ANNALES XIII,25/33



Agrippina op een zilveren munt uit 56 n.Chr.





Caput XXV

Hoofdstuk 25

13.25.1. Q. Volusio P. Scipione consulibus otium foris, foeda domi lascivia, qua Nero itinera urbis et lupanaria et deverticula veste servili in dissimulationem sui compositus pererrabat, comitantibus qui raperent venditioni exposita et obviis vulnera inferrent, adversus ignaros adeo, ut ipse quoque exciperet ictus et ore praeferret. 12.25.1. Tijdens het consulaat van Quintus Volusius en Publius Scipio heerste er rust buiten Rome, maar schandelijk was in de stad de losbandigheid waarmee Nero door de straten van de stad zwierf, van bordeel naar kroeg, in de vermomming van een slaaf om zichzelf onherkenbaar te maken en in gezelschap van sujetten die uitgestalde koopwaar moesten roven en voorbijgangers in elkaar moesten slaan. Daarbij traden ze tegen niets vermoedende lieden zodanig op dat hij ook zelf slagen opliep en er de sporen van op zijn gezicht toonde.
13.25.2. Deinde ubi Caesarem esse, qui grassaretur, pernotuit augebanturque iniuriae adversus viros feminasque insignes, et quidam permissa semel licentia sub nomine Neronis inulti propriis cum globis eadem exercebant, in modum captivitatis nox agebatur; Iuliusque Montanus senatorii ordinis, sed qui nondum honorem capessisset, congressus forte per tenebras cum principe, quia vim temptantem acriter reppulerat, deinde adgnitum oraverat, quasi exprobrasset mori adactus est. 13.25.2. Daarna, toen het bekend werd dat het de keizer was die daar rondschuimde en het onrecht tegen vooraanstaande mannen en vrouwen toenam en sommigen, toen eenmaal deze losbandigheid gedoogd werd, onder de naam van Nero straffeloos met eigen benden dezelfde praktijken gingen uitoefenen, werd de nacht doorgebracht als in gijzeling. En Iulius Montanus, uit de senatorenstand maar nog zonder ereambt, stootte toevallig in de duisternis op de vorst en toen hij hem bij een felle aanval met kracht van zich afgeslagen had en hem vervolgens, toen hij hem herkend had, zijn verontschuldigingen aangeboden had, is tot zelfdoding gedwongen alsof hij hem met dit gedrag beledigd had.
13.25.3. Nero autem metuentior in posterum milites sibi et plerosque gladiatores circumdedit, qui rixarum initia modica et quasi privata sinerent; si a laesis validius ageretur, arma inferebant. 13.25.3. Nero echter, voortaan angstiger geworden, omringde zich voortaan met soldaten en flink wat gladiatoren met de opdracht bescheiden schermutselingen met de aanblik van privé-ruzietjes op hun beloop te laten; maar zij snelden gewapenderhand te hulp als er door de mishandelden al te krachtdadig opgetreden werd.
13.25.4. Ludicram quoque licentiam et fautores histrionum velut in proelia convertit impunitate et praemiis atque ipse occultus et plerumque coram prospectans, donec discordi populo et gravioris motus terrore non aliud remedium repertum est quam ut histriones Italia pellerentur milesque theatro rursum adsideret. 13.25.4. Ook losbandigheid van balletdansers en claqueurs van toneelspelers liet hij als het ware in gevechten ontaarden door geen straffen uit te delen maar er zelfs beloningen voor uit te delen waarbij hijzelf, verdekt opgesteld en vaak ook openlijk, toekeek, totdat, uit angst voor ruzie onder het publiek en nog grotere opschudding, geen andere oplossing gevonden kon worden dan de toneelspelers uit Italia te verdrijven en het theater weer onder militair toezicht te stellen.

Caput XXVI

Hoofdstuk 26

13.26.1. Per idem tempus actum in senatu de fraudibus libertorum, efflagitatumque ut adversus male meritos revocandae libertatis patronis daretur. Nec deerant qui censerent, sed consules, relationem incipere non ausi ignaro principe, perscripsere tamen consensum senatus. 13.26.1. In dezelfde tijd is in de senaat een debat gehouden over bedrog van vrijgelatenen en er is geëist dat tegen degenen die zich ondankbaar toonden hun meester de vrijlating weer kon herroepen. En het ontbrak niet aan senatoren die daarvoor wel voelden, maar omdat de keizer niet van de zaak op de hoogte was, hebben de consuls het niet op een stemming aan durven laten komen maar toch op schrift laten zetten dat er in de senaat overeenstemming over bestond.
13.26.2. Ille an auctor constitutionis fieret, dubitavit inter paucos et sententiae diversos, quibusdam coalitam libertate inreverentiam eo prorupisse frementibus, ut vine an aequo cum patronis iure agerent sententiam eorum consultarent ac verberibus manus ultro intenderent, impudenter vel poenam suam ipsi suadentes. Quid enim aliud laeso patrono concessum, quam ut centesimum ultra lapidem in oram Campaniae libertum releget? 13.26.2. Nero vroeg over de kwestie of hij wel de initiatiefnemer tot een dergelijke verordening moest worden, advies aan slechts enkelen, en dan nog verschillend van opinie. Sommigen klaagden dat de onbeschoftheid die gevoed werd door de vrijlating zover geëscaleerd was dat zij gewelddadig of op voet van gelijkberechtiging met hun meesters overlegden en hun handen zelfs voor een afstraffing ophieven, of zelf al schaamteloos over hun eigen bestraffing adviseerden. Waartoe immers was een beledigde meester anders gerechtigd dan om zijn vrijgelatene te verbannen tot voorbij de honderdste mijlsteen richting Campaanse kust?
13.26.3. Ceteras actiones promiscas et pares esse: tribuendum aliquod telum, quod sperni nequeat. Nec grave manu missis per idem obsequium retinendi libertatem, per quod adsecuti sint: at criminum manifestos merito ad servitutem retrahi, ut metu coerceantur, quos beneficia non mutavissent. 13.26.3. Voor de rest waren de gerechtelijke procedures gelijk en gelijk in rechte. Er moest een wapen verstrekt worden waarmee niet te spotten viel. En het was voor vrijgelatenen niet moeilijk om de vrijheid te behouden door dezelfde onderdanigheid waarmee zij die hadden verworven. Maar zij die evident tot crimineel gedrag vervielen zouden terecht weer tot slavernij teruggebracht worden, zodat zij uit angst een toontje lager zouden zingen die een weldaad niet ten goede had kunnen veranderen.

Caput XXVII

Hoofdstuk 27

13.27.1. Disserebatur contra: paucorum culpam ipsis exitiosam esse debere, nihil universorum iuri derogandum; quippe late fusum id corpus. Hinc plerumque tribus decurias, ministeria magistratibus et sacerdotibus, cohortes etiam in urbe conscriptas; et plurimis equitum, plerisque senatoribus non aliunde originem trahi: si separarentur libertini, manifestam fore penuriam ingenuorum. 13.27.1. Hiertegen werd aangevoerd dat de schuld van slechts weinigen hen wel tot verderf moest strekken maar dat er niets afgedongen mocht worden aan de rechten van het collectief; deze klasse was immers wijd verbreid. Hieruit werden meestal de districten en decurieën samengesteld, de assistenten van gezagsdragers en priesters, en ook de in Rome gerecruteerde cohorten. Ja zeer vele ridders en de meeste senatoren ontleenden hun afkomst aan geen andere stand: als de vrijgelatenen een aparte status zouden krijgen, dan zou het gebrek aan vrijgeborenen pas echt duidelijk worden.
13.27.2. Non frustra maiores, cum dignitatem ordinum dividerent, libertatem in communi posuisse. Quin et manu mittendi duas species institutas, ut relinqueretur paenitentiae aut novo beneficio locus. Quos vindicta patronus non liberaverit, velut vinclo servitutis attineri. Dispiceret quisque merita tardeque concederet, quod datum non adimeretur. 13.27.2. Niet voor niets hadden de voorouders, toen zij het aanzien der standen differentieerden, de vrijheid tot gemeengoed gemaakt. Ja, er wareen voor de vrijlating twee procedures opgesteld om de mogelijkheid open te laten voor ofwel herroeping, ofwel voor verdere weldaden. Degenen die de meester niet met de vrijheidsstaf in vrijheid gesteld had, werden als het ware nog in de boeien der slavernij vastgehouden. Ieder moest maar kritisch de verdiensten afwegen en pas na rijp beraad toestaan wat, eenmaal gegeven, niet meer kon worden afgenomen.
13.27.3. Haec sententia valuit, scripsitque Caesar senatui, privatim expenderent causam libertorum, quotiens a patronis arguerentur; in commune nihil derogarent. Nec multo post ereptus amitae libertus Paris quasi iure civili, non sine infamia principis, cuius iussu perpetratum ingenuitatis iudicium erat. 13.27.3. Deze opvatting kreeg de overhand en de keizer liet een schrijven opstellen aan de senaat dat zij een rechtszaak van vrijgelatenen van geval tot geval moesten afwegen, telkens wanneer zij door hun meesters werden aangeklaagd. maar zij moesten niets collectief beknotten. En niet veel later is zijn tante beroofd van haar vrijgelatene Paris, met een schijnproces, niet zonder schande voor de vorst, op wiens bevel de uitspraak dat hij een vrijgeborene was, tot stand gekomen was.

Caput XXVIII

Hoofdstuk 28

13.28.1. Manebat nihilo minus quaedam imago rei publicae. Nam inter Vibullium praetorem et plebei tribunum Antistium ortum certamen, quod immodestos fautores histrionum et a praetore in vincla ductos tribunus omitti iussisset. Comprobavere patres, incusata Antistii licentia. Simul prohibiti tribuni ius praetorum et consulum praeripere aut vocare ex Italia, cum quibus lege agi posset. 13.28.1. Niettemin bleef er nog een schaduw van republikeinse staatkunde overeind. Want tussen de praetor Vibullius en de volktribuun Antistius is een ruzie ontstaan, omdat de tribuun opdracht gegeven had om de brutale aanhangers van de toneelspelers die door de praetor gearresteerd waren vrij te laten. De senatoren betuigden hun instemming met Vibullius en Antistius werd beschuldigd van het overschrijden van zijn bevoegdheid. Tegelijkertijd verbood men de tribunen zich de rechten van praetoren en consuls aan te matigen of uit Italia lieden op te roepen tegen wie in rechten opgetreden kon worden.
13.28.2. Addidit L. Piso designatus consul, ne quid intra domum pro potestate adverterent, neve multam ab iis dictam quaestores aerarii in publicas tabulas ante quattuor mense referrent; medio temporis contra dicere liceret, deque eo consules statuerent. Cohibita artius et aedilium potestas statutumque, quantum curules, quantum plebei pignoris caperent vel poenae inrogarent. 13.28.2. Lucius Piso, de consul voor de volgende ambtsperiode, voegde hieraan nog toe, dat zij binnenshuis geen straf mochten opleggen op grond van hun ambtsbevoegdheid en dat de quaestoren van de schatkist niet de door hen opgelegde boete binnen vier maanden in de openbare boekhouding mochten bijboeken. In de tussentijd zou het vrij staan om er tegen in beroep te gaan en de consuls zouden daarover beslissen. Ook werd de bevoegdheid van de aedielen strakker ingeperkt en er is vastgelegd hoever de curulische en hoever de plebeïsche aan beslag mochten leggen of hoeveel zij aan straf mochten opleggen.
13.28.3. Et Helvidius Priscus tribunus plebis adversus Obultronium Sabinum aerarii quaestorem contentiones proprias exercuit, tamquam ius hastae adversus inopes inclementer ageret. Dein princeps curam tabularum publicarum a quaestoribus ad praefectos transtulit. 13.28.3. En de volkstribuun Helvidius Priscus vocht tegen de quaestor van de schatkist Obultronius Sabinus privégeschillen uit als zou deze meedogenloos het recht van executoriale verkoop inzetten tegen onbemiddelden. Hierop droeg de keizer het beheer over de schatkistregisters over van de quaestoren naar de praefecten.

Caput XXIX

Hoofdstuk 29

13.29.1. Varie habita ac saepe mutata eius rei forma. Nam Augustus senatui permisit deligere praefectos; deinde ambitu suffragiorum suspecto, sorte ducebantur ex numero praetorum qui praeessent. Neque id diu mansit, quia sors deerrabat ad parum idoneos. 13.29.1. Dit onderdeel van bestuur is op uiteenlopende wijze ingericht en vaak gewijzigd. Want Augustus heeft de senaat toestemming gegeven de praefecten te kiezen. Vervolgens werden zij, toen er verdenking gerezen was van omkoping bij de verkiezingen, door het lot gekozen uit het aantal praetoren die aan het hoofd der finantieën zouden staan. Maar dit bleef niet lang gehandhaafd omdat het lot afdwaalde tot lieden die te weinig geschikt waren.
13.29.2. Tum Claudius quaestores rursum imposuit, iisque, ne metu offensionum segnius consulerent, extra ordinem honores promisit: sed deerat robur aetatis eum primum magistratum capessentibus. Igitur Nero praetura perfunctos et experientia probatos delegit. 13.29.2. Toen stelde Claudius weer quaestoren aan het hoofd en, opdat zij niet minder energiek zouden optreden uit angst mensen voor het hoofd te stoten, stelde hij hen ereambten in het vooruitzicht bij buitengewone bestuursmaatregel. Maar het overwicht dat pas met de jaren komt ontbrak aan degenen die dat ambt het eerste op zich namen. Daarom zocht Nero mensen uit die de praetuur al bekleed hadden en zich door ervaring onderscheiden hadden.

Caput XXX

Hoofdstuk 30

13.30.1. Damnatus isdem consulibus Vipsanius Laenas ob Sardiniam provinciam avare habitam; absolutus Cestius Proculus repetundarum Cretensibus accusantibus. Clodius Quirinalis, quod praefectus remigum, qui Ravennae haberentur, velut infimam nationum Italiam luxuria saevitiaque adflictavisset, veneno damnationem anteiit. 13.30.1. In datzelfde jaar is Vipsanius Laenas veroordeeld wegens zijn inhalige bestuur van de provincie Sardinië. Cestius Proculus is vrijgesproken van de beschuldiging door de Cretensers van afpersing. Clodius Quirinalis, aangeklaagd omdat hij als admiraal van de roeivloot die te Ravenna gelegerd was, deze regio had getiranniseerd met wrede uitspattingen alsof het toch maar het uitschot onder de naties was, is zijn veroordeling vóór geweest door vergif in te nemen.
13.30.2. Caninius Rebilus, ex primoribus peritia legum et pecuniae magnitudine, cruciatus aegrae senectae misso per venas sanguine effugit, haud creditus sufficere ad constantiam sumendae mortis, ob libidines muliebriter infamis. At L. Volusius egregia fama concessit, cui tres et nonaginta anni spatium vivendi praecipuaeque opes bonis artibus, inoffensa tot imperatorum amicitia fuit. 13.30.2. Caninius Rebilus, een van de meest vooraanstaanden op grond van zijn wetskennis en de grootte van zijn vermogen, heeft zijn ouderdomsziekten ontvlucht door zich de aderen te openen, hoewel men niet geloofd had dat hij het gedurfd zou hebben zichzelf te doden omdat hij berucht was om zijn verwijfde uitspattingen. Lucius Volusius, daarentegen, is roemvol aan zijn einde gekomen. Hij bereikte de leeftijd van 93 jaar en bezat een kolossaal fortuin dat hij op eerlijke manier verworven had zonder dat de vriendschap met zovele keizers hem gedeerd had.

Caput XXV

Hoofdstuk 31

13.31.1. Nerone iterum L. Pisone consulibus pauca memoria digna evenere, nisi cui libeat laudandis fundamentis et trabibus, quis molem amphitheatri apud campum Martis Caesar exstruxerat, volumina implere, cum ex dignitate populi Romani repertum sit res inlustres annalibus, talia diurnis urbis actis mandare. 13.31.1. Onder het tweede consulaat van Nero en dat van Lucius Piso zijn er weinig heugenswaardige zaken gebeurd tenzij men het op prijs stelt boeken te vullen met het verheerlijken van de fundamenten en balken waarmee de keizer het kolossale amphitheater op het Marsveld had laten bouwen, omdat men het in overeenstemming vindt met de waardigheid van het Romeinse volk dat er slechts heugelijke zaken aan de jaarboeken worden toevertrouwd maar zaken als voornoemd in de krant te zetten als stadsnieuws.
13.31.2. Ceterum coloniae Capua atque Nuceria additis veteranis firmatae sunt, plebeique congiarium quadrigeni nummi viritim dati, et sestertium quadringenties aerario inlatum est ad retinendam populi fidem. Vectigal quoque quintae et vicesimae venalium mancipiorum remissum, specie magis quam vi, quia, cum venditor pendere iuberetur, in partem pretii emptoribus adcrescebat. 13.31.2. Overigens zijn de kolonies Capua en Nuceria versterkt door de vestiging van oudgedienden, en aan het volk is een uitkering verstrekt van vierhonderd sestertiën de man en er werd een bedrag van 40.000.000 sestertiën in de schatkist gestort om de openbare middelen op peil te houden. Ook werd de belasting op de aankoop van slaven, het 25e deel van de koopsom, afgeschaft, meer in schijn dan in werkelijkheid omdat, terwijl de verkoper opdracht kreeg het te betalen, het aankoopbedrag voor de koper daarmee verhoogd werd.
13.31.3. Et edixit Caesar, ne quis magistratus aut procurator in provincia, quam obtineret, spectaculum gladiatorum aut ferarum aut quod aliud ludicrum ederet. Nam ante non minus tali largitione quam corripiendis pecuniis subiectos adfligebant, dum, quae libidine deliquerant, ambitu propugnant. 13.31.3. En de keizer vaardigde een edict uit dat geen enkele magistraat of procurator in de provincie waarover hij het bevel voerde, een gladiatoren- of wildebeestenspel of enig ander schouwspel mocht organiseren. Want tevoren onderdrukten zij hun onderdanen niet minder met dergelijke vrijgevigheid dan met afpersingspraktijken, om, wat zij met hun wellust aan goodwill verspeeld hadden, met kuiperij weer recht te trekken.

Caput XXXII

Hoofdstuk 32

13.32.1. Factum et senatus consultum ultioni iuxta et securitati, ut si quis a suis servis interfectus esset, ii quoque, qui testamento manu missi sub eodem tecto mansissent, inter servos supplicia penderent. 13.32.1. Er is ook een senaatsbesluit uitgevaardigd met het oog op wraak en tevens veiligheid, namelijk dat, als iemand door zijn eigen slaven gedood was, ook diegenen die bij testament vrijgelaten waren maar onder hetzelfde dak gebleven waren, met de overige slaven terechtgesteld moesten worden.
13.32.2. Redditur ordini Lurius Varus consularis, avaritiae criminibus olim perculsus. Et Pomponia Graecina insignis femina, A. Plautio, quem ovasse de Britannis rettuli, nupta ac superstitionis externae rea, mariti iudicio permissa. Isque prisco instituto propinquis coram de capite famaque coniugis cognovit et insontem nuntiavit. 13.32.2. De oud-consul Lurius Varus, in het verleden veroordeeld op aanklachten van afpersing, is in de senatoriale rang hersteld. En de berechting van Pomponia Graecina, een vrouw uit de hoogste kringen, en met Aulus Plautius - over wie ik al verteld heb dat hij een kleine triomf gekregen had in verband met zijn krijgsresultaten bij de Britanniërs - getrouwd maar beschuldigd van sympathie met een buitenlands bijgeloof, is overgelaten aan berechting door haar man. En deze stelde naar oude gewoonte, ten overstaan van de bloedverwanten een onderzoek in waarvan het leven en de reputatie van zijn vrouw afhankelijk waren, en sprak openlijk haar onschuld uit.
13.32.3. Longa huic Pomponiae aetas et continua tristitia fuit. Nam post Iuliam Drusi filiam dolo Messalinae interfectam per quadraginta annos non cultu nisi lugubri, non animo nisi maesto egit; idque illi imperitante Claudio impune, mox ad gloriam vertit. 13.32.3. Lang duurde van deze Pomponia haar leven en onafgebroken was haar verdriet. Want na de dood van Iulia, de dochter van Drusus, door het geïntrigeer van Messalina, bracht zij veertig jaar lang haar leven uitsluitend in rouwkleding door en droeve melancholie. En deze levenswijze bleef onder het gezag van Claudius ongestraft en strekte haar later tot eer.

Caput XXXIII

Hoofdstuk 33

13.33.1. Idem annus plures reos habuit. Quorum P. Celerem accusante Asia, quia absolvere nequibat Caesar, traxit, senecta donec mortem obiret; nam Celer interfecto, ut memoravi, Silano pro consule magnitudine sceleris cetera flagitia obtegebat. 13.33.1. Hetzelfde jaar telde nog meer aangeklaagden. Van hen rekte de keizer het proces tegen Celer, toen die aangeklaagd werd door Azië, omdat hij hem nu eenmaal niet niet kón laten vrijspreken, totdat hij stierf. Want Celer dekte, toen de proconsul Silanus vermoord was, zoals ik al vermeld heb, door de omvang van deze misdaad al zijn overige wandaden.
13.33.2. Cossutianum Capitonem Cilices detulerant, maculosum foedumque et idem ius audaciae in provincia ratum, quod in urbe exercuerat; sed pervicaci accusatione conflictatus postremo defensionem omisit ac lege repetundarum damnatus est. 13.33.2. De Ciliciërs hadden Cossutianus Capito aangeklaagd, een bezoedeld en schandelijk sujet die meende dat hij zich in de provicie hetzelfde recht op brutaliteiten kon permitteren als waaraan hij zich in Rome had schuldig gemaakt. Maar door de hardnekkigheid van de beschuldiging in het nauw gebracht heeft hij tenslotte zijn verdediging opgegeven en is hij veroordeeld op grond van de wet op de afpersingen.
13.33.3. Pro Eprio Marcello, a quo Lycii res repetebant, eo usque ambitus praevaluit, ut quidam accusatorum eius exilio multarentur, tamquam insonti periculum fecissent. 13.33.3. Wat betreft Eprius Marcellus, die de Lyciërs een proces aandeden: zijn kuiperijen wisten te bereiken dat sommigen van zijn aanklagers met verbanning bestraft werden omdat zij een 'onschuldig' man in gevaar zouden hebben gebracht.



  • Terug naar Index