Aeneis 2, 438 - 558 |
De strijd om de burcht; de dood van Priamus. |
|
- Hic uero ingentem pugnam, ceu cetera nusquam bella forent, nulli tota morerentur in urbe, sic Martem indomitum Danaosque ad tecta ruentis | 440 |
- Daar zien we echt een geweldig gevecht, alsof nergens anders strijd werd geleverd, in heel de stad geen slag gaande was; zo'n tomeloze veldslag: de Danaërs stromen naar het paleis, |
cernimus obsessumque acta testudine limen. Haerent parietibus scalae postisque sub ipsos nituntur gradibus clipeosque ad tela sinistris protecti obiciunt, prensant fastigia dextris. Dardanidae contra turris ac tota domorum | 445 |
en vóór onze ogen hebben zij de poort al bereikt onder dekking van schilden. Er staan al ladders tegen de muur en vlak bij de deuren spurten ze langs de sporten omhoog, links hun schilden als schut tegen de speren, met rechts grijpen ze de kroonlijst al vast. Maar de Trojanen trekken torens en hele nokken van huizen omver; |
culmina conuellunt; his se, quando ultima cernunt, extrema iam in morte parant defendere telis, auratasque trabes, ueterum decora alta parentum, deuoluunt; alii strictis mucronibus imas obsedere fores, has seruant agmine denso. | 450 |
met deze wapens willen ze, nu ze het einde zien naderen, zich weren tot in de dood: vergulde balken, nog een pronkstuk aan plafonds van voorouders, smijten ze omlaag; anderen stellen zich op met getrokken zwaard bij de deuren beneden, ze bewaken die in dicht gelid. |
Instaurati animi regis succurrere tectis auxilioque leuare uiros uimque addere uictis. - Limen erat caecaeque fores et peruius usus tectorum inter se Priami, postesque relicti a tergo, infelix qua se, dum regna manebant, | 455 |
Hernieuwd werd onze moed om het paleis van de koning te redden, met onze hulp de bewakers te ontzetten en de verliezers weer kracht te verlenen. - Er bevond zich een geheime deur aan de achterkant, nu verlaten, en een doorgang om de gebouwen van Priamus te verbinden, waarlangs, toen het koninkrijk nog bestond, de arme Andromache |
saepius Andromache ferre incomitata solebat ad soceros et auo puerum Astyanacta trahebat. Euado ad summi fastigia culminis, unde tela manu miseri iactabant inrita Teucri. Turrim in praecipiti stantem summisque sub astra | 460 |
vaak, zonder begeleiding, met haar zoontje Astyanax naar haar schoonouders ging en de kleinzoon aan opa te tonen. Daarlangs klom ik naar de nok van het dak, vanwaar de Teucrers, wanhopig en zonder succes, handenvol werptuig gooiden. Ik klom op een toren, onder de sterrenhemel, aan de rand |
eductam tectis, unde omnis Troia uideri et Danaum solitae naues et Achaica castra, adgressi ferro circum, qua summa labantis iuncturas tabulata dabant, conuellimus altis sedibus impulimusque; ea lapsa repente ruinam | 465 |
van het hoogste deel van het dak, vanwaar heel Troje te zien was en sinds jaar en dag de schepen der Danaërs en het Griekse legerkamp; wij pakten hem rondom met gereedschap aan, waar het dak zwakke verbindingen bood, wij rukten hem van zijn hoge standplaats en stootten hem naar beneden; in zijn plotselinge val levert hij |
cum sonitu trahit et Danaum super agmina late incidit. Ast alii subeunt, nec saxa nec ullum telorum interea cessat genus. - Vestibulum ante ipsum primoque in limine Pyrrhus exsultat telis et luce coruscus aena: | 470 |
een chaos onder donderend lawaai en bedelft de Griekse gelederen. Maar anderen duiken weer op, intussen stopt niet de regen van stenen of wat maar als werpwapen kan dienen. - Net vóór de ingang en pal op de drempel staat Pyrrhus te juichen in de bronzen glans van zijn wapens: |
qualis ubi in lucem coluber mala gramina pastus, frigida sub terra tumidum quem bruma tegebat, nunc, positis nouus exuuiis nitidusque iuuenta, lubrica conuoluit sublato pectore terga arduus ad solem, et linguis micat ore trisulcis. | 475 |
zoals wanneer een slang, na het eten van giftige kruiden, eerst, volgevreten, onder de aarde zich toedekt tegen de winterkou, maar dan, haar oude huid afgelegd, vernieuwd en glanzend van jeugd zich glibberig draait in het licht en met geheven buik haar rug naar de zon tilt en uit haar bek de gevorkte tong laat flitsen. |
Una ingens Periphas et equorum agitator Achillis, armiger Automedon, una omnis Scyria pubes succedunt tecto et flammas ad culmina iactant. Ipse inter primos correpta dura bipenni limina perrumpit postisque a cardine uellit | 480 |
Tegelijk vallen aan op het paleis de geweldige Periphas en Automedon, Achilles' menner en wapendrager, tegelijk heel de krijgsmacht van Scyrus, en werpen brandende fakkels naar boven. Pyrrhus zelf grijpt vooraan een bijl en hakt ermee in op de drempel en rukt de bronzen posten los van de deurspil |
aeratos; iamque excisa trabe firma cauauit robora et ingentem lato dedit ore fenestram. Apparet domus intus et atria longa patescunt; apparent Priami et ueterum penetralia regum, armatosque uident stantis in limine primo. | 485 |
en daar heeft hij al een balk doorboord en een paneel verwijderd en met een wijd gapende opening een reusachtig venster gemaakt. Zichtbaar wordt het paleis van binnen en de weidse atria liggen open; zichtbaar de ruimten van Priamus en de vroegere koningen, en je ziet de soldaten die staan op de voorste drempel. |
At domus interior gemitu miseroque tumultu miscetur, penitusque cauae plangoribus aedes femineis ululant; ferit aurea sidera clamor. Tum pauidae tectis matres ingentibus errant amplexaeque tenent postis atque oscula figunt. | 490 |
Maar binnen het paleis klinkt gejammer en naargeestige chaos, en tot achterin de gangen weergalmt in het gebouw het huilen van vrouwen; geschreeuw stijgt op naar de sterren. Dan dolen angstig de moeders door de grote vertrekken klampen zich vast aan de posten en drukken er kussen op. |
Instat ui patria Pyrrhus; nec claustra nec ipsi custodes sufferre ualent; labat ariete crebro ianua, et emoti procumbunt cardine postes. Fit uia ui; rumpunt aditus primosque trucidant immissi Danai et late loca milite complent; | 495 |
Met de kracht van zijn vader dringt Pyrrhus op; geen sloten of wachters kunnen hem weerstaan; de deur bezwijkt onder driftig geram en de posten vallen naar voren, getild uit hun hengsels. Met geweld wordt een doorgang bewerkt en de binnengedrongen Grieken vellen de voorsten en vullen de plek alom met soldaten; |
non sic, aggeribus ruptis cum spumeus amnis exiit oppositasque euicit gurgite moles, fertur in arua furens cumulo camposque per omnis cum stabulis armenta trahit. Vidi ipse furentem caede Neoptolemum geminosque in limine Atridas, | 500 |
met niet minder geweld spoelt, na het breken der dijken, schuimend een stroom weg, wanneer die met een kolking de opgeworpen wal overstroomd heeft, weg over akkers en sleept over alle weiden kudden mee met stallen en al. Zelf heb ik zo Neoptolemus razend zien moorden en ook beide zonen van Atreus in het gat van de deur, |
uidi Hecubam centumque nurus Priamumque per aras sanguine foedantem quos ipse sacrauerat ignis. Quinquaginta illi thalami, spes tanta nepotum, barbarico postes auro spoliisque superbi procubuere; tenent Danai qua deficit ignis. | 505 |
Hecuba zag ik en haar talloze dochters en Priamus zag ik met zijn bloed het vuur op altaren bezoedelen, dat hij zelf nog gewijd had. Vijftig vertrekken had hij, evenveel verwachting van nakomelingen, de trotse deuren behangen met gouden buit van barbaren: maar nu stortten die neer, de Grieken bezaten wat het vuur hen moest laten. |
- Forsitan et Priami fuerint quae fata requiras. | Urbis uti captae casum conuulsaque uidit limina tectorum et medium in penetralibus hostem, arma diu senior desueta trementibus aeuo circumdat nequiquam umeris et inutile ferrum 510
- Misschien wilt u ook weten hoe het Priamus verging. | Als hij de val van de stad ziet en de huizen verwoest en de vijanden diep in zijn paleis, hangt de bejaarde koning zich om de bevende schouders zijn harnas, ontwend door zijn ouderdom, vergeefs omgordt hij zich met zijn vroegere zwaard |
cingitur, ac densos fertur moriturus in hostis. Aedibus in mediis nudoque sub aetheris axe ingens ara fuit iuxtaque ueterrima laurus incumbens arae atque umbra complexa penatis. Hic Hecuba et natae nequiquam altaria circum, | 515 |
en stervensbereid stormt hij af op de vijandige gelederen. Midden in het paleis, maar onder de blote hemel, stond een groot altaar en daarnaast een zeer oude laurier die met zijn schaduw het altaar beschermde en de huisgoden omhulde. Hier zaten Hecuba en haar dochters weerloos rond het altaar, |
praecipites atra ceu tempestate columbae, condensae et diuum amplexae simulacra sedebant. Ipsum autem sumptis Priamum iuuenalibus armis ut uidit, 'Quae mens tam dira, miserrime coniunx, impulit his cingi telis? aut quo ruis?' inquit. | 520 |
als duiven ineengedoken bij een donkere storm, en hielden de beelden der goden omklemd. Als zij echter Priamus ziet met zijn wapenrusting van vroeger, zegt ze: 'Welke zo verwerpelijke gedachte, ongelukkige echtgenoot, bracht je ertoe deze wapens aan te gorden? Waar wil je naartoe? |
'non tali auxilio nec defensoribus istis tempus eget; non, si ipse meus nunc adforet Hector. Huc tandem concede; haec ara tuebitur omnis, aut moriere simul.' Sic ore effata recepit ad sese et sacra longaeuum in sede locauit. | 525 |
Geen hulp als de jouwe, geen verdediger als jou vraagt dit tijdstip; nee, zelfs niet mijn Hector zou nu nog een redder zijn. Kom nu toch hier; dit altaar zal ons allen beschermen, of je zult sterven met ons'. Met deze woorden nam ze hem bij zich en zette de hoogbejaarde op het altaar. |
Ecce autem elapsus Pyrrhi de caede Polites, unus natorum Priami, per tela, per hostis porticibus longis fugit et uacua atria lustrat saucius. Illum ardens infesto uulnere Pyrrhus insequitur, iam iamque manu tenet et premit hasta. | 530 |
Daar komt, ontsnapt aan de moordenaarshand van Pyrrhus, Polites, één van Priamus' zonen, gevlucht door speren, de vijanden, langs de lange galerijen en kijkt, gewond, door de lege zalen. Hem achtervolgt, bloeddorstig door de wond bij zijn vijand, Pyrrhus, daar heeft hij hem bijna te pakken en steekt naar hem met zijn lans. |
Ut tandem ante oculos euasit et ora parentum, concidit ac multo uitam cum sanguine fudit. Hic Priamus, quamquam in media iam morte tenetur, non tamen abstinuit nec uoci iraeque pepercit: 'At tibi pro scelere,' exclamat, 'pro talibus ausis | 535 |
Als hij tenslotte voor de ogen en het zicht van zijn ouders ontsnapt is, zakt hij ineen en verliest zijn leven met een golf van bloed. Nu houdt Priamus, ofschoon al rondom in het zicht van de dood, zich toch niet meer in en barst uit in een woedende kreet: 'Wel, voor deze misdaad', roept hij,'voor een dergelijke wandaad |
di, si qua est caelo pietas quae talia curet, persoluant grates dignas et praemia reddant debita, qui nati coram me cernere letum fecisti et patrios foedasti funere uultus. At non ille, satum quo te mentiris, Achilles | 540 |
mogen de goden, als in de hemel nog plichtsgevoel leeft om dit soort daden, jou naar verdiensten vergelden en passend belonen, jij die mij toeschouwer maakte van de moord op mijn zoon en mijn vaderblik hebt bezoedeld met diens bloed. Nee, zo heeft Achilles, die jij ten onrechte 'vader' noemt, |
talis in hoste fuit Priamo; sed iura fidemque supplicis erubuit corpusque exsangue sepulcro reddidit Hectoreum meque in mea regna remisit.' Sic fatus senior telumque imbelle sine ictu coniecit, rauco quod protinus aere repulsum, | 545 |
zich niet tegen zijn vijand, Priamus, gedragen; nee, hij respecteerde recht en respect en het ontzielde lichaam van Hector gaf hij me terug voor begraving en mij liet hij terug naar mijn rijk gaan'. Met deze woorden wierp de grijsaard zijn lans zonder kracht, maar af ketste die op het holklinkend brons zonder schade |
et summo clipei nequiquam umbone pependit. Cui Pyrrhus: 'Referes ergo haec et nuntius ibis Pelidae genitori. Illi mea tristia facta degeneremque Neoptolemum narrare memento. Nunc morere.' Hoc dicens altaria ad ipsa trementem | 550 |
en bleef nutteloos steken in de rand van de schildknop. Tot hem zei toen Pyrrhus: 'Vertel dat maar aan mijn vader Achilles en breng hem die boodschap. Vergeet niet hem te vertellen wat die verworden Neoptolemus voor nare dingen uitspookt! Sterf nu'. Met deze woorden sleepte hij hem, bevend en glijdend |
traxit et in multo lapsantem sanguine nati, implicuitque comam laeua, dextraque coruscum extulit ac lateri capulo tenus abdidit ensem. Haec finis Priami fatorum, hic exitus illum sorte tulit Troiam incensam et prolapsa uidentem | 555 |
in de bloedplas van zijn zoon tot vlak vóór het altaar, met zijn linker greep hij zijn hoofdhaar, met zijn rechter hief hij het fonkelende zwaard en stak het tot aan het gevest in diens zijde. Dit was het einde van Priamus' leven, deze afloop was hem beschoren terwijl hij Troje zag branden en Pergama een ruïne, |
Pergama, tot quondam populis terrisque superbum regnatorem Asiae. Iacet ingens litore truncus, auulsumque umeris caput et sine nomine corpus. |
eens hij over zovele volken en landen de trotse bestuurder van Azië. - Nu ligt daar een lijk, languit, verminkt bij de zee, het hoofd gerukt van de schouders, en zo onherkenbaar. |
|
|