volken en steden ook, gij smekend in behoeftige toestand, om hulp zult vragen! De aanzet tot zoveel ellende brengt weer een vrouw uit den vreemde de Teucriërs en weer een huwelijk met een vreemdeling. Gij, deins niet terug voor die ellende, maar bied haar des te moediger het hoofd, |
qua tua te Fortuna sinet. Via prima salutis, quod minime reris, Graia pandetur ab urbe.' Talibus ex adyto dictis Cumaea Sibylla horrendas canit ambages antroque remugit, obscuris vera involvens: ea frena furenti | 100 |
zolang uw Lot dat u gunt. Het eerste pad naar voorspoed loopt, - dat had u nooit kunnen denken - vanuit een Griekse stad'. In dergelijke woorden voorspelde de Sibylle van Cumae haar huiveringwekkende raadsels en laat de grot weergalmen, waarheid hullend in duistere taal: de teugels van haar razernij |
concutit, et stimulos sub pectore vertit Apollo. Ut primum cessit furor et rabida ora quierunt, incipit Aeneas heros: `Non ulla laborum, O virgo, nova mi facies inopinave surgit; omnia praecepi atque animo mecum ante peregi. | 105 |
zwiept Apollo en hij drijft zijn sporen diep in haar hart. Zodra haar razernij geweken is en haar woedende mond rust, spreekt de held Aeneas: 'Geen nieuwe inspanning, vrouwe, rijst nu onverwacht voor mij op; alles heb ik voorzien en in mijn hart overwogen. |
Unum oro: quando hic inferni ianua regis dicitur, et tenebrosa palus Acheronte refuso, ire ad conspectum cari genitoris et ora contingat; doceas iter et sacra ostia pandas. Illum ego per flammas et mille sequentia tela | 110 |
Eén bede nog: aangezien het heet dat hier de deur van de onderwereld is, en het duistere moeras van Acherons poel, moge het mij dan vergund zijn mijn dierbare vader te ontmoeten en zijn gezicht te aanschouwen; wijs mij de weg en open de heilige poort. Hem heb ik op mijn schouders door vlammen en een regen van speren |
eripui his umeris, medioque ex hoste recepi; ille meum comitatus iter, maria omnia mecum atque omnes pelagique minas caelique ferebat, invalidus, vires ultra sortemque senectae. Quin, ut te supplex peterem et tua limina adirem, | 115 |
in veiligheid uit het midden der vijand gebracht; hij heeft mijn tocht meegemaakt, alle zeeën, hun dreiging en die van de hemel met mij getrotseerd, ondanks zijn zwakte, hij deed meer dan zijn kracht en het lot van zijn ouderdom toestond. Ja, zelf droeg hij mij op tot u deze smeekbede te richten |
idem orans mandata dabat. Gnatique patrisque, alma, precor, miserere;---potes namque omnia, nec te nequiquam lucis Hecate praefecit Avernis;--- si potuit Manes arcessere coniugis Orpheus, Threicia fretus cithara fidibusque canoris, | 120 |
en uw heiligdom te bezoeken. Heb medelijden met vader en zoon, doorluchtige, smeek ik; - want gij vermag alles, en niet zomaar heeft Hecate u aangesteld over de Avernische wouden - als Orpheus in staat was de schim van zijn echtgenote op te halen, vertrouwend op zijn Thracische cither en zijn welluidende snaren, |
si fratrem Pollux alterna morte redemit, itque reditque viam totiens. Quid Thesea, magnum quid memorem Alciden? Et mi genus ab Iove summo.' Talibus orabat dictis, arasque tenebat, cum sic orsa loqui vates: `Sate sanguine divom, | 125 |
als Pollux zijn broer met een alternatieve dood wist vrij te kopen en zo vaak de weg heen en terug ging. Wat zal ik nog de grote Theseus noemen of Hercules? Ook mijn afkomst gaat terug op de hoogste Juppiter'. Met deze woorden bad hij met zijn hand aan het altaar, toen de profetes zo begon te spreken: 'Zoon uit het bloed van goden, |
Tros Anchisiade, facilis descensus Averno; noctes atque dies patet atri ianua Ditis; sed revocare gradum superasque evadere ad auras, hoc opus, hic labor est. Pauci, quos aequus amavit Iuppiter, aut ardens evexit ad aethera virtus, | 130 |
Trojaan, zoon van Anchises, makkelijk is de afdaling via Avernus; nacht en dag staat de deur van de donkere Dis open; maar terugkeren en weer ontkomen naar de bovenwereld, dat is het probleem, daarin schuilt de moeilijkheid. Slechts weinigen, bemind door de billijke Juppiter of ten hemel gevoerd door eigen karakter, |
dis geniti potuere. Tenent media omnia silvae, Cocytusque sinu labens circumvenit atro. Quod si tantus amor menti, si tanta cupido est, bis Stygios innare lacus, bis nigra videre Tartara, et insano iuvat indulgere labori, | 135 |
godenzonen, hebben dit gekund. Wouden beslaan de weg ernaartoe, en de Cocytus stroomt in een donkere kring als ommuring. Maar als een zo groot verlangen leeft in jouw geest en je behoefte zo groot is om twee maal de Stygische wateren over te steken, twee maal de donkere Tartarus te zien, en je graag deze tocht van leed wilt volbrengen, |
accipe, quae peragenda prius. Latet arbore opaca aureus et foliis et lento vimine ramus, Iunoni infernae dictus sacer; hunc tegit omnis lucus, et obscuris claudunt convallibus umbrae. Sed non ante datur telluris operta subire, | 140 |
hoor dan aan wat eerst volbracht moet. Er is verborgen in een donker woud een tak: goud zijn de bladeren en ook zijn taaie schacht, aan Proserpina heet hij gewijd; hem dekt heel het woud toe, en in een donker dal omsluit schaduw hem. Maar niet eerder wordt het iemand vergund in de diepten der onderwereld |
auricomos quam quis decerpserit arbore fetus. Hoc sibi pulchra suum ferri Proserpina munus instituit. Primo avulso non deficit alter aureus, et simili frondescit virga metallo. Ergo alte vestiga oculis, et rite repertum | 145 |
af te dalen, voordat hij de goudgeloverde tak van de boom heeft geplukt. Dit beval Proserpina als een passend geschenk haar te brengen. Als eenmaal de eerste geplukt is, ontbreekt nimmer een andere van goud want een volgende tak loopt uit van hetzelfde metaal. Speur dus grondig met je ogen en als je hem vind: pluk hem af met de hand |
carpe manu; namque ipse volens facilisque sequetur, si te fata vocant; aliter non viribus ullis vincere, nec duro poteris convellere ferro. Praeterea iacet exanimum tibi corpus amici--- heu nescis---totamque incestat funere classem, | 150 |
volgens voorschrift; want gewillig en gedwee zal hij je volgen, als het lot je verkiest; zo niet, dan zal met geen enkel geweld, zelfs niet met het scherpste zwaard, je hem af kunnen rukken. Bovendien ligt er nog een ontzield lichaam van je vriend - ach, je weet het niet - en bezoedelt heel de vloot met zijn lijk, |
dum consulta petis nostroque in limine pendes. Sedibus hunc refer ante suis et conde sepulchro. Duc nigras pecudes; ea prima piacula sunto: sic demum lucos Stygis et regna invia vivis aspicies.' Dixit, pressoque obmutuit ore. | 155 |
terwijl jij komt vragen om raad en in onze tempel verblijft. Breng hem eerst naar een passende rustplaats en zorg voor een graf. Voer zwarte schapen aan; die moeten je eerst nog verzoenen: dan pas zul je de wouden der Styx en het rijk, ontoegankelijk voor levenden, aanschouwen". Dit sprak zij en sloot toen in zwijgen haar lippen. |
|
|