Aeneis 5, 700 - einde [871] |
Vertrek van Sicilië. |
|
- At pater Aeneas casu concussus acerbo nunc huc ingentis, nunc illuc pectore curas mutabat uersans, Siculisne resideret aruis oblitus fatorum, Italasne capesseret oras. Tum senior Nautes, unum Tritonia Pallas quem docuit multaque insignem reddidit arte— | 705 |
- Maar vader Aeneas, geschokt door die wrange tegenslag, woog weifelend zijn grote zorgen om en om in de geest, vroeg zich af of hij op Sicilië zou blijven, en zijn bestemming laten varen, ofwel toch Italia zou pogen te bereiken. Het volgende sprak toen de oudere Nautes, door de Tritoonse Pallas onderwezen en vermaard in velerlei kunsten, - |
haec responsa dabat, uel quae portenderet ira magna deum uel quae fatorum posceret ordo; isque his Aenean solatus uocibus infit: 'Nate dea, quo fata trahunt retrahuntque sequamur; quidquid erit, superanda omnis fortuna ferendo est. | 710 |
zij gaf hij hem antwoorden in, ofwel wat de grote toorn der goden van zins was, of wat de loop van het lot nu eenmaal vereiste; hij sprak tot Aeneas met deze troostrijke woorden; 'Godinnezoon, laten we ons lot nu maar volgen, waarheen het ons stuurt; hoe het ook zij, naar onze onontkoombare toestand moeten we ons voegen. |
Est tibi Dardanius diuinae stirpis Acestes: hunc cape consiliis socium et coniunge uolentem, huic trade amissis superant qui nauibus et quos pertaesum magni incepti rerumque tuarum est. Longaeuosque senes ac fessas aequore matres | 715 |
Je beschikt hier over de Dardaan van goddelijke afkomst Acestes: betrek deze bereidwillige vriend in je overleg en je plannen, draag aan hem over die nog resten na verlies van hun schepen en die van je grootse onderneming en je reizen genoeg hebben. Zoek de hoogbejaarden en de zeemoede vrouwen uit |
et quidquid tecum inualidum metuensque pericli est delige, et his habeant terris sine moenia fessi; urbem appellabunt permisso nomine Acestam.' - Talibus incensus dictis senioris amici tum uero in curas animo diducitur omnis; | 720 |
en al wie in je gevolg verzwakt is en bang voor gevaren en laat die hier in dit land maar, uitgeblust, wonen in een stad met de naam Acesta, als hij dat tenminste gedoogt'. - Door deze woorden van zijn oude vriend geprikkeld werd hij pas echt in allerlei zorgen gedompeld. |
Et Nox atra polum bigis subuecta tenebat. visa dehinc caelo facies delapsa parentis Anchisae subito talis effundere uoces: 'Nate, mihi uita quondam, dum uita manebat, care magis, nate Iliacis exercite fatis, | 725 |
Zwart stond de Nacht in haar tweespan al hoog aan de hemel, toen kwam plots de verschijning omlaag van vader Anchises en scheen deze woorden te spreken: 'Mijn zoon, ooit liever nog dan mijn leven toen ik dat nog bezat, mijn zoon, door Trojes lot voortgejaagd, hierheen kom ik |
imperio Iouis huc uenio, qui classibus ignem depulit, et caelo tandem miseratus ab alto est. Consiliis pare quae nunc pulcherrima Nautes dat senior; lectos iuuenes, fortissima corda, defer in Italiam. Gens dura atque aspera cultu | 730 |
in opdracht van Juppiter, die de brand op de vloot wist te blussen en tenslotte toch medelijden toont vanuit zijn hoge hemel. Geef gehoor aan het uitstekende advies dat de oude Nautes je geeft; voer een uitgelezen groep jonge, dappere mannen mee naar Italia. Een volk, hard en onbehouwen, |
debellanda tibi Latio est. Ditis tamen ante infernas accede domos et Auerna per alta congressus pete, nate, meos. Non me impia namque Tartara habent, tristes umbrae, sed amoena piorum concilia Elysiumque colo. Huc casta Sibylla | 735 |
zul je in Latium moeten verslaan. Eerst echter moet je Dis' woning der doden ingaan en via de diepe Avernus mij bezoeken. Niet immers verblijf ik in de Tartarus der goddelozen, die sombere schimmen, maar het heerlijk gezelschap der achtenswaardigen is mij gegund: het Elysium. Hierheen zal de kuise Sibylle je voeren |
nigrarum multo pecudum te sanguine ducet. Tum genus omne tuum et quae dentur moenia disces. Iamque uale; torquet medios Nox umida cursus et me saeuus equis Oriens adflauit anhelis.' Dixerat et tenuis fugit ceu fumus in auras. | 740 |
na het offeren van veel bloed van zwarte schapen. Dan zull je alles over je volk vernemen en wat voor stad je geschonken wordt. Nu: vaarwel! De Nacht draait al dauwbrengend weg en wild blaast de Morgen me toe met snuivende paarden'. Na deze woorden vervluchtigde hij als rook in de wind. |
Aeneas 'quo deinde ruis? quo proripis?' inquit, 'Quem fugis? aut quis te nostris complexibus arcet?' Haec memorans cinerem et sopitos suscitat ignis, Pergameumque Larem et canae penetralia Vestae farre pio et plena supplex ueneratur acerra. | 745 |
'Waar vlucht je heen? Waarnaartoe?', riep Aeneas, Voor wie wijk je weg? Wie voorkomt onze omhelzing?' Terwijl hij zo spreekt wekt hij het sluimerende vuur uit de as, en eert Pergamus' Lar en het altaar van de oeroude Vesta met gewijde gerst en wolken wierook als smekeling. |
-Extemplo socios primumque accersit Acesten et Iouis imperium et cari praecepta parentis edocet et quae nunc animo sententia constet. Haud mora consiliis, nec iussa recusat Acestes: transcribunt urbi matres populumque uolentem | 750 |
- Direct ontbiedt hij zijn reisgezellen en met name Acestes en vertelt hen Juppiters opdracht en de voorschriften van zijn dierbare vader en welk plan nu vaststaat in zijn geest. Geen oponthoud kent deze plannen en Acestes steunt hem volkomen: zij schrijven de vrouwen in voor de stad en ieder die wil |
deponunt, animos nil magnae laudis egentis. Ipsi transtra nouant flammisque ambesa reponunt robora nauigiis, aptant remosque rudentisque, exigui numero, sed bello uiuida uirtus. Interea Aeneas urbem designat aratro | 755 |
laten zij achter: mannen zonder behoefte aan roem. Zelf herstellen zij de banken en repareren de geblakerde balken op de schepen en zorgen voor riemen en tuig, onaanzienlijk in aantal, maar blakend van mannelijke strijdlust. Aeneas, intussen, zet met een ploeg het stadsareaal uit, |
sortiturque domos; hoc Ilium et haec loca Troiam esse iubet. Gaudet regno Troianus Acestes indicitque forum et patribus dat iura uocatis. Tum uicina astris Erycino in uertice sedes fundatur Veneri Idaliae, tumuloque sacerdos | 760 |
bij loting kent hij de kavels toe; noemt deze plek Ilium en een andere moet Troje gaan heten. De Trojaan Acestes groeit in zijn koningschap en wijst het forum aan en geeft vroede vaderen hun rechten. Dan wordt op de top van de Eryx, de sterren nabij, een tempel gebouwd voor Venus Idalia, en aan het graf van Anchises een priester |
ac lucus late sacer additus Anchiseo. - Iamque dies epulata nouem gens omnis, et aris factus honos: placidi strauerunt aequora uenti creber et aspirans rursus uocat Auster in altum. Exoritur procurua ingens per litora fletus; | 765 |
en ver rondom een heilig woud toegevoegd. - Nu verbleef negen dagen al het volk tesamen, en op de altaren werden eregaven geofferd: kalme winden effenden de zeeën en een gestaag waaiende Zuidenwind noodde weer tot de zeevaart. Toen rees langs de kromming der kust een geweldig gejammer; |
complexi inter se noctemque diemque morantur. Ipsae iam matres, ipsi, quibus aspera quondam uisa maris facies et non tolerabile nomen, ire uolunt omnemque fugae perferre laborem. Quos bonus Aeneas dictis solatur amicis | 770 |
men omhelsde elkaar en draalde een dag en een nacht. Zelfs de moeders en zij voor wie eens de aanblik der zee bitter was en onverdraaglijk het woord al, willen nu meegaan en elke beproeving van de tocht doorstaan. Hen troost de goede Aeneas met vriendelijke woorden |
et consanguineo lacrimans commendat Acestae. Tris Eryci uitulos et Tempestatibus agnam caedere deinde iubet soluique ex ordine funem. Ipse caput tonsae foliis euinctus oliuae stans procul in prora pateram tenet, extaque salsos | 775 |
en onder tranen beveelt hij ze aan bij zijn bloedverwant Acestes. Daarop beveelt hij drie kalfjes te offeren aan Eryx en de Stormen een lam en dan schip na schip de trossen te lossen. Zelf staat hij, het hoofd omkranst met olijfblad, hoog op de voorsteven, een schaal in de hand, en werpt |
porricit in fluctus ac uina liquentia fundit. Prosequitur surgens a puppi uentus euntis; certatim socii feriunt mare et aequora uerrunt. - At Venus interea Neptunum exercita curis adloquitur talisque effundit pectore questus: | 780 |
offervlees in de zilte golven en plengt heldere wijn. Een gunstige wind vanaf achter steekt op en begeleidt hen, in wedijver treffen de schepelingen de zee en scheren over het water. Maar Venus, intussen, door zorgen gekweld, wendt zich tot Neptunus en recht uit haar hart uit zij deze klachten: |
'Iunonis grauis ira neque exsaturabile pectus cogunt me, Neptune, preces descendere in omnis; quam nec longa dies pietas nec mitigat ulla, nec Iouis imperio fatisque infracta quiescit. Non media de gente Phrygum exedisse nefandis | 785 |
'Juno's onbedaarlijke wrok en onverzoenlijke hart dwingen mij, Neptunus, tot alle mogelijke beden mijn toevlucht te nemen; haar stemt noch een lang tijdsverloop milder noch enige vorm van godsvrucht, noch komt zij gebroken door Juppiters bevel of het noodlot tot rust. Het is haar niet voldoende midden uit het Phrygische volk hun stad |
urbem odiis satis est nec poenam traxe per omnem reliquias Troiae: cineres atque ossa peremptae insequitur. Causas tanti sciat illa furoris. Ipse mihi nuper Libycis tu testis in undis quam molem subito excierit: maria omnia caelo | 790 |
vernietigd te hebben in haar godonwaardige haat en al wat van Troje nog rest alle mogelijke straffen te geven: zelfs de as en de botten van de verloren stad jaagt ze na. De reden voor zo'n razernij kan ze zelf slechts weten. Zelf was je me onlangs getuige hoe ze in de Libysche zee een onverwachte orkaan liet ontstaan: alle zee zwiepte ze hoog in het luchtruim; |
miscuit Aeoliis nequiquam freta procellis, in regnis hoc ausa tuis. Per scelus ecce etiam Troianis matribus actis exussit foede puppis et classe subegit amissa socios ignotae linquere terrae. | 795 |
tevergeefs vertrouwend op de stormkracht van Aeolus waagde ze dat in jouw rijk. Zie hoe ze ook misdadiglijk door het optreden van de Trojaanse vrouwen de vloot, oh schande, in brand stak en door het verlies van schepen ertoe dwong metgezellen achter te laten in een onbekend land. |
Quod superest, oro, liceat dare tuta per undas uela tibi, liceat Laurentem attingere Thybrim, si concessa peto, si dant ea moenia Parcae.' Tum Saturnius haec domitor maris edidit alti: 'Fas omne est, Cytherea, meis te fidere regnis, | 800 |
Ik smeek je, laat het overige, wat jou betreft, veilig de zee oversteken en de Laurentische Tiber bereiken, als ik vraag wat geoorloofd is, als de Parcen daar een stad gunnen'. Toen sprak Saturnus' zoon, heerser over de diepe zee, deze woorden: 'Alleszins is het terecht, Cytherische, mijn rijk te verouwen, |
unde genus ducis. Merui quoque; saepe furores compressi et rabiem tantam caelique marisque. Nec minor in terris, Xanthum Simoentaque testor, Aeneae mihi cura tui. Cum Troia Achilles exanimata sequens impingeret agmina muris, | 805 |
waaruit jij geboren werd. Verdiend heb ik het ook; vaak heb ik stormen bedaard en grote razernij van hemel en zee. Evenzo te land - Xanthus en Simoeis roep ik aan tot getuige - was jouw Aeneas mij tot zorg, toen Achilles in Troje het uitgeputte leger achtervolgde en binnen de muren joeg, |
milia multa daret leto, gemerentque repleti amnes nec reperire uiam atque euoluere posset in mare se Xanthus, Pelidae tunc ego forti congressum Aenean nec dis nec uiribus aequis nube caua rapui, cuperem cum uertere ab imo | 810 |
en duizenden doodde, en de stromen, met lijken gevuld, hun klachten uitten en de Xanthus geen bedding meer kon vinden en niet meer weg kon stromen naar zee: toen heb ik de sterke Pelide Aeneas ontroofd, noch opgewassen in kracht noch beschermd door de goden, maar ik hulde hem in een wolk, hoewel ik de muren van het meinedige Troje |
structa meis manibus periurae moenia Troiae. Nunc quoque mens eadem perstat mihi; pelle timores. Tutus, quos optas, portus accedet Auerni. Unus erit tantum amissum quem gurgite quaeres; unum pro multis dabitur caput.' | 815 |
gebouwd met mijn eigen handen, met de grond gelijk wilde maken. Ook nu leeft diezelfde gezindheid bij mij voort; weg met je vrees! Ongedeerd zal hij, zoals je wilt, de haven van Avernus bereiken. Slechts één zal er zijn, die je, verloren in zee, missen zult; één hoofd slechts zal gegeven worden voor velen'. |
His ubi laeta deae permulsit pectora dictis, iungit equos auro genitor, spumantiaque addit frena feris manibusque omnis effundit habenas. Caeruleo per summa leuis uolat aequora curru; subsidunt undae tumidumque sub axe tonanti | 820 |
Zodra hij zo het gemoed van de godin tot haar vreugde gekalmeerd had, spande de god zijn paarden met goud in en legde het bit aan in hun vurig schuimende bek en vierde de teugels vrij in zijn handen. In zijn donkere wagen gleed hij licht over het zeeoppervlak: de golven weken terug en het omstuimige water maakte plaats |
sternitur aequor aquis, fugiunt uasto aethere nimbi. Tum uariae comitum facies, immania cete, et senior Glauci chorus Inousque Palaemon Tritonesque citi Phorcique exercitus omnis; laeua tenet Thetis et Melite Panopeaque uirgo, | 825 |
onder de dreunende as, aan de hemel verdwijnen de wolken. Dan volgde een bont gezelschap gevolg, een reusachtige menigte, zowel het oude gevolg van Glaucus als Palaemon, de zoon van Ino en de snelle Tritonen en heel het leger van Phorcus; Thetis en Melite links alsook het jonge meisje Panopea, |
Nisaee Spioque Thaliaque Cymodoceque. - Hic patris Aeneae suspensam blanda uicissim gaudia pertemptant mentem; iubet ocius omnis attolli malos, intendi bracchia uelis. Una omnes fecere pedem pariterque sinistros, | 830 |
Nisaea en Spio en Thalia en Cymodoce. - Nu doorstroomt de angstige geest van vader Aeneas weer aangename vreugde; hij geeft opdracht alle masten te heffen en de ra's te strekken voor de zeilen. Allen gelijk zetten de broeken vast en nu tegelijk links |
nunc dextros soluere sinus; una ardua torquent cornua detorquentque; ferunt sua flamina classem. Princeps ante omnis densum Palinurus agebat agmen; ad hunc alii cursum contendere iussi. Iamque fere mediam caeli Nox umida metam | 835 |
dan weer rechts laten ze de schoten vieren; tegelijk draaien ze de hoge gaffels en draaien weer terug: een gunstige bries drijft de vloot voort. Als eerste vóór allen voerde Palinurus de drom schepen aan; zijn koers moeten de anderen volgen. Al bijna had de dauwbrengende Nacht het keerpunt aan de hemel bereikt |
contigerat, placida laxabant membra quiete sub remis fusi per dura sedilia nautae, cum leuis aetheriis delapsus Somnus ab astris aera dimouit tenebrosum et dispulit umbras, te, Palinure, petens, tibi somnia tristia portans | 840 |
en de schepelingen, verspreid aan de riemen over de harde banken, ontspanden hun leden door de kalme rust, toen de Slaap, slinks neergegleden van de sterrenhemel, de duistere lucht wegschoof en de schaduwen verdreef, op zoek naar jou, Palinurus; voor jou, onschuldige, een droeve sluimer |
insonti; puppique deus consedit in alta Phorbanti similis funditque has ore loquelas: 'Iaside Palinure, ferunt ipsa aequora classem, aequatae spirant aurae, datur hora quieti. Pone caput fessosque oculos furare labori. | 845 |
aandragend; en op de hoge achtersteven nestelde zich de god, gelijkend op Phorbas en uitte door diens mond gesmoes: 'Iasius' zoon Palinurus, de zeevlakten zelf vervoeren de vloot, gelijkmatig blazen de winden, dit uur kan gegeven worden aan rust. Leg je hoofd neer en gun je vermoeide ogen rust van hun inspanning. |
Ipse ego paulisper pro te tua munera inibo.' Cui uix attollens Palinurus lumina fatur: 'Mene salis placidi uultum fluctusque quietos ignorare iubes? mene huic confidere monstro? Aenean credam (quid enim?) fallacibus auris | 850 |
Ik zal zelf voor jou een tijdje je taak waarnemen'. Nauwelijks zijn ogen naar hem opheffend sprak Palinurus: 'Wil je dat ik doe alsof ik de aanblik van een kalme zee en rustig water niet ken? Alsof ik dit grillig element vertrouw? Zou ik Aeneas [waartoe?] aan schijnheilige lucht toevertrouwen, |
et caeli totiens deceptus fraude sereni?' Talia dicta dabat, clauumque adfixus et haerens nusquam amittebat oculosque sub astra tenebat. Ecce deus ramum Lethaeo rore madentem uique soporatum Stygia super utraque quassat | 855 |
zo vaak al misleid door bedrog van een zogenaamd rustige hemel?' Dat gaf hij ten antwoord en, zijn helmstok stevig omklemmend, veslapte hij geen moment en hield zijn ogen gericht op de sterren. Zie, de god wreef een tak, nat van vocht uit de Lethe en behekst met Stygische kracht, over beide zijn slapen, |
tempora, cunctantique natantia lumina soluit. Vix primos inopina quies laxauerat artus, et super incumbens cum puppis parte reuulsa cumque gubernaclo liquidas proiecit in undas praecipitem ac socios nequiquam saepe uocantem; | 860 |
en sloot zo de zwemmende ogen van de tegenstribbelaar. Amper had de onverwachte slaap zijn leden ontspannen en boog de god zich over hem, of hij stortte met een losgerukt deel van de achtersteven, zijn stuurriem nog vast, voorover in het heldere water terwijl hij vergeefs steeds opnieuw zijn vrienden te hulp riep; |
ipse uolans tenuis se sustulit ales ad auras. Currit iter tutum non setius aequore classis promissisque patris Neptuni interrita fertur. Iamque adeo scopulos Sirenum aduecta subibat, difficilis quondam multorumque ossibus albos | 865 |
Slaap zelf verhief zich op zijn tere vleugels de lucht in. De vloot vervolgde zijn koers niet minder veilig op zee en volgens de belofte van vader Neptunus zeilde zij onaangedaan voort. En reeds kwam zij op haar vaart dicht bij de rotsen der Sirenen, ooit gevaarlijk en wit van de botten van velen |
(tum rauca adsiduo longe sale saxa sonabant), cum pater amisso fluitantem errare magistro sensit, et ipse ratem nocturnis rexit in undis multa gemens casuque animum concussus amici: 'O nimium caelo et pelago confise sereno, nudus in ignota, Palinure, iacebis harena.' | 871 |
(toen klonken nog slechts van verre de rotsen in de gestage branding), toen vader Aeneas bemerkte dat zijn schip op drift geraakt was na verlies van de stuurman en zelf bestuurde hij het op de nachtelijke golven, luid jammerend en geschokt door het lot van zijn vriend: 'Oh,Palinurus, te groot was je vertrouwen in de hemel en de zee, onbedekt zul je liggen op een onbekend strand'. |
|
|