Aeneis 2, 57 - 233

Sinon; de dood van Laocoön.

Ecce, manus iuuenem interea post terga reuinctum
pastores magno ad regem clamore trahebant
Dardanidae, qui se ignotum uenientibus ultro,
hoc ipsum ut strueret Troiamque aperiret Achiuis,



060
Zie, intussen sleept een troep herders een man, geboeid op zijn rug,
onder luid geschreeuw voor de koning: een Dardanider,
die zich, onbekend, uit eigen beweging aan hen had overgegeven
om dit te bewerken: Troje voor de Grieken te openen,
obtulerat, fidens animi atque in utrumque paratus,
seu uersare dolos seu certae occumbere morti.
Undique uisendi studio Troiana iuuentus
circumfusa ruit certantque inludere capto.
Accipe nunc Danaum insidias et crimine ab uno




065
manmoedig was hij bereid tot elk van beide opties:
ofwel zijn listige plannen te volvoeren ofwel een zekere dood te ondergaan.
Van overal stroomt de manschap van Troje toe, nieuwsgierig,
en wedijvert de gevangene te bespotten.
Aanhoor nu de listen der Grieken en leer uit één wandaad
disce omnis.
Namque ut conspectu in medio turbatus, inermis
constitit atque oculis Phrygia agmina circumspexit,
'heu, quae nunc tellus,' inquit, 'quae me aequora possunt
accipere? aut quid iam misero mihi deniquerestat,




070
allen kennen.
Want zodra hij, onthutst, ongewapend, te staan kwam
midden in de kring en de Phrygische troepen om zich heen zag,
verzuchtte hij:'Wee, welk land, welke zee zal me nog kunnen
herbergen? Wat rest mij, rampzalige, überhaupt nog,
cui neque apud Danaos usquam locus, et super ipsi
Dardanidae infensi poenas cum sanguine poscunt?'
Quo gemitu conuersi animi compressus et omnis
impetus. Hortamur fari quo sanguine cretus,
quidue ferat; memoret quae sit fiducia capto.




075
voor wie niet alleen bij de Danaërs nergens plaats is,
maar wiens bloedige straf ook de vijandige Dardaniden nu eisen?'
Door deze klacht zijn wij milder gestemd en alle agressie
wordt onderdrukt. Wij sporen hem aan te zeggen wie hij is
en wat hij komt doen, en waaruit hij, gevangen, nog vertrouwen put.
Ille haec deposita tandem formidine fatur:
'Cuncta equidem tibi, rex, fuerit quodcumque, fatebor
uera,' inquit; 'neque me Argolica de gente negabo;
hoc primum; nec, si miserum Fortuna Sinonem
finxit, uanum etiam mendacemque improba finget.




080
Hij vermant zich dan eindelijk en zegt:
'Alles, waarachtig, koning, kome wat komt, zal ik u vertellen
naar waarheid,' dat zegt hij,'en niet ontkennen dat ik een Griek ben;
dit vooreerst; en niet, ook al heeft Fortuna de ongelukkige Sinon bedrogen,
zal zij hemzelf ook brutaalweg tot loze leugenaar maken.
Fando aliquod si forte tuas peruenit ad auris
Belidae nomen Palamedis et incluta fama
gloria, quem falsa sub proditione Pelasgi
insontem infando indicio, quia bella uetabat,
demisere neci, nunc cassum lumine lugent:




085
Misschien hebt u wel van horen zeggen vernomen
de naam Palamedes, Belus' nazaat, en zijn roemrijke reputatie,
hem hebben de Pelasgen op een valse aanklacht
onschuldig terecht gesteld want hij was pacifist
nu betreuren ze dat hij gedood is.
Illi me comitem et consanguinitate propinquum
pauper in arma pater primis huc misit ab annis.
Dum stabat regno incolumis regumque uigebat
conciliis, et nos aliquod nomenque decusque
gessimus. Inuidia postquam pellacis Vlixi




090
Ik ben een vriend en verwante van hem en werd door mijn vader,
omdat die maar arm was, met hem, toen de oorlog begon, hierheen gestuurd.
Zolang hij nog macht had en gezag in het beraad van de vorsten,
heb ook ik nog enig respect en aanzien genoten.
Maar toen door de afgunst van de sluwe Ulyxes
(haud ignota loquor) superis concessit ab oris,
adflictus uitam in tenebris luctuque trahebam
et casum insontis mecum indignabar amici.
Nec tacui demens et me, fors si qua tulisset,
si patrios umquam remeassem uictor ad Argos,




095
(ik vertel u geen nieuws) hij van de aarde gevaagd was,
rekte ik, geschokt, mijn leven in obscure droefheid
en wrokte in stilte om het lot van mijn vriend die geen schuld had.
Maar niet bleef ik, dwaas, bij mijn zwijgen en voorzei dat ik,
als het lot zou beschikken dat ik ooit, na de zege, naar ons Argivische vaderland
promisi ultorem et uerbis odia aspera moui.
Hinc mihi prima mali labes, hinc semper Vlixes
criminibus terrere nouis, hinc spargere uoces
in uulgum ambiguas et quaerere conscius arma.
Nec requieuit enim, donec Calchante ministro -




100
terugkwam, zijn wreker zou zijn en met die woorden wekte ik haat op.
Hiermee begon voor mij alle ellende, vanaf toen zaaide Ulyxes schrik
met ongehoorde beschuldigingen, van toen af zaaide hij praatjes
onder het krijgsvolk en zocht, schulbewust, naar conflicten.
En hij rustte dan ook niet voordat hij, met de hulp van Calchas -
sed quid ego haec autem nequiquam ingrata reuoluo,
quidue moror? si omnis uno ordine habetis Achiuos,
idque audire sat est, iamdudum sumite poenas:
hoc Ithacus uelit et magno mercentur Atridae.'
Tum uero ardemus scitari et quaerere causas.




105
Maar wat sta ik hier voor niets mijn ondankbaar verslag te doen,
en waartoe dit oponthoud? Als u toch alle Grieken op één lijn stelt,
dan hebt u hieraan genoeg, straf me dan maar meteen:
dat zou die Ithakiër graag willen en de Atriden zeer op prijs stellen'.
Daardoor echter wilden we juist meer weten en vroegen we verder,
ignari scelerum tantorum artisque Pelasgae.
Prosequitur pauitans et ficto pectore fatur: 'Saepe fugam Danai Troia cupiere relicta
moliri et longo fessi discedere bello;
fecissentque utinam! saepe illos aspera ponti




110
onbekend als we waren met zo grote misdaden en Pelasgische doortraptheid.
Hij vervolgde schichtig zijn verhaal en loog verder:
'Vaak overwogen de Danaërs bij Troje weg te trekken, het maar te verlaten,
en, moe van de langdurige oorlog, ervandoor te gaan;
hadden ze dat maar gedaan! Maar vaak hield een grimmig noodweer op zee
interclusit hiems et terruit Auster euntis.
Praecipue cum iam hic trabibus contextus acernis
staret equus, toto sonuerunt aethere nimbi.
Suspensi Eurypylum scitatum oracula Phoebi
mittimus, isque adytis haec tristia dicta reportat:




115
hen aan land of joeg de Zuidwester hen, op 't punt te vertrekken, schrik aan.
Vooral toen dit paard, in elkaar gezet met ahornhouten planken,
al klaarstond donderden langs heel het zwerk de wolken.
In onzekerheid stuurden we Eurypylus naar Phoebus' orakel
om advies, en hij kwam terug van de tempel met deze sinistere boodschap:
"Sanguine placastis uentos et uirgine caesa,
cum primum Iliacas, Danai, uenistis ad oras;
sanguine quaerendi reditus animaque litandum
Argolica." Vulgi quae uox ut uenit ad auris,
obstipuere animi gelidusque per ima cucurrit




120
"Met een bloedig meisjesoffer hebben jullie de winden verzoend,
toen jullie, Danaërs, naar onze kust kwamen;
met bloed en een Argolisch leven moet de terugkeer dan ook
afgesmeekt worden". Zodra deze uitspraak het volk ter ore kwam,
stokte het hart in hun keel en een kille siddering
ossa tremor, cui fata parent, quem poscat Apollo.
Hic Ithacus uatem magno Calchanta tumultu
protrahit in medios; quae sint ea numina diuum
flagitat. Et mihi iam multi crudele canebant
artificis scelus, et taciti uentura uidebant.




125
kroop door hun knieën: voor wie werd dit lot verkondigd, wie eiste Apollo?
Nu sleept de Ithakiër met veel misbaar Calchas, de ziener,
de kring in en vraagt hem om uitleg: wat moeten we met dit goddelijk
bevel. En toen al voorspelden velen voor mij de wrede wandaad
van de bedrieger, maar zwijgend zagen zij toe op wat er gebeuren zou.
Bis quinos silet ille dies tectusque recusat
prodere uoce sua quemquam aut opponere morti.
Vix tandem, magnis Ithaci clamoribus actus,
composito rumpit uocem et me destinat arae.
Adsensere omnes et, quae sibi quisque timebat,




130
Tien dagen zweeg hij en zwijgend hield hij zich in
hardop iemand te noemen en zo aan de dood prijs te geven.
Tenslotte, met moeite gedwongen door het misbaar van die Ithaker,
verbrak hij, op afspraak, zijn stilte en wees mij aan voor het offer.
Allen vielen hem bij en, wat ieder vreesde voor zich,
unius in miseri exitium conuersa tulere.
Iamque dies infanda aderat; mihi sacra parari
et salsae fruges et circum tempora uittae.
eripui, fateor, leto me et uincula rupi,
limosoque lacu per noctem obscurus in ulua




135
droegen zij opgelucht, toen het uitgelopen was op de moord op één ongelukkige.
En reeds was de onheilsdag daar; voor mij werd het offerritueel voorbereid
offerzout op mijn hoofd en banden om mijn slapen;
maar ik wist de moord te ontkomen, ik beken het, mijn boeien te verbreken,
en bij een modderig meertje heb ik me 's nachts in het donker
delitui dum uela darent, si forte dedissent.
Nec mihi iam patriam antiquam spes ulla uidendi
nec dulcis natos exoptatumque parentem,
quos illi fors et poenas ob nostra reposcent
effugia, et culpam hanc miserorum morte piabunt.




140
verborgen gehouden, hopend dat ze misschien weg zouden varen.
Maar zelf heb ik geen enkele hoop meer mijn vroegere thuisland nog terug te zien
noch mijn schatten van kinderen en mijn innig gemiste vader.
Misschien zal men hen nog wel straffen voor deze ontsnapping van mij
en zal men mijn schuld nog verhalen op het leven van die ongelukkigen.
Quod te per superos et conscia numina ueri,
per si qua est quae restet adhuc mortalibus usquam
intemerata fides, oro, miserere laborum
tantorum, miserere animi non digna ferentis.'

His lacrimis uitam damus et miserescimus ultro.






145
Maar u smeek ik bij de goden en machten die de waarheid beschermen,
bij het vertrouwen wat nog ergens onder stervelingen respect heeft,
heb erbarmen met mijn grote ellende,
erbarmen met een man die een onwaardig lot heeft te dragen.'

Door zijn tranen laten we hem leven en kijgen vanzelf medelijden.

Ipse uiro primus manicas atque arta leuari
uincla iubet Priamus dictisque ita fatur amicis:
'Quisquis es, amissos hinc iam obliuiscere Graios
(noster eris) mihique haec edissere uera roganti:
quo molem hanc immanis equi statuere? Quis auctor?




150
Zelf beveelt Priamus de man direct te ontdoen van zijn boeien
en benauwende banden en spreekt met vriendelijke woorden:
'Wie je ook bent, zet nu maar de Grieken die je uitstootten uit je hoofd
(je bent één van ons) en geef mij naar waarheid antwoord op deze vraag:
waartoe hebben zij dit reusachtige beeld van een paard hier gezet? Wie verzon dit?
quidue petunt? quae religio? aut quae machina belli?'
dixerat. Ille dolis instructus et arte Pelasga
sustulit exutas uinclis ad sidera palmas:
'Vos, aeterni ignes, et non uiolabile uestrum
testor numen,' ait, 'uos arae ensesque nefandi,




155
Wat beoogt men ermee? Wat is dit voor object van cultus of oorlog?'
Aldus zijn vraag. En hij, volgens afgesproken instructies en Griekse sluwheid,
hief zijn handen, ontdaan van de boeien, op naar de sterren met de uitroep:
'U, eeuwige lichtbronnen, en onschendbare macht roep ik aan
als getuige en jullie goddeloze altaren en zwaarden,
quos fugi, uittaeque deum, quas hostia gessi:
fas mihi Graiorum sacrata resoluere iura,
fas odisse uiros atque omnia ferre sub auras,
si qua tegunt, teneor patriae nec legibus ullis.
Tu modo promissis maneas seruataque serues




160
waaraan ik ontsnapt ben, en banden van goden, die ik als offer gedragen heb:
mij staat het vrij de dure eden en band met de Grieken te breken,
vrij ook die mannen te haten en te onthullen alwat zij verbergen,
ik heb geen verplichting meer aan mijn vaderland of welke wet ook.
Gij, Troje, houdt u slechts aan uw beloften en, gespaard, blijf mij
Troia, fidem, si uera feram, si magna rependam.
Omnis spes Danaum et coepti fiducia belli
Palladis auxiliis semper stetit. Impius ex quo
Tydides sed enim scelerumque inuentor Vlixes,
fatale adgressi sacrato auellere templo




165
trouw, als ik waarheid spreek en aldus me rijkelijk wreek.
Alle hoop van de Danaërs en hun vertrouwen in de eenmaal begonnen oorlog
was steeds gevestigd op Pallas' hulp. Maar toen eenmaal
Tydeus' zoon en de misdaadverzinner Ulyxes
het hadden gewaagd om het lotbepalende Palladium te stelen
Palladium caesis summae custodibus arcis,
corripuere sacram effigiem manibusque cruentis
uirgineas ausi diuae contingere uittas,
ex illo fluere ac retro sublapsa referri
spes Danaum, fractae uires, auersa deae mens.




170
uit de gewijde tempel, na het doden van de bewakers van de burcht,
en het gewijde beeld met handen vast te grijpen waaraan bloed kleefde,
en de banden van de maagdelijke godin aan te raken,
toen slonk de hoop van de Danaërs en is weggezonken,
hun kracht is gebroken, de geest van de godin had zich afgewend.
Nec dubiis ea signa dedit Tritonia monstris.
Vix positum castris simulacrum: arsere coruscae
luminibus flammae arrectis, salsusque per artus
sudor iit, terque ipsa solo (mirabile dictu)
emicuit parmamque ferens hastamque trementem.




175
En de Tritoonse heeft dat laten blijken door duidelijke tekens.
Amper was het beeld in het kamp geplaatst of flikkerende vlammen
flakkerden op in haar starre ogen, en zilt zweet
droop over haar leden, en drie maal (een wonder om het te zeggen)
sprong het op van de grond, uit eigen beweging, met schild en trillende lans.
Extemplo temptanda fuga canit aequora Calchas,
nec posse Argolicis exscindi Pergama telis
omina ni repetant Argis numenque reducant
quod pelago et curuis secum auexere carinis.
Et nunc quod patrias uento petiere Mycenas,




180
Terstond raadt Calchas een vlucht over zee te proberen
want niet zou Troje verwoest kunnen worden met Argolische wapens
als men niet in Argos betere tekens zou krijgen en het godenbeeld
terug zou voeren dat zij over zee op de gekromde schepen weggehaald hebben.
En nu zijn ze terug in Mycene, gestuwd door de wind naar hun vaderland,
arma deosque parant comites pelagoque remenso
improuisi aderunt; ita digerit omina Calchas.
Hanc pro Palladio moniti, pro numine laeso
effigiem statuere, nefas quae triste piaret.
Hanc tamen immensam Calchas attollere molem




185
wapens en godenhulp verwerven ze en, eenmaal de zee weer over,
zullen ze onverwacht terug zijn; zo duidt Calchas de tekens.
Dit beeld heeft hij geraden te maken als boete
om hun wandaad, het kwetsen der godheid, te delgen.
En Calchas heeft ook nog bevolen dit gevaarte zo hoog te bouwen
roboribus textis caeloque educere iussit,
ne recipi portis aut duci in moenia posset,
neu populum antiqua sub religione tueri.
Nam si uestra manus uiolasset dona Mineruae,
tum magnum exitium (quod di prius omen in ipsum




190
uit vlechtwerk van hout en hemelhoog te doen rijzen,
opdat het niet door de poorten de stad in gebracht kon worden,
en uw volk zou behoeden volgens aloude cultus.
Want als uw hand het geschenk voor Minerva zou schenden,
dan zal een afschuwelijke ondergang (mogen de goden dit eerder hem
conuertant!) Priami imperio Phrygibusque futurum;
sin manibus uestris uestram ascendisset in urbem,
ultro Asiam magno Pelopea ad moenia bello
uenturam, et nostros ea fata manere nepotes.'




doen overkomen!) Priamus' rijk en de Frygiërs treffen;
maar als het door uw handen de stad zal bestijgen,
dan zal Azië zelf met een leger naar Pelops' stad komen,
en dat lot staat dan onze kinderen te wachten.'

Talibus insidiis periurique arte Sinonis
credita res, captique dolis lacrimisque coactis
quos neque Tydides nec Larisaeus Achilles,
non anni domuere decem, non mille carinae.

195




Door dit gedraai en meinedig geveins van zo'n Sinon
is alles geloofd, en door zijn trucs en gekerm zijn we veroverd,
wij, ongeslagen door Tydeus' zoon en Larissa's Achilles,
gedurende tien jaren, door wel duizend schepen.
Hic aliud maius miseris multoque tremendum
obicitur magis atque improuida pectora turbat.
Laocoon, ductus Neptuno sorte sacerdos,
sollemnis taurum ingentem mactabat ad aras.
Ecce autem gemini a Tenedo tranquilla per alta
(horresco referens) immensis orbibus angues
incumbunt pelago pariterque ad litora tendunt;
200




205

Dan wordt een ander, nog grotere gruwel ons, armzaligen,
onverwacht opgedrongen en meer nog jaagt die ons schrik aan.
Laocoön, bij loting tot priester gekozen in dienst van Neptunus,
stond op het punt een geweldige stier als gebruikelijk offer te slachten:
maar zie (ik ril nog bij mijn verslag) twee slangen
komen aanzwemmen over een rustige zee vanaf Tenedos
met reusachtig gekronkel en naderen samen de kust;

pectora quorum inter fluctus arrecta iubaeque
sanguineae superant undas, pars cetera pontum
pone legit sinuatque immensa uolumine terga.
Fit sonitus spumante salo; iamque arua tenebant
ardentisque oculos suffecti sanguine et igni



210
hun buik rijst op uit de golven en hun bloedrode kammen
steken uit boven de golven, de rest glijdt vanachter
over het zeevlak en hun staart golft in reusachtige draaiing.
Gedruis stijgt op uit het schuimende water; ze zijn al aan land
met ogen die vonken van bloed en van vuur,
sibila lambebant linguis uibrantibus ora.
Diffugimus uisu exsangues; illi agmine certo
Laocoonta petunt; et primum parua duorum
corpora natorum serpens amplexus uterque
implicat et miseros morsu depascitur artus;




215
en met trillende tongen likken ze hun sissende bekken.
Wij vluchten uiteen, lijkbleek; maar in feilloze aanval
glijden ze af op Laocoön en beide serpenten omklemmen eerst
de lijfjes van zijn twee zonen in dodelijke omhelzing
en verslinden van die stakkers de leden;
post ipsum auxilio subeuntem ac tela ferentem
corripiunt spirisque ligant ingentibus; et iam
bis medium amplexi, bis collo squamea circum
terga dati superant capite et ceruicibus altis.
Ille simul manibus tendit diuellere nodos




220
dan grijpen ze ook hemzelf vast, als hij gewapend te hulp schiet,
verstrikken hem in geweldige kronkels; en dan
houden ze zijn middel al twee maal omvat, twee maal gedraaid om zijn nek
met hun schubbige ruggen torenen ze uit met hun kop en hoge kammen.
Hij poogt intussen met zijn handen de knoop te ontwarren,
perfusus sanie uittas atroque ueneno,
clamores simul horrendos ad sidera tollit:
qualis mugitus, fugit cum saucius aram
taurus et incertam excussit ceruice securim.
At gemini lapsu delubra ad summa dracones




225
overdekt met zwadder zijn banden, en met donker vergif,
tegelijk krijst hij huiveringwekkend ten hemel:
als geloei klink het op, wanneer soms een stier, gewond, het altaar
ontvlucht en een slecht gemikte bijl van zich afschudt.
Maar de beide monsters glijden weg naar de tempel daarboven
effugiunt saeuaeque petunt Tritonidis arcem,
sub pedibusque deae clipeique sub orbe teguntur.
Tum uero tremefacta nouus per pectora cunctis
insinuat pauor, et scelus expendisse merentem
Laocoonta ferunt, sacrum qui cuspide robur
laeserit et tergo sceleratam intorserit hastam.
Ducendum ad sedes simulacrum orandaque divae
numina conclamant.



230
gaan nu op weg naar de burcht van de woeste Tritoonse
en zoeken dekking aan de voet van de godin onder haar ronde schild.
Dan waarlijk grijpt een nieuwe paniek de omstanders aan,
en ze zeggen elkaar dat Laocoön terecht voor een misdaad boette
omdat hij met zijn lans het heilige paard schond
door in diens romp zijn misdadige speer te stoten .
Luid roepen zij het paard van hout naar de tempel van de godin
te voeren om haar te verzoenen.




  • Terug naar Inhoudsopgave Aeneis