Aeneis 4, 129 - 295 |
De jacht; Aeneas door de goden vermaand. |
|
- Oceanum interea surgens Aurora reliquit. It portis iubare exorto delecta iuventus; | 130 |
- Intussen kwam Aurora op uit de oceaan en in de schuchtere zonneglans stroomde een uitgelezen manschap de poorten uit |
retia rara, plagae, lato uenabula ferro, Massylique ruunt equites et odora canum uis. Reginam thalamo cunctantem ad limina primi Poenorum exspectant, ostroque insignis et auro stat sonipes ac frena ferox spumantia mandit. | 135 |
met wijdmazige netten, jachtnetten, jachtsprieten met brede, ijzeren punt, Afrikaanse ruiters en honden met scherpe reuk. Hun koningin, die nog aarzelt in haar boudoir, wachten de voornaamste Puniërs op aan de uitgang, en prachtig in purper en goud staat haar klepper te wachten en kauwt woest op zijn schuimend toom. |
Tandem progreditur magna stipante caterua Sidoniam picto chlamydem circumdata limbo; cui pharetra ex auro, crines nodantur in aurum, aurea purpuream subnectit fibula uestem. Nec non et Phrygii comites et laetus Iulus | 140 |
Eindelijk treedt ze naar buiten, omstuwd door een dichte drom gehuld in een mantel uit Sidon met een rand van borduursel; zij draagt een pijlkoker van goud, door goud wordt haar haar samengehouden, en een gouden spang houdt haar purperen kleed vast. En daar komen ook haar Phrygische vrienden en de opgetogen Iulus. |
incedunt. Ipse ante alios pulcherrimus omnis infert se socium Aeneas atque agmina iungit. Qualis ubi hibernam Lyciam Xanthique fluenta deserit ac Delum maternam inuisit Apollo instauratque choros, mixtique altaria circum | 145 |
Zelf, mooier dan alle anderen, voegt Aeneas zich bij haar en voegt de groepen metgezellen samen. Zoals wanneer Apollo het winterse Lycië en de stromen van de Xanthus verlaat en zijn bakermat Delus weer opzoekt en de koorleden rangschikt, en rond de altaren dooreen |
Cretesque Dryopesque fremunt pictique Agathyrsi; ipse iugis Cynthi graditur mollique fluentem fronde premit crinem fingens atque implicat auro, tela sonant umeris: haud illo segnior ibat Aeneas, tantum egregio decus enitet ore. | 150 |
Kretensers en Dryopen en beschilderde Agathyrsen tot hem bidden; hij daalt af van de kammen van de Cynthus en bedekt zijn golvende haardos met vers loof en siert en omwindt het met goud, zijn wapens rammelen om zijn schouders: niet minder waardig dan hij schreed Aeneas, eenzelfde glans straalde van zijn gezicht. |
- Postquam altos uentum in montis atque inuia lustra, ecce ferae saxi deiectae uertice caprae decurrere iugis; alia de parte patentis transmittunt cursu campos atque agmina cerui puluerulenta fuga glomerant montisque relinquunt. | 155 |
- Toen ze gekomen waren in hoog gebergte en slecht toegankelijke wouden, zie, daar sprongen woeste geiten van de top van de rotsen en renden van de kammen het dal in; aan een andere kant doorkruisen herten in draf weidse velden en dringen in roedels, stof dwarrelt op door hun vlucht bij het verlaten der bergen. |
At puer Ascanius mediis in uallibus acri gaudet equo iamque hos cursu, iam praeterit illos, spumantemque dari pecora inter inertia uotis optat aprum, aut fuluum descendere monte leonem. - Interea magno misceri murmure caelum | 160 |
Maar de jongen Ascanius heeft, midden in het dal, plezier in zijn vurige paard en galoppeert nu eens deze, dan weer die groep voorbij, en hij wenst dat een schuimbekkend zwijn op zal duiken tussen het rustige wild, of een rossige leeuw zal afdalen uit het gebergte. - Intussen begint de lucht onder luid gerommel te betrekken, |
incipit, insequitur commixta grandine nimbus, et Tyrii comites passim et Troiana iuuentus Dardaniusque nepos Veneris diuersa per agros tecta metu petiere; ruunt de montibus amnes. Speluncam Dido dux et Troianus eandem | 165 |
er volgt een stortbui, met hagel gemengd, en de Tyrische vrienden, de manschap uit Troje en ook de Dardaanse kleinzoon van Venus gaan angstig op zoek naar een schuilplaats, waar ook te vinden in het gebied,van de bergen kolken reeds stromen neer. Dido en de Trojaanse leider komen terecht in dezelfde grot. |
deueniunt. Prima et Tellus et pronuba Iuno dant signum; fulsere ignes et conscius aether conubiis summoque ulularunt uertice Nymphae. Ille dies primus leti primusque malorum causa fuit; neque enim specie famaue mouetur | 170 |
Eerst geven Tellus en Iuno, godin van het huwelijk een teken: bliksems flikkeren, ook de aether, getuige bij het verbond, en op de bergtop juichen de nimfen. Die dag was de eerste van de dood en de eerste aanzet tot een serie ellende, want niets meer trekt Dido zich aan van fatsoen of reputatie |
nec iam furtiuum Dido meditatur amorem: coniugium uocat, hoc praetexit nomine culpam. - Extemplo Libyae magnas it Fama per urbes, Fama, malum qua non aliud uelocius ullum: mobilitate uiget uirisque adquirit eundo, | 175 |
en zij denkt ook niet meer aan liefde in het geheim: zij noemt het een huwelijk, met deze aanduiding camoufleert zij haar schuld. - Meteen trekt Fama door de grote steden van Libië, Fama, het snelste kwaad dat bestaat: sterk door haar snelheid wint ze onderweg nog aan impact, |
parua metu primo, mox sese attollit in auras ingrediturque solo et caput inter nubila condit. Illam Terra parens ira inritata deorum extremam, ut perhibent, Coeo Enceladoque sororem progenuit pedibus celerem et pernicibus alis, | 180 |
eerst nog klein door haar schuchterheid, verheft ze zich daarna hemelhoog en loopt op de grond met haar kop verstopt in de wolken. Moeder aarde bracht haar voort, ontstoken in woede op de goden, haar laatste, zoals verluidt, een zus voor Coeus en Enceladus, rap ter been en met verderfbrengende vleugels, |
monstrum horrendum, ingens, cui quot sunt corpore plumae, tot uigiles oculi subter (mirabile dictu), tot linguae, totidem ora sonant, tot subrigit auris. Nocte uolat caeli medio terraeque per umbram stridens, nec dulci declinat lumina somno; | 185 |
een griezelig monster, reusachtig; zoveel veren als ze aan haar lichaam heeft zoveel waakzame oogjes zitten daaronder (wonderlijk om het te beschrijven), en evenveel tongen, ze kletst met evenveel monden, spitst evenveel oren. 's Nachts vliegt zij door het donker tussen hemel en aarde met gesuis, maar nooit sluit zij haar ogen voor een zoete slaap; |
luce sedet custos aut summi culmine tecti turribus aut altis, et magnas territat urbes, tam ficti prauique tenax quam nuntia ueri. Haec tum multiplici populos sermone replebat gaudens, et pariter facta atque infecta canebat: | 190 |
bij daglicht zit ze als wachter op de hoogste nok van een dak of een hoge toren en terroriseert de machtige steden, een even hardnekkige bode van verzonnen kwaad als van waarheid. Deze Fama blies toen het volk allerlei praat in, verlekkerd, en verkondigde gelijkelijk feiten en fictie: |
uenisse Aenean Troiano sanguine cretum, cui se pulchra uiro dignetur iungere Dido; nunc hiemem inter se luxu, quam longa, fouere regnorum immemores turpique cupidine captos. Haec passim dea foeda uirum diffundit in ora. | 195 |
er was iemand gekomen, afkomstig uit Troje, ene Aeneas, met wie de mooie Dido zich verwaardigde het aan te leggen; nu vertroetelden ze elkaar in de wintertijd, wat lang al, zonder zorg om hun rijk, in de ban van een schandelijke wellust. Dit verspreidt de abjecte godin in de monden der mensen. |
Protinus ad regem cursus detorquet Iarban incenditque animum dictis atque aggerat iras. - Hic Hammone satus rapta Garamantide nympha templa Ioui centum latis immania regnis, centum aras posuit uigilemque sacrauerat ignem, | 200 |
Dan richt zij haar vlucht nog verder naar koning Iarbas en zet met haar praatjes zijn gemoed in brand en verergert zijn woede. - Deze, de zoon van Hammon en een verkrachte Garamantische nimf heeft honderd geweldige tempels gebouwd voor Juppiter in z'n reusachtige rijk, en honderd altaren opgericht en had een vuur gewijd |
excubias diuum aeternas, pecudumque cruore pingue solum et uariis florentia limina sertis. Isque amens animi et rumore accensus amaro dicitur ante aras media inter numina diuum multa Iouem manibus supplex orasse supinis: | 205 |
als eeuwigdurende waakvlam voor de godheid, met bloed van offerdieren was de grond doordrenkt en de deuren waren gesierd met allerlei kransen. Deze heeft, buiten zinnen van toorn en opgehitst door het bittere gerucht, zegt men, voor de altaren, midden tussen de goddelijke machten luid als smekeling tot Iuppiter gebeden, zijn handen ten hemel: |
'Iuppiter omnipotens, cui nunc Maurusia pictis gens epulata toris Lenaeum libat honorem, aspicis haec? An te, genitor, cum fulmina torques nequiquam horremus, caecique in nubibus ignes terrificant animos et inania murmura miscent? | 210 |
'Almachtige Juppiter, tot wiens eer nu het Maurusische volk op aanligbedden met kostbaar borduursel offermaaltijden aanricht en wijn plengt, kunt gij dit aanzien? Beven wij, onze vader, voor niets als gij uw bliksems slingert, en jagen slechts door het toeval in de wolken geleide lichtflitsen ons angst aan en dondert loos gerommel? |
Femina, quae nostris errans in finibus urbem exiguam pretio posuit, cui litus arandum cuique loci leges dedimus, conubia nostra reppulit ac dominum Aenean in regna recepit. Et nunc ille Paris cum semiuiro comitatu, | 215 |
Die vrouw, die op haar zwerftocht in ons gebied een stadje gebouwd heeft voor een appel en een ei, aan wie wij een kuststrook ter bewerking afstonden en het recht om de wet daar te stellen, wees eerst een huwelijk met mij af maar heeft nu wel Aeneas als heerser haar rijk binnengehaald. En nu maakt die Paris zich, met zijn verwijfde gevolg, |
Maeonia mentum mitra crinemque madentem subnexus, rapto potitur: nos munera templis quippe tuis ferimus famamque fouemus inanem.' - Talibus orantem dictis arasque tenentem audiit Omnipotens, oculosque ad moenia torsit | 220 |
zijn kin en pommadehaar verstopt in een Maeonische mitra op zijn beurt meester van haar buit: wij brengen dus onze giften voor uw tempels vergeefs en koesteren een loze religie'. - Met dergelijke woorden, zijn hand aan het altaar, deed hij zijn beden, en de Almachtige geeft hem gehoor: hij wendt zijn ogen naar de stad |
regia et oblitos famae melioris amantis. Tum sic Mercurium adloquitur ac talia mandat: 'Vade age, nate, uoca Zephyros et labere pennis Dardaniumque ducem, Tyria Karthagine qui nunc exspectat fatisque datas non respicit urbes, | 225 |
van de koningin en de geliefden die hun hogere roeping vergeten. Dan richt hij zich tot Mercurius en geeft hem deze opdracht: 'Welaan, ga, mijn zoon, roep de Westenwind op en glijd heen op je vleugels en spreek de Dardaanse aanvoerder toe, die nu in het Tyrische Karthago blijft steken en zich niets meer aantrekt van de stad die het lot hem toewees, |
adloquere et celeris defer mea dicta per auras. Non illum nobis genetrix pulcherrima talem promisit Graiumque ideo bis uindicat armis; sed fore qui grauidam imperiis belloque frementem Italiam regeret, genus alto a sanguine Teucri | 230 |
breng hem mijn woorden door de snelle lucht over. Niet als zo iemand spiegelde hem zijn zeer mooie moeder ons voor en redde hem daarom tot twee maal toe voor het wapengeweld van de Grieken; maar opdat hij koning zou worden over het machtzwangere, briesende Italia, en een volk zou vormen uit het verheven bloed van Teucer, |
proderet, ac totum sub leges mitteret orbem. Si nulla accendit tantarum gloria rerum nec super ipse sua molitur laude laborem, Ascanione pater Romanas inuidet arces? Quid struit? Aut qua spe inimica in gente moratur | 235 |
en heel de wereld onder zijn gezag zou brengen. Als geen enkele roem van zodanig kaliber hem aanspoort en hij zich ook niet moeite getroost om zijn eigen waardering, misgunt hij dan als vader aan Ascanius de burchten van Rome? Wat is zijn plan? Of met welke hoop blijft hij hangen bij een vijandelijk volk |
nec prolem Ausoniam et Lauinia respicit arua? Nauiget! Haec summa est, hic nostri nuntius esto.' - Dixerat. Ille patris magni parere parabat imperio; et primum pedibus talaria nectit aurea, quae sublimem alis siue aequora supra | 240 |
zonder te denken aan zijn Ausonische volk en de Lavinische akkers? Laat hij scheep gaan! Dit is de kern, dit moet de boodschap van ons zijn'. Dat waren zijn woorden. Hij bereidde zich voor de opdracht van zijn grote vader uit te voeren: eerst bond hij zich onder de voeten de gouden sandalen, die hem met hun vleugels hoog door de lucht, |
seu terram rapido pariter cum flamine portant. Tum uirgam capit: hac animas ille euocat Orco pallentis, alias sub Tartara tristia mittit, dat somnos adimitque, et lumina morte resignat. Illa fretus agit uentos et turbida tranat | 245 |
ofwel boven het zeevlak of boven het land voeren als een zucht van de wind. Toen nam hij zijn staf: daarmee roept hij de bleke schimmen op uit de dood anderen begeleidt hij ermee tot diep in de Tartarus, hij geeft en ontneemt er de slaap mee en ontsluit de ogen in de dood. Daarop vertrouwend stuurt hij de wind en doorklieft ongedurige wolken. |
nubila. Iamque uolans apicem et latera ardua cernit Atlantis duri caelum qui uertice fulcit, Atlantis, cinctum adsidue cui nubibus atris piniferum caput et uento pulsatur et imbri, nix umeros infusa tegit, tum flumina mento | 250 |
En reeds ziet hij, vliegend, de top en brede flanken van stoere Atlas, die de hemel draagt op zijn kruin, Atlas, wiens pijnboomdragende hoofd constant omkranst is met donkere wolken en door wind en regen geteisterd wordt, een sneeuwdek ligt over zijn schouders, rivieren storten neer |
praecipitant senis, et glacie riget horrida barba. Hic primum paribus nitens Cyllenius alis constitit; hinc toto praeceps se corpore ad undas misit aui similis, quae circum litora, circum piscosos scopulos humilis uolat aequora iuxta. | 255 |
van de kin van de grijsaard, en stijf van de vorst staat zijn ruige baard. Hier houdt de Cylleniër, glanzend, met gelijke wiekslag, halt; van hier duikt hij, hals over kop naar de golven, een vogel gelijk die bij kusten vlak langs de zee vliegt, laag in de omgeving van visrijke klippen. |
haud aliter terras inter caelumque uolabat litus harenosum ad Libyae, uentosque secabat materno ueniens ab auo Cyllenia proles. Ut primum alatis tetigit magalia plantis, Aenean fundantem arces ac tecta nouantem | 260 |
juist zo vloog tussen het land en de zee naar het strand van Libië, en sneed door de winden, komend van zijn moeders vader, de Cyllenische kleinzoon. Zodra hij met zijn gevleugelde voeten de kom van de stad had bereikt, zag hij Aeneas bezig met het bouwen van burchten en nieuwbouw. |
conspicit. Atque illi stellatus iaspide fulua ensis erat Tyrioque ardebat murice laena demissa ex umeris, diues quae munera Dido fecerat, et tenui telas discreuerat auro. Continuo inuadit: 'Tu nunc Karthaginis altae | 265 |
En deze droeg een zwaard, bezaaid met rossige jaspis en een mantel, opvlammend door Tyrisch purper, hing af van zijn schouders, geschenken vervaardigd door Dido, en de weefsels had zij doorwerkt met fijn gouddraad. Terstond sprak hij hem aan: 'Leg jij nu van het machtige Karthago |
fundamenta locas pulchramque uxorius urbem exstruis? Heu, regni rerumque oblite tuarum! Ipse deum tibi me claro demittit Olympo regnator, caelum et terras qui numine torquet, ipse haec ferre iubet celeris mandata per auras: | 270 |
de grondslag en bouw je, pantoffelheld, een pracht van een stad? Ach, je bent dus je eigen koninkrijk en heerschappij vergeten! Vanaf de heldere Olympus zendt mij jou de heerser zelf over de goden, hij, die hemel en aarde met goddelijke macht bestuurt, draagt zelf op deze bevelen door de lucht over te brengen: |
Quid struis? Aut qua spe Libycis teris otia terris? Si te nulla mouet tantarum gloria rerum [nec super ipse tua moliris laude laborem,] Ascanium surgentem et spes heredis Iuli respice, cui regnum Italiae Romanaque tellus | 275 |
Wat ben je toch van plan? Met welke hoop verdoe je je tijd in dit Libysche land? Als geen enkel verlangen naar de roem van zo grote omvang je prikkelt, [en je je niet druk maakt om je eigen faam], bekommer je dan om de opgroeiende Ascanius en de toekomst van Iulus, je erfgenaam, aan wie de macht over Italië en het Romeinse land toekomt'. |
debetur.' Tali Cyllenius ore locutus mortalis uisus medio sermone reliquit et procul in tenuem ex oculis euanuit auram. - At uero Aeneas aspectu obmutuit amens, arrectaeque horrore comae et uox faucibus haesit. | 280 |
Toen de Cylleniër zo had gesproken verliet hij abrupt, nog tijdens zijn woorden, het zicht van de sterveling en verdween uit zijn ogen in de ijle lucht in de verte. - Echter Aeneas, verdwaasd door de aanblik, bleef met stomheid geslagen, zijn haren door schrik overeind, zijn stem stokte in zijn keel. |
Ardet abire fuga dulcisque relinquere terras, attonitus tanto monitu imperioque deorum. Heu quid agat? Quo nunc reginam ambire furentem audeat adfatu? Quae prima exordia sumat? Atque animum nunc huc celerem nunc diuidit illuc | 285 |
Vurig verlangt hij te verdwijnen en het gastvrije land te verlaten, perplex door de zo duidelijke vermaning en het bevel van de goden. Wee, wat moet hij doen? Met welke woorden zal hij de hartstochtelijke vorstin durven benaderen? Wat moet hij beginnen? En nu eens neigt hij met zijn hart naar de ene, dan weer naar de andere kant, |
in partisque rapit uarias perque omnia uersat. Haec alternanti potior sententia uisa est: Mnesthea Sergestumque uocat fortemque Serestum, classem aptent taciti sociosque ad litora cogant, arma parent et quae rebus sit causa nouandis | 290 |
hij wendt zich van hot naar haar en laat alle mogelijkheden passeren. Dit besluit lijkt hem per saldo dan toch maar het beste: hij roept Mnestheus bij zich, Sergestus en de stoere Serestus, zij moeten in stilte de vloot optuigen en de vrienden verzamelen op de kust, zorgen voor alle gerei maar de reden voor dit nieuwe optreden |
dissimulent; sese interea, quando optima Dido nesciat et tantos rumpi non speret amores, temptaturum aditus et quae mollissima fandi tempora, quis rebus dexter modus. Ocius omnes imperio laeti parent et iussa facessunt. | 295 |
verbergen; hij zal dan intussen proberen de voortreffelijke Dido te spreken, nu ze nog nergens van weet noch vermoedt dat zo'n innige liefde op afbreken staat,en welk moment het geschiktst is voor een bekentenis en zien welke draai hij aan de situatie kan geven. Verheugd gehoorzamen allen zijn bevel en voeren zijn opdrachten uit. |
![]() |
![]() |