ANNALES XV,54/59



Caput LIV

Hoofdstuk 54

15.54.1. Sed mirum quam inter diversi generis ordines, aetates sexus, dites pauperes taciturnitate omnia cohibita sint, donec proditio coepit e domo Scaevini. Qui pridie insidiarum multo sermone cum Antonio Natale, dein regressus domum testamentum obsignavit, promptum vagina pugionem, de quo supra rettuli, vetustate obtusum increpans, asperari saxo et in mucronem ardescere iussit eamque curam liberto Milicho mandavit. 15.54.1. Maar het is een wonder tussen hoeveel verschillende lieden van uiteenlopende stand, leeftijd, geslacht, rijk en arm alles geheim gehouden is totdat het verraad de kop opstak vanuit het huis van Scaevinus. Deze heeft daags voor de aanslag een lang onderhoud gehad met Antonius Natalis en heeft daarna, thuis teruggekeerd,zijn testament opgemaakt, haalde de dolk waarover ik eerder melding heb gemaakt uit de schede en mopperde dat hij door ouderdom bot geworden was en gaf opdracht hem op een slijpsteen aan te scherpen en er een punt aan te maken en die taak droeg hij op aan zijn vrijgelatene Milichus.
15.54.2. Simul adfluentius solito convivium initum, servorum carissimi libertate et alii pecunia donati; atque ipse maestus et magnae cogitationis manifestus erat, quamvis laetitiam vagis sermonibus simularet. 15.54.2. Tegelijkertijd heeft hij een maaltijd aan laten richten die overvloediger dan gebruikelijk was en heeft hij zijn meest dierbare slaven vrijgelaten en andere giften in geld gegeven; toch was hijzelf droevig gestemd en duidelijk ten prooi aan diepgaande overpeinzingen ofschoon hij opgewektheid voorwendde in gesprekken over koetjes en kalfjes.
15.54.3. Postremo vulneribus ligamenta quibusque sistitur sanguis parari iubet idque eundem Milichum monet, sive gnarum coniurationis et illuc usque fidum, seu nescium et tunc primum arreptis suspicionibus, ut plerique tradidere. 15.54.3. Tenslotte beval hij verband klaar te maken voor verwondingen en middelen om bloed te stelpen en dit liet hij over aan dezelfde Milichus die ofwel op de hoogte was van de samenzwering en tot dan toe betrouwbaar ofwel toen voor het eerst vermoedens begon te koesteren zoals de meesten overgeleverd hebben.
15.54.4. De consequentibus consentitur. Nam cum secum servilis animus praemia perfidiae reputavit simulque immensa pecunia et potentia obversabantur, cessit fas et salus patroni et acceptae libertatis memoria. Etenim uxoris quoque consilium adsumpserat, muliebre ac deterius: quippe ultro metum intentabat, multosque astitisse libertos ac servos, qui eadem viderint: nihil profuturum unius silentium, at praemia penes unum fore, qui indicio praevenisset. 15.54.4. Over het vervolg bestaat eenstemmigheid. Want, toen die slavenziel bij zichzelf de beloning voor verraad overdacht en hem tegelijk de geweldige hoeveelheid geld en macht voor de geest kwamen, kwam zijn geweten tot stilstand en elke zorg voor het heil van zijn meester en de gedachte aan de vrijheid die hem geschonken was. Want hij had ook nog het advies van zijn vrouw ingewonnen, van een vrouw en dus van nog lager allooi: op eigen houtje joeg ze hem immers de stuipen op het lijf door hem voor te houden dat er veel vrijgelatenen en slaven met hun neus bovenop gestaan hadden en dat die hetzelfde gezien hadden: dat het zwijgen van één nu niet meer kon baten maar dat wel de beloningen bij die ene terecht zouden komen die met zijn aangifte de anderen te slim af zou zijn.

Caput LV

Hoofdstuk 55

15.55.1. Igitur coepta luce Milichus in hortos Servilianos pergit; et cum foribus arceretur, magna et atrocia adferre dictitans deductusque ab ianitoribus ad libertum Neronis Epaphroditum, mox ab eo ad Neronem, urgens periculum, graves coniuratos et cetera, quae audiverat, coniectaverat, docet; telum quoque in necem eius paratum ostendit accirique reum iussit. 15.55.1. Derhalve trok Milichus bij het ochtendgloren naar het Serviliuspark; en toen hij bij de poort dreigde afgepoeierd te worden vertelde hij met klem dat hij belangrijke gruweldaden kwam melden en werd door de poortwachters naar Nero's vrijgelatene Epaphroditus gebracht en daarna door deze naar Nero zelf. Hij beklemtoonde het gevaar en legde uit dat het ging om serieuze samenzweerders en al het overige wat hij gehoord of gegist had; ook toonde hij het wapen dat voor de moord op hem klaargemaakt was en drong er op aan de aangeklaagde te ontbieden.
15.55.2. Is raptus per milites et defensionem orsus, ferrum, cuius argueretur, olim religione patria cultum et in cubiculo habitum ac fraude liberti subreptum respondit. Tabulas testamenti saepius a se et incustodia dierum observatione signatas. Pecunias et libertates servis et ante dono datas, sed ideo tunc largius, quia tenui iam re familiari et instantibus creditoribus testamento diffideret. 15.55.2. Deze werd door soldaten gearresteerd en, zijn verdediging begonnen, antwoordde hij dat het wapen waarvan het bezit hem onder de neus gewreven werd, al lang in ere gehouden werd op grond van godsdienstig gebruik in zijn vaderland en dat hij dat in een kamer bewaarde waaruit het op slinkse wijze door zijn vrijgelatene gestolen was. De tafels van zijn testament had hij al vaker te voorschijn gehaald en verzegeld zonder op de datering te letten. Geld en vrijheid had hij ook in het verleden aan zijn slaven ten geschenke gegeven maar toen daarom royaler omdat hij vanwege het slinken van zijn vermogen en de druk van zijn crediteuren niet zoveel vertrouwen meer had in een testament.
15.55.3. Enimvero liberales semper epulas struxisse, vitam amoenam et duris iudicibus parum probatam. Fomenta vulneribus nulla iussu suo, sed quia cetera palam vana obiecisset, adiungere crimen, cuius se pariter indicem et testem faceret. 15.55.3. Tja, overvloedige maaltijden had hij altijd al gearrangeerd, uitingen van een lekker leventje dat door kniesoren maar matig gewaardeerd werd. Geen enkel verband voor verwondingen was op zijn bevel klaargemaakt maar omdat Milichus hem de rest duidelijk ongegrond had aangewreven voegde hij er nog maar een misdaad aan toe, waarvan hij zich tegelijk aanbrenger en getuige kon maken.
15.55.4. Adicit dictis constantiam; incusat ultro intestabilem et consceleratum, tanta vocis ac vultus securitate, ut labaret indicium, nisi Milichum uxor admonuisset Antonium Natalem multa cum Scaevino ac secreta collocutum et esse utrosque C. Pisonis intimos. 15.55.4. Hij onderstreepte zijn woorden met een grote rust; beschuldigde van zijn kant Milichus van eerloosheid en misdadigheid met zo veel onaangedaanheid van stem en gezichtsuitdrukking dat de aangifte op losse schroeven zou zijn komen te staan als Milichus' vrouw deze er niet aan herinnerd had dat Antonius Natalis een lang en heimelijk onderhoud gehad had met Scaevinus en dat ze beiden intieme vrienden waren van Gaius Piso.

Caput LVI

Hoofdstuk 56

15.56.1. Ergo accitur Natalis, et diversi interrogantur, quisnam is sermo, qua de re fuisset. Tum exorta suspicio, quia non congruentia responderant, inditaque vincla. Et tormentorum adspectum ac minas non tulere: 15.56.1. Dus werd Natalis op het matje geroepen en hen werd afzonderlijk gevraagd wat dat toch wel voor een gesprek was geweest en waarover. Toen pas is er verdenking gerezen, omdat zij geen eensluidende antwoorden gegeven hadden, en zijn ze in de boeien geslagen. En de aanblik alleen al van de folterwerktuigen met de bijbehorende bedreigingen hebben ze niet kunnen verdragen:
15.56.2. Prior tamen Natalis, totius conspirationis magis gnarus, simul arguendi peritior, de Pisone primum fatetur, deinde adicit Annaeum Senecam, sive internuntius inter eum Pisonemque fuit, sive ut Neronis gratiam pararet, qui infensus Senecae omnes ad eum opprimendum artes conquirebat. 15.56.2. Toch legde het eerst Natalis, die het meeste afwist van de samenzwering als geheel en die sluwer was in het beschuldigen, een bekentenis af over Piso, daarna voegde hij Annaeus Seneca er aan toe, hetzij hij tussenpersoon geweest was tussen hem en Piso, hetzij om de gunst van Nero te verwerven, die een hekel had aan Seneca en alle middelen aangreep om hem een loer te draaien.
15.56.3. Tum cognito Natalis indicio Scaevinus quoque pari imbecillitate, an cuncta iam patefacta credens nec ullum silentii emolumentum, edidit ceteros. Ex quibus Lucanus Quintianusque et Senecio diu abnuere: post promissa impunitate corrupti, quo tarditatem excusarent, Lucanus Aciliam matrem suam, Quintianus Glitium Gallum, Senecio Annium Pollionem, amicorum praecipuos, nominavere. 15.56.3. Toen heeft ook Scaevinus, nadat hij te horen had gekregen dat Natalis doorgeslagen had, met gelijke zwakte, of omdat hij geloofde dat alles toch al aan het licht gekomen was en er geen enkel nut meer school in verzwijgen, de namen van de overigen prijsgegeven. Van hen hebben Lucanus en Quintianus en Senecio nog lang ontkend: daarna is hen zand in de ogen gestrooid door ze te beloven dat ze ongestraft zouden blijven en om daarmee hun traagheid te verontschuldigen heeft Lucanus zijn moeder Acilia aangegeven, Quintianus Glitus Gallus en Senecio Annius Pollio, hun grootste vrienden.

Caput LVII

Hoofdstuk 57

15.57.1. Atque interim Nero recordatus Volusii Proculi indico Epicharin attineri ratusque muliebre corpus impar dolori tormentis dilacerari iubet. At illam non verbera, non ignes, non ira eo acrius torquentium, ne a femina spernerentur, pervicere, quin obiecta denegaret. Sic primus quaestionis dies contemptus. 15.57.1. En intussen herinnerde Nero zich dat Epicharis op aangifte van Volusius Proculus gevangen gehouden werd, en, in de veronderstelling dat een vrouwenlichaam niet opgewassen zou zijn tegen pijn, beval hij haar met folteringen te radbraken. Maar haar hebben noch geselingen, noch brandijzers, noch de woede van de beulen die des te heftiger te keer gingen om niet door een vrouw in hun hemd gezet te worden, er vanaf kunnen brengen om het haar ten laste gelegde te ontkennen.
15.57.2. Postero cum ad eosdem cruciatus retraheretur gestamine sellae (nam dissolutis membris insistere nequibat), vinclo fasciae, quam pectori detraxerat, in modum laquei ad arcum sellae restricto indidit cervicem et corporis pondere conisa tenuem iam spiritum expressit, clariore exemplo libertina mulier in tanta necessitate alienos ac prope ignotos protegendo, cum ingenui et viri et equites Romani senatoresque intacti tormentis carissima suorum quisque pignorum proderent. 15.57.2. Toen zij de volgende dag om dezelfde kwellingen te ondergaan teruggebracht werd in een draagstoel (want nu haar beenderen gebroken waren kon zij er niet meer mee staan), knoopte zij een band, die zij van haar borst had getrokken, tot een strop aan de boog op haar stoel, stak haar hals daarin en drukte door zich schrap te zetten met haar lichaamsgewicht haar reeds tanende levensadem uit waardoor deze vrouw en vrijgelatene een des te lichtender voorbeeld gaf door zelfs in zo grote beproeving nog vreemden en bijna onbekenden te beschermen, terwijl nota bene vrijgeboren mannen en Romeinse ridders en senatoren zonder in aanraking te zijn geweest met folteringen stuk voor stuk het dierbaarste van hun onderpanden verriedden.

Caput LVIII

Hoofdstuk 58

15.58.1. Non enim omittebant Lucanus quoque et Senecio et Quintianus passim conscios edere, magis magisque pavido Nerone, quamquam multiplicatis excubiis semet saepsisset. 15.58.1. Niet immers lieten ook Lucanus en Senecio en Quintianus na om uitvoerig medeplichtigen aan te geven, waarbij Nero steeds meer spoken zag hoewel hij zich met een steeds meer versterkte wacht had omringd.
15.58.2. Quin et urbem per manipulos occupatis moenibus, insesso etiam mari et amne, velut in custodiam dedit. Volitabantque per fora, per domos, rura quoque et proxima municipiorum pedites equitesque, permixti Germanis, quibus fidebat princeps quasi externis. 15.58.2. Ja, ook stelde hij de gehele stad als het ware onder arrest door de stadsmuren te bezetten met manipels, door ook de zee en de rivier te controleren. Constant renden over de marktpleinen, door de huizen, en ook over het platteland en de dichtstbijgelegen steden infanteristen en ruiters waaraan Germanen toegevoegd waren, waarop hij nu het meest vertrouwde omdat dat nu eenmaal buitenlanders waren.
15.58.3. Continua hinc et vincta agmina trahi ac foribus hortorum adiacere. Atque ubi dicendam ad causam introissent, non studia tantum erga coniuratos, sed fortuitus sermo et subiti occursus, si convivium, si spectaculum simul inissent, pro crimine accipi, cum super Neronis ac Tigellini saevas percunctationes Faenius quoque Rufus violenter urgueret, nondum ab indicibus nominatus et quo fidem inscitiae pararet, atrox adversus socios. 15.58.3. Hierop werd een onafgebroken stoet aangesleept en bleef liggen bij de poorten van de parken. En zodra zij binnengekomen waren om hun zaak te bepleiten werden niet alleen hun sympathieën jegens de samenzweerders als bewijs van misdaad opgevat maar ook een terloops gesprek en onverwachte ontmoetingen, zelfs als ze samen een diner of schouwspel bezocht hadden, terwijl bovenop de grimmige ondervragingen van Nero en Tigellinus ook Faenius Rufus hevig te keer ging, die nog niet door verklikkers was genoemd en zich bruut opstelde tegenover zijn makkers om zich daardoor de schijn van onwetendheid te verschaffen.
15.58.4. Idem Subrio Flavo adsistenti adnuentique, an inter ipsam cognitionem destringeret gladium caedemque patraret, renuit infregitque impetum iam manum ad capulum referentis. 15.58.4. Deze wees ook Subrius Flavus terug die aanwezig was en met een knik informeerde of hij al tijdens het verhoor zijn zwaard zou trekken en de moord zou voltrekken en hij onderbrak de neiging van hem die zijn hand al naar het gevest bracht.

Caput LIX

Hoofdstuk 59

15.59.1. Fuere qui prodita coniuratione, dum auditur Milichus, dum dubitat Scaevinus, hortarentur Pisonem pergere in castra aut rostra escendere studiaque militum et populi temptare. Si conatibus eius conscii adgregarentur, secuturos etiam integros; magnamque motae rei famam, quae plurimum in novis consiliis valeret. Nihil adversum haec Neroni provisum. 15.59.1. Toen de samenzwering verraden was en terwijl Milichus gehoord werd en Scaevinus nog aarzelde spoorden sommigen Piso aan om naar de kazerne te gaan of het spreekgestoelte te beklimmen en de sympathieën van de soldaten en het volk te peilen. Als de samenzweerders zich dan achter zijn coup zouden stellen zouden ook nieuwe aanhangers meelopen; en groot zou van de revolutionaire beweging de impact zijn die juist bij een omwenteling het meest gewicht in de schaal legt. Geen enkele maatregel was door Nero hiertegen getroffen.
15.59.2. Etiam fortes viros subitis terreri, nedum ille scaenicus, Tigellino scilicet cum paelicibus suis comitante, arma contra cieret. Multa experiendo confieri, quae segnibus ardua videantur. 15.59.2. Zelfs ijzervreters werden door onverwachte ontwikkelingen nog wel van hun stuk gebracht, dan was het wel helemaal ondenkbaar dat die komediant, - zeker in het gezelschap van Tigellinus en zijn vrouwtjes van plezier ! - de wapens tegen hem zou opnemen. Veel wordt al doende tot een goed einde gebracht wat slomo's al te kras toeschijnt.
15.59.3. Frustra silentium et fidem in tot consciorum animis et corporibus sperare: cruciatui aut praemio cuncta pervia esse. Venturos qui ipsum quoque vincirent, postremo indigna nece adficerent. Quanto laudabilius periturum, dum amplectitur rem publicam, dum auxilia libertati invocat! Miles potius deesset et plebes desereret, dum ipse maioribus, dum posteris, si vita praeriperetur, mortem adprobaret. 15.59.3. Kansloos was het om nog te hopen op verzwijgen en trouw bij zoveel verschillen in geaardheid en fysieke vermogens van de samenzweerders: voor foltering of beloning was alles bereikbaar. Weldra zouden er lieden komen om hem ook in de boeien te slaan en uiteindelijk met een onwaardige moord een kopje kleiner te maken. Hoeveel prijzenswaardiger was het dan om het leven te laten terwijl hij het voor de staat opnam, terwijl hij hulptroepen ronselde voor de vrijheid ! Mocht al de soldaat het af laten weten en het volk hem de rug toe keren, zolang hij dan zelf maar, als hij dan toch uit het leven werd weggerukt, aan zijn voorouders, aan zijn nakomelingen een eervolle dood zou bieden.
15.59.4. Immotus his et paululum in publico versatus, post domi secretus animum adversum suprema firmabat, donec manus militum adveniret, quos Nero tirones aut stipendiis recentes delegerat: nam vetus miles timebatur tamquam favore imbutus. Obiit abruptis brachiorum venis. 15.59.4. Onbewogen door deze aandrang wandelde hij eerst even buiten, trok zich vervolgens diep in zijn huis terug en sprak zichzelf moed in in het zicht van de dood totdat een troep soldaten arriveerde die Nero geselecteerd had uit de recruten en jonggedienden: voor de veteraan was hij immers beducht als zou die aan Piso verknocht zijn. Hij stierf door zich de aderen van de armen te hebben doorgesneden.
15.59.5. Testamentum foedis adversus Neronem adulationibus amori uxoris dedit, quam degenerem et sola corporis forma commendatam amici matrimonio abstulerat. Nomen mulieri Satria Galla, priori marito Domitius Silus: hic patientia, illa impudicitia Pisonis infamiam propagavere. 15.59.5. Zijn testament, gelardeerd met schandelijk geflikflooi aan het adres van Nero, wijdde hij aan zijn liefde voor zijn vrouw, die van lage komaf was en alleen om haar uiterlijke schoonheid bekend stond en die hij nog losgeweekt had uit een huwelijk met zijn vriend. De naam van dat vrouwtje was Satria Galla en van haar eerste man Domitius Silus: deze laatste heeft door zijn lijdzaamheid, zij door haar zedeloosheid de slechte reputatie van Piso verder verbreid.



  • Terug naar Index