Aeneis 4, 450 - 705 |
De dood van Dido. |
|
- Tum uero infelix fatis exterrita Dido | 450 |
- Toen verlangde Dido, geschokt door haar lot, eerst recht naar de dood; |
mortem orat; taedet caeli conuexa tueri. Quo magis inceptum peragat lucemque relinquat, uidit, turicremis cum dona imponeret aris, (horrendum dictu) latices nigrescere sacros fusaque in obscenum se uertere uina cruorem; | 455 |
zij walgt van de aanblik van de hemelkoepel. Nog sterker zoekt zij een weg om haar voornemen te volvoeren en haar leven te beëindigen, als zij, bij het plaatsen van offergaven op het omwierookt altaar de drank zwart ziet worden (vreselijk om te zeggen), en de uitgegoten wijn in zwart bloed ziet veranderen; |
hoc uisum nulli, non ipsi effata sorori. Praeterea fuit in tectis de marmore templum coniugis antiqui, miro quod honore colebat, uelleribus niueis et festa fronde reuinctum: hinc exaudiri uoces et uerba uocantis | 460 |
aan niemand vertelde ze wat ze hier zag, zelfs niet aan haar zuster. Ook bevond zich in haar paleis een, bijzonder goed onderhouden marmeren kapel, ter gedachtenis aan haar overleden echtgenoot, versierd met sneeuwwitte linten en feestelijk loof: vanhier meent ze stemmen te horen en klachten van haar man, |
uisa uiri, nox cum terras obscura teneret, solaque culminibus ferali carmine bubo saepe queri et longas in fletum ducere uoces; multaque praeterea uatum praedicta priorum terribili monitu horrificant. Agit ipse furentem | 465 |
die haar toeroept, wanneer de donkere nacht de aarde omhult en alleen de uil met zijn akelige roep vanaf de daken vaak klaagt en zijn langgerekte roep tot wenen aanzet; voorts jagen veel voorspellingen van vroegere zieners haar schrik aan met gruwelijke waarschuwingen. Een barbaarse Aeneas |
in somnis ferus Aeneas, semperque relinqui sola sibi, semper longam incomitata uidetur ire uiam et Tyrios deserta quaerere terra, Eumenidum ueluti demens uidet agmina Pentheus et solem geminum et duplices se ostendere Thebas, | 470 |
jaagt zelf de onrustige op in haar slaap en altijd ziet ze zichzelf overgelaten aan zichzelf, altijd zonder gevolg een lange weg gaan en in onherbergzaam gebied naar Tyriërs zoeken, zoals Pentheus in zijn verdwazing troepen Eumeniden ziet opduiken en een dubbele zon en twee Thebes, |
aut Agamemnonius scaenis agitatus Orestes, armatam facibus matrem et serpentibus atris cum fugit ultricesque sedent in limine Dirae. - Ergo ubi concepit furias euicta dolore decreuitque mori, tempus secum ipsa modumque | 475 |
of Agamemnons Orestes, voortgejaagd op het toneel, wanneer hij vlucht voor zijn moeder met haar fakkels en zwarte slangen en de wrekende Dirae posten bij de deur. - Zodra ze derhalve, overmand door verdriet, tot vertwijfeling vervallen was en besloten had te sterven, bepaalde ze bij zichzelf het wanneer en het hoe |
exigit, et maestam dictis adgressa sororem consilium uultu tegit ac spem fronte serenat: 'Inueni, germana, uiam (gratare sorori) quae mihi reddat eum uel eo me soluat amantem. Oceani finem iuxta solemque cadentem | 480 |
en richtte zich tot haar verontruste zuster, verhulde haar besluit met een kalm en rustig gezicht en veinsde nog hoop: 'Ik heb, zuster - wens je zuster geluk - een middel gevonden, dat hem aan mij teruggeeft of mijn liefdeziek hart van hem losmaakt. Aan de rand van de Oceaan in het westen |
ultimus Aethiopum locus est, ubi maximus Atlas axem umero torquet stellis ardentibus aptum: hinc mihi Massylae gentis monstrata sacerdos, Hesperidum templi custos, epulasque draconi quae dabat et sacros seruabat in arbore ramos, | 485 |
ligt aan het eind een gebied van de Aethiopen, waar de reusachtige Atlas de hemel op zijn schouder draait, bezaaid met lichtende sterren: vandaar kwam me een priesteres van het Massylische volk, in dienst van de tempel der Hesperiden; ze voert er de slang en bewaakt aan de boom de heilige takken, |
spargens umida mella soporiferumque papauer. Haec se carminibus promittit soluere mentes quas uelit, ast aliis duras immittere curas, sistere aquam fluuiis et uertere sidera retro. Nocturnosque mouet Manis: mugire uidebis | 490 |
door het sprenkelen van vloeibare honing en slaapverwekkende papaver. Deze beloofde elke geest met spreuken te bevrijden, al naar haar wens, maar andere te bezwaren met zorgen, water in de stroom tot stilstand te brengen en sterren om te doen keren. Nachtelijke schimmen verdrijft ze: je zult onder je voeten |
sub pedibus terram et descendere montibus ornos. Testor, cara, deos et te, germana, tuumque dulce caput, magicas inuitam accingier artis. Tu secreta pyram tecto interiore sub auras erige, et arma uiri thalamo quae fixa reliquit | 495 |
de aarde zien loeien en van de bergen de essen zien afdalen. Ik zweer bij de goden en jou, liefste zuster en je dierbare hoofd, dat ik tegen mijn zin me verlaat op magische kunsten. Richt heimelijk in het verborgene van het paleis in de open lucht een branstapel op en leg daarop de wapens van die huichelachtige man |
impius exuuiasque omnis lectumque iugalem, quo perii, super imponas: abolere nefandi cuncta uiri monimenta iuuat monstratque sacerdos.' Haec effata silet, pallor simul occupat ora. Non tamen Anna nouis praetexere funera sacris | 500 |
die hij ophing in het slaapvertrek en daar achterliet; al zijn bewapening maar ook het echtelijk bed, dat mijn ondergang werd: het is een vreugde alle herinnering aan die goddeloze te verbranden, dat zegt ook de priesteres'. Na deze woorden zwijgt ze en terstond verbleekt haar gezicht. Toch: Anna gelooft niet dat haar zus een zelfdoding voorbereidt |
germanam credit, nec tantos mente furores concipit aut grauiora timet quam morte Sychaei. Ergo iussa parat. - At regina, pyra penetrali in sede sub auras erecta ingenti taedis atque ilice secta, | 505 |
met onbekende riten, en niet dat haar waanzin zo ver gaat niet vreest ze erger onheil dan bij de dood van Sychaeus. Dus voert ze de opdrachten uit. - Maar de vorstin versiert, als de brandstapel in het peristylium van het paleis hoog oprijst uit pijnboom en balken van eiken, |
intenditque locum sertis et fronde coronat funerea; super exuuias ensemque relictum effigiemque toro locat haud ignara futuri. Stant arae circum et crinis effusa sacerdos ter centum tonat ore deos, Erebumque Chaosque | 510 |
deze plaats met kransen en hangt er grafkransen op; daarop legt zij de uitrusting en het achtergelaten zwaard en zijn afbeelding op een rustbed, wel wetend wat haar wacht. Altaren staan er omheen en de priesteres, met loshangend haar, roept drie maal honderd goden aan, de Erebus en Chaos |
tergeminamque Hecaten, tria uirginis ora Dianae. Sparserat et latices simulatos fontis Auerni, falcibus et messae ad lunam quaeruntur aenis pubentes herbae nigri cum lacte ueneni; quaeritur et nascentis equi de fronte reuulsus | 515 |
en Hecate in haar drie gedaanten, de drie vormen van de maagd Diana. Ook sprenkelt zij water, zogenaamd uit Avernische bron, en verzamelt kruiden, bij maanlicht gemaaid met sikkels van brons, volgroeid en vol sap van zwart vergif; zij zoekt ook een liefdesdrank, gewonnen van het voorhoofd van een veulen, |
et matri praereptus amor. Ipsa mola manibusque piis altaria iuxta unum exuta pedem uinclis, in ueste recincta, testatur moritura deos et conscia fati sidera; tum, si quod non aequo foedere amantis | 520 |
ontroofd aan de merrie. Zelf houdt zij, vóór het altaar het offermeel in haar zuivere handen, één voet van haar sandaal losgemaakt, in loshangend gewaad, bezweert in haar stervensuur goden en sterren, op de hoogte van haar lot; dan bidt zij de gerechtige en onverzoenlijke goddelijke macht, |
curae numen habet iustumque memorque, precatur. - Nox erat et placidum carpebant fessa soporem corpora per terras, siluaeque et saeua quierant aequora, cum medio uoluuntur sidera lapsu, cum tacet omnis ager, pecudes pictaeque uolucres, | 525 |
die zich druk maakt om verliefden van wie de gevoelens niet worden beantwoord. - Het was nacht en over het land genoten de vermoeide lichamen een rustige slaap, ook de bossen en onrustige zeevlakten rustten, terwijl de sterren midden in hun rondgang voortwentelden, terwijl al het land zich hulde in stilte, de kudden en bonte vogels, |
quaeque lacus late liquidos quaeque aspera dumis rura tenent, somno positae sub nocte silenti - lenibant curas et corda oblita laborum -. At non infelix animi Phoenissa, neque umquam soluitur in somnos oculisue aut pectore noctem | 530 |
en wat maar alom de wateren en het land, ruig van heesters, bewoont, overmand door de slaap onder een nachtelijke stilte, verlichtten hun zorgen en hun hart in een pauze van werken. Maar niet Phoenissa in haar liefdesverdriet, nooit kan zij zich ontspannen in slaap of nachtrust toelaten in haar hart: |
accipit: ingeminant curae rursusque resurgens saeuit amor magnoque irarum fluctuat aestu. Sic adeo insistit secumque ita corde uolutat: 'En, quid ago? Rursusne procos inrisa priores experiar, Nomadumque petam conubia supplex, | 535 |
haar verdriet neemt slechts toe en als ze weer opstaat, woedt weer haar hartstocht en kolkt hevig in onstuimige toorn. Hierop raakt ze helemaal gefixeerd en dat laat haar niet meer met rust: 'Nou, wat moet ik nu doen? Kan ik nu nog, zonder lachwekkend te zijn, mijn vroegere minnaars ontmoeten, met hangende pootjes teruggaan |
quos ego sim totiens iam dedignata maritos? Iliacas igitur classis atque ultima Teucrum iussa sequar? Quiane auxilio iuuat ante leuatos et bene apud memores ueteris stat gratia facti? Quis me autem, fac uelle, sinet ratibusue superbis | 540 |
naar een Numidiër die ik zo vaak als echtgenoot afwees? De Trojaanse schepen dan volgen en elke wenk van die Teukriërs? Soms omdat ze me dankbaar zijn voor de hulp die ik bood en ze me uit erkentelijkheid voor mijn weldaad gunstig gezind zijn? Wie zal mij echter, als ik dat al wil, een afgewezene op zijn trotse schip |
inuisam accipiet? Nescis heu, perdita, necdum Laomedonteae sentis periuria gentis? Quid tum? Sola fuga nautas comitabor ouantis? an Tyriis omnique manu stipata meorum inferar et, quos Sidonia uix urbe reuelli, | 545 |
nog willen ontvangen? Weet je het niet? Ach, hulpeloze, heb je nog geen ervaring genoeg met meineden van dat Laomedontische volk? Wat verder? Zal ik alleen op mijn tocht me mengen onder brallend scheepsvolk, of, omstuwd door de hele stoet van mijn Tyriërs, op achtervolging gaan en zal ik hen, die ik amper nog uit Sidon |
rursus agam pelago et uentis dare uela iubebo? Quin morere ut merita es, ferroque auerte dolorem. Tu lacrimis euicta meis, tu prima furentem his, germana, malis oneras atque obicis hosti. Non licuit thalami expertem sine crimine uitam | 550 |
mee wist te krijgen, de zee weer op voeren en dwingen de zeilen te hijsen? Sterf toch zoals je verdiend hebt: begraaf je smart in het zwaard. Jij, zuster, aangedaan door mijn tranen, jij belastte mij het eerst met dit leed en gaf mij prijs aan de vijand. Niet mocht ik ongehuwd mijn leven zonder schuld leiden , |
degere more ferae, talis nec tangere curas; non seruata fides cineri promissa Sychaeo.' Tantos illa suo rumpebat pectore questus. - Aeneas celsa in puppi iam certus eundi carpebat somnos rebus iam rite paratis. | 555 |
elk dier is beter af dan ik, en deze misère ontgaan; niet heb ik de belofte gehouden die ik deed aan de as van Sychaeus'. Zo luide klachten braken los uit haar hart. - Aeneas echter, vastbesloten te gaan, probeerde nog wat te slapen op het hoge achterdek, nu alles was voorbereid zoals moest. |
Huic se forma dei uultu redeuntis eodem obtulit in somnis rursusque ita uisa monere est, omnia Mercurio similis, uocemque coloremque et crinis flauos et membra decora iuuenta: 'Nate dea, potes hoc sub casu ducere somnos, | 560 |
Aan hem vertoonde zich in zijn droom de verschijning van de god, die in dezelfde gedaante terugkeerde met, naar bleek, dezelfde vermaning, in alles gelijk aan Mercurius, in stem en in kleur, met blonde haren en ledematen schitterend van jeugd: 'Zoon van godin, kun je in deze situatie rustig blijven slapen, |
nec quae te circum stent deinde pericula cernis, demens, nec Zephyros audis spirare secundos? Illa dolos dirumque nefas in pectore uersat certa mori, uariosque irarum concitat aestus. Non fugis hinc praeceps, dum praecipitare potestas? | 565 |
zie je niet welke gevaren je straks nog bedreigen, dwaas, en hoor je de gunstige winden uit 't westen niet waaien? Zij, met haar dood voor ogen, wikt listen in haar hart en vreselijk onheil, en is belust op een branding van allerlei wraak. Maak je niet dat je hier, zolang dat nog kan, heel snel weg komt? |
Iam mare turbari trabibus saeuasque uidebis conlucere faces, iam feruere litora flammis, si te his attigerit terris Aurora morantem. Heia age, rumpe moras. Varium et mutabile semper femina.' Sic fatus nocti se immiscuit atrae. | 570 |
Straks zul je onder schepen de zee zien schuimen en vijandige fakkels opvlammen, de kusten van vlammen zien schitteren, als in dit land Aurora je nog zal betrappen. Kom, schiet op, actie! Je weet nooit wat je hebt aan een vrouw'. Met deze woorden verdween hij in het nachtelijk duister. |
- Tum uero Aeneas subitis exterritus umbris corripit e somno corpus sociosque fatigat praecipitis: 'Vigilate, uiri, et considite transtris; soluite uela citi. Deus aethere missus ab alto festinare fugam tortosque incidere funis | 575 |
- Maar Aeneas, door de plotselinge beelden verschrikt, sprong op uit zijn slaap en joeg zijn vrienden op met bevelen: 'Word wakker, mannen, en neem plaats op de roeibanken; rol snel de zeilen uit. Een god, uit de hemel gezonden, zet nu al wéér aan tot haast voor de vlucht en het kappen der trossen. |
ecce iterum instimulat. Sequimur te, sancte deorum, quisquis es, imperioque iterum paremus ouantes. Adsis o placidusque iuues et sidera caelo dextra feras.' Dixit uaginaque eripit ensem fulmineum strictoque ferit retinacula ferro. | 580 |
Wij geven gehoor aan u, heilige godheid, wie gij ook bent, en gehoorzamen met instemming uw bevel. Sta ons bij met uw hulp en breng gunstige sterren aan de hemel'. Met deze woorden rukte hij zijn fonkelend zwaard uit de schede en hakte met het getrokken zwaard het touwwerk door. |
Idem omnis simul ardor habet, rapiuntque ruuntque; litora deseruere, latet sub classibus aequor, adnixi torquent spumas et caerula uerrunt. - Et iam prima nouo spargebat lumine terras Tithoni croceum linquens Aurora cubile. | 585 |
Eenzelfde geestdrift bevangt allen, zij pakken hun biezen en rennen; de kust hebben ze al achtergelaten, de zee gaat schuil onder schepen, verbeten omwoelen ze het water en scheren dan weer over het oppervlak. - En dan begint Aurora, het saffraankleurig bed met Tithonus verlaten, de aarde met ochtendlicht te besprenkelen. |
Regina e speculis ut primam albescere lucem uidit et aequatis classem procedere uelis, litoraque et uacuos sensit sine remige portus, terque quaterque manu pectus percussa decorum flauentisque abscissa comas 'Pro Iuppiter! Ibit | 590 |
Zodra de vorstin van haar uitkijkpost het eerste daglicht zag gloren en de vloot weg zag varen, zeil aan zeil, en merkte dat de kust leeg was en de haven, weg roeiers, sloeg ze drie, ja vier maal met haar vuist op haar mooie borst, sneed zich de blonde lokken van het hoofd en zei: |
hic,' ait 'et nostris inluserit aduena regnis? Non arma expedient totaque ex urbe sequentur, diripientque rates alii naualibus? Ite, ferte citi flammas, date tela, impellite remos! Quid loquor?Aut ubi sum?Quae mentem insania mutat? | 595 |
'Bij Juppiter! Zal deze vreemdeling wegkomen en ons rijk zo bespotten? Zal men geen wapens grijpen en uit heel de stad achtervolgen, zullen anderen geen schepen in zee brengen van de werf? Vooruit, snel, brengt vuur aan! te wapen! aan de riemen! Maar, wat is dit voor taal? Waar ben ik? Wat dwaasheid verbijstert mijn geest? |
Infelix Dido, nunc te facta impia tangunt? Tum decuit, cum sceptra dabas. En dextra fidesque, quem secum patrios aiunt portare penatis, quem subiisse umeris confectum aetate parentem! Non potui abreptum diuellere corpus et undis | 600 |
Rampzalige Dido, raken je nu pas je goddeloze daden? Toen had dat gepast, toen je hem macht aanbood. Weg die bezegelde trouw, van wie men beweert dat hij de goden van zijn vaderland meevoert, dat hij op zijn schouders zijn stokoude vader in veiligheid bracht! Kon ik niet dat lijf grijpen, verscheuren en uitstrooien in zee? |
spargere? Non socios, non ipsum absumere ferro Ascanium patriisque epulandum ponere mensis? Verum anceps pugnae fuerat fortuna. Fuisset: quem metui moritura? Faces in castra tulissem implessemque foros flammis natumque patremque | 605 |
Niet zijn vrienden, niet Ascanius zelf, met het zwaard afslachten en op het bord van zijn vader voorzetten als maaltijd? Wel was de afloop van de strijd dan nog hachelijk. Maar toch: wie zou ik vrezen, in het zicht van de dood? Verbrand had ik het scheepskamp, de schepen met vlammen bestookt en zoon met vader |
cum genere exstinxem, memet super ipsa dedissem. Sol, qui terrarum flammis opera omnia lustras, tuque harum interpres curarum et conscia Iuno, nocturnisque Hecate triuiis ululata per urbes et Dirae ultrices et di morientis Elissae, | 610 |
en heel zijn geslacht uitgeroeid, mezelf daarop ook nog verbrand. Zon, jij die al het handelen op aarde met je vlammen verlicht, en jij, Juno, medeplichtige middelares bij dit liefdesdrama, en Hecate, 's nachts op driesprongen met gejammer vereerd in de steden en wraakgodinnen en hulpgoden van de stervende Elissa, |
accipite haec, meritumque malis aduertite numen et nostras audite preces. Si tangere portus infandum caput ac terris adnare necesse est, et sic fata Iouis poscunt, hic terminus haeret, at bello audacis populi uexatus et armis, | 615 |
aanhoor mij, en richt jullie verdiende macht op hulp in mijn ellende en verhoor onze beden. Als het dit afschuwelijke wezen is beschoren een haven te bereiken en aan land te komen, en de beschikking van Juppiter dit vereist, dan blijft dat toch de grens, want gekweld door een oorlog met een krijgshaftig volk, |
finibus extorris, complexu auulsus Iuli auxilium imploret uideatque indigna suorum funera; nec, cum se sub leges pacis iniquae tradiderit, regno aut optata luce fruatur, sed cadat ante diem mediaque inhumatus harena. | 620 |
verbannen uit zijn land, zonder de omhelzing van Iulus zal hij om hulp smeken en een onwaardige dood van de zijnen beleven; niet zal hij, ook al heeft hij zich overgegeven aan de condities van een onbillijke vrede, de vrucht zien van koningschap en zo gewenst leven, maar vóór die dag sneuvelen zonder graf in een zandvlakte. |
Haec precor, hanc uocem extremam cum sanguine fundo. Tum uos, o Tyrii, stirpem et genus omne futurum exercete odiis, cinerique haec mittite nostro munera. Nullus amor populis nec foedera sunto. Exoriare aliquis nostris ex ossibus ultor | 625 |
Dit is mijn bede, met deze laatste woorden stort ik mijn bloed uit. Bestook dan, Tyriërs, met haat dit gebroed en alle toekomstige nazaat en breng dit geschenk als offergave aan mijn as. Geen enkele toenadering of verdrag mag de volken verbinden! Sta op, wreker, uit ons gebeente, wie jij ook bent, |
qui face Dardanios ferroque sequare colonos, nunc, olim, quocumque dabunt se tempore uires. Litora litoribus contraria, fluctibus undas imprecor, arma armis: pugnent ipsique nepotesque.' - Haec ait, et partis animum uersabat in omnis, | 630 |
die met vuur en zwaard de Dardaanse landverhuizers zult vervolgen, nu of ooit, wanneer de krachten op sterkte zijn. Kust zal dan staan tegenover kust, en zee tegen zee, dat bid ik: zelf zullen zij vechten tegen hun kinderen.' - Dit riep ze uit en haar geest zwierf naar alle kanten |
inuisam quaerens quam primum abrumpere lucem. Tum breuiter Barcen nutricem adfata Sychaei, namque suam patria antiqua cinis ater habebat: 'Annam, cara mihi nutrix, huc siste sororem: dic corpus properet fluuiali spargere lympha, | 635 |
zoekend zo snel mogelijk haar levenslicht te doven. Toen sprak ze nog enkele woorden tot Barce, Sychaeus' voedster, (want haar eigen voedster lag begraven in haar vaderland): 'Haal zuster Anna hierheen, lieve voedster: zeg haar snel haar lichaam te besprenkelen met stromend water, |
et pecudes secum et monstrata piacula ducat. Sic ueniat, tuque ipsa pia tege tempora uitta. Sacra Ioui Stygio, quae rite incepta paraui, perficere est animus finemque imponere curis Dardaniique rogum capitis permittere flammae.' | 640 |
en laat zij het offervee en de genoemde zoenoffers meebrengen. Laat zij zo komen, en bedek jij je slapen met een offerband. Ik ben van plan aan de Onderwereldgod de offers te brengen, die ik volgens gebruik al begonnen ben, en een eind aan mijn ellende te maken en de brandstapel van de Dardanerleider aan de vlammen toe te vertrouwen'. |
Sic ait. Illa gradum studio celebrabat anili. At trepida et coeptis immanibus effera Dido sanguineam uoluens aciem, maculisque trementis interfusa genas et pallida morte futura, interiora domus inrumpit limina et altos | 645 |
Aldus haar woorden. En zij ging op weg, in het tempo van haar ouderdom. Maar Dido, gejaagd en buiten zichzelf, één been in haar graf, stormt, rollend haar bloeddoorlopen ogen, haar bevende wangen gevlekt, bleek van de naderende dood, het binnenste van haar paleis in en beklimt |
conscendit furibunda rogos ensemque recludit Dardanium, non hos quaesitum munus in usus. Hic, postquam Iliacas uestis notumque cubile conspexit, paulum lacrimis et mente morata incubuitque toro dixitque nouissima uerba: | 650 |
buiten zinnen het hout en trekt dan het zwaard van Aeneas, zijn geschenk, niet gevraagd voor zo'n gebruik. Dan, als zij de Trojaanse kleren en het vertrouwde rustbed ziet draalt zij even met tranen en gemijmer stort zich op het bed en en spreekt deze, haar laatste, woorden: |
'Dulces exuuiae, dum fata deusque sinebat, accipite hanc animam meque his exsoluite curis. Vixi et quem dederat cursum Fortuna peregi, et nunc magna mei sub terras ibit imago. Urbem praeclaram statui, mea moenia uidi, | 655 |
'Uitrusting, dierbaar zolang het lot en de godheid dat toestond, neemt dit, mijn leven nu aan en verlos mij van mijn verdriet. Mijn leven ligt achter mij en gedaan is de tocht die Fortuna mij gaf, en nu zal mijn statige schim onder de aarde afdalen. Een pracht van een stad heb ik gesticht, de muren ervan nog aanschouwd, |
ulta uirum poenas inimico a fratre recepi, felix, heu nimium felix, si litora tantum numquam Dardaniae tetigissent nostra carinae.' Dixit, et os impressa toro 'moriemur inultae, sed moriamur' ait. 'sic, sic iuuat ire sub umbras. | 660 |
gewroken heb ik mijn man door mijn broer en vijand te straffen, gelukkig, ach al te gelukkig, als maar nooit die schepen Dardaniërs onze kusten bereikt zouden hebben'. Na deze woorden smoorde ze haar stem in het kussen: 'Ik sterf ongewroken, maar toch verkies ik de dood. Zo, zo verkies ik het schimmenrijk binnen te gaan. |
Hauriat hunc oculis ignem crudelis ab alto Dardanus, et nostrae secum ferat omina mortis.' Dixerat, atque illam media inter talia ferro conlapsam aspiciunt comites, ensemque cruore spumantem sparsasque manus. It clamor ad alta | 665 |
Ik hoop dat die wrede Dardaner vanaf zee met eigen ogen dit vuur ziet en de tekens van mijn dood altijd met zich meedraagt'. Na deze woorden zien haar helpsters haar onder het spreken neervallen, getroffen door het zwaard, en het lemmet schuimen van bloed, haar handen besmeurd. Geschreeuw stijgt op naar het hoge paleis: |
atria: concussam bacchatur Fama per urbem. Lamentis gemituque et femineo ululatu tecta fremunt, resonat magnis plangoribus aether, non aliter quam si immissis ruat hostibus omnis Carthago aut antiqua Tyros, flammaeque furentes | 670 |
Fama raast rond in de geschokte stad. Van gekerm en gezucht en van het klagen van vrouwen, galmen de huizen, de hemel weerkaatst het luide gejammer, net als wanneer heel Carthago in zou storten bij de komst van de vijand of het oude Tyrus, en razende vlammen opwentelden |
culmina perque hominum uoluantur perque deorum. Audiit exanimis trepidoque exterrita cursu unguibus ora soror foedans et pectora pugnis per medios ruit, ac morientem nomine clamat: 'Hoc illud, germana, fuit; me fraude petebas? | 675 |
door de daken der mensen en de tempels der goden. Verbijsterd hoort het de zuster, ontzet ook door angstig gerén, zij takelt met nagels haar gezicht toe en haar borst met haar vuisten en ijlt door de menigte, de stervende roepend bij naam: 'Dit was het dus, zuster, waarmee je me probeerde te bedriegen! |
Hoc rogus iste mihi, hoc ignes araeque parabant? Quid primum deserta querar? comitemne sororem spreuisti moriens? eadem me ad fata uocasses, idem ambas ferro dolor atque eadem hora tulisset. His etiam struxi manibus patriosque uocaui | 680 |
Dit had dus die houtberg, het vuur en het altaar voor mij in petto! Waarover zal ik, verlatene, het eerst me beklagen? Versmaad je in je dood het gezelschap van je zuster? Had je mij in hetzelfde lot laten delen, dan had door één zwaard hetzelfde verdriet en uur ons beiden gedood. Zelf heb ik met deze, mijn handen, hieraan gebouwd en de goden van de vaders |
uoce deos, sic te ut posita, crudelis, abessem? Exstinxti te meque, soror, populumque patresque Sidonios urbemque tuam. Date, uulnera lymphis abluam et, extremus si quis super halitus errat, ore legam.' sic fata gradus euaserat altos, | 685 |
met mijn stem gebeden zodat ik, wreed, afwezig was als jij stierf. Je hebt niet alleen jou, maar ook mij gedood, zuster, en ook je volk en de senaat van Carthago en je stad. Geef mij water om de wonden te wassen en als nog een laatste adem dwaalt op de lippen, dan zal ik die met een kus onderscheppen'. Met deze woorden |
semianimemque sinu germanam amplexa fouebat cum gemitu atque atros siccabat ueste cruores. Illa grauis oculos conata attollere rursus deficit; infixum stridit sub pectore uulnus. Ter sese attollens cubitoque adnixa leuauit, | 690 |
bestijgt ze de stapel en koestert haar halfdode zus op haar schoot met gezucht en dept het bloed met haar kleding. Zij probeert haar loodzware ogen nog op te slaan, tevergeefs: uit de wond, diep in haar borst toegebracht, gutst sissend het bloed. Drie maal heft ze zich op, gesteund door haar elleboog, |
ter reuoluta toro est oculisque errantibus alto quaesiuit caelo lucem ingemuitque reperta. - Tum Iuno omnipotens longum miserata dolorem difficilisque obitus Irim demisit Olympo quae luctantem animam nexosque resolueret artus. | 695 |
drie maal valt ze weer terug op haar bed en zoekt met draaiende ogen naar licht hoog in de lucht en kreunt bij het vinden. - Dan zendt Juno, almachtig, begaan met haar langdurig lijden en moeizame dood, Iris vanaf de Olympus om de ziel in zijn worsteling te bevrijden van de band met het lichaam. |
Nam quia nec fato merita nec morte peribat, sed misera ante diem subitoque accensa furore, nondum illi flauum Proserpina uertice crinem abstulerat Stygioque caput damnauerat Orco. Ergo Iris croceis per caelum roscida pennis | 700 |
Want omdat ze niet stierf door natuurlijke dood noch door een verdiende veroordeling, maar vóór haar tijd door verdriet en ontstoken in plotselinge waanzin, had Proserpina nog niet een blonde lok van haar hoofd afgesneden en daarmee haar hoofd gewijd aan de Stygische Orcus. Daarom vloog Iris neer, op haar saffraankleurige vleugels lag dauw, |
mille trahens uarios aduerso sole colores deuolat et supra caput astitit. 'Hunc ego Diti sacrum iussa fero teque isto corpore soluo': sic ait et dextra crinem secat, omnis et una dilapsus calor atque in uentos uita recessit. | 705 |
en zij toonde duizend verschillende kleuren in de zon tegenover zich, en bleef aan haar hoofdeinde staan. 'Dit offer wijd ik, volgens opdracht, aan Dis en zo bevrijd ik jou van je lichaam': zo sprak zij en met haar rechterhand sneed zij een lok af en gelijk was alle warmte verdwenen en week haar leven weg in de wind. |
![]() |
![]() |