ANNALES I,63/71



Caput LXIII

Hoofdstuk 63

1.63.1. Sed Germanicus cedentem in avia Arminium secutus, ubi primum copia fuit, evehi equites campumque quem hostis insederat eripi iubet. Arminius colligi suos et propinquare silvis monitos vertit repente: mox signum prorumpendi dedit iis quos per saltus occultaverat. 1.63.1. Maar Germanicus zette de achtervolging op Arminius in die naar ontoegankelijk gebied terugweek en zodra hij daartoe gelegenheid had beval hij de ruiterij uit te rukken en het terrein dat de vijand bezet had te veroveren. Arminius, die zijn mannen aanvankelijk bevolen had zich te hergroeperen en richting bossen te trekken, maakte plotseling rechtsomkeer: daarop gaf hij een teken om een uitval te doen aan diegenen die hij verdekt had opgesteld in de bergwouden.
1.63.2. Tunc nova acie turbatus eques, missaeque subsidiariae cohortes et fugientium agmine impulsae auxerant consternationem; trudebanturque in paludem gnaram vincentibus, iniquam nesciis, ni Caesar productas legiones instruxisset: inde hostibus terror, fiducia militi; et manibus aequis abscessum. 1.63.2. Toen is de ruiterij in verwarring gebracht door deze nieuwe linie en te hulp gestuurde cohorten hadden, aangestoken door de troep vluchtenden, de verwarring aanvankelijk alleen maar groter gemaakt; en zij zouden een moeras ingedreven zijn dat bekend was bij de partij die de overwinning dreigde te behalen, maar gevaarlijk voor iedereen die er niet mee bekend was, als Caesar niet de aangevoerde legioenen in het gelid had gezet: daaruit kwam schrik voort bij de vijanden en vertrouwen bij onze soldaten; en men week met onbesliste strijd.
1.63.3. Mox reducto ad Amisiam exercitu legiones classe, ut advexerat, reportat; pars equitum litore Oceani petere Rhenum iussa; Caecina, qui suum militem ducebat, monitus, quamquam notis itineribus regrederetur, pontes longos quam maturrime superare. 1.63.3. Daarop heeft hij zijn leger naar de Eems teruggevoerd en de legioenen op de vloot weer teruggebracht zoals hij ze had aangevoerd; een deel van de ruiterij heeft hij opgedragen langs de zeekust naar de Rijn te trekken; Caecina, die zijn eigen mannen leidde heeft hij met klem opgedragen om, hoewel hij langs bekende wegen terug zou keren, zo snel mogelijk de veenbruggen over te steken.
1.63.4. Angustus is trames vastas inter paludes et quondam a L. Domitio aggeratus, cetera limosa, tenacia gravi caeno aut rivis incerta erant; circum silvae paulatim adclives, quas tum Arminius inplevit, compendiis viarum et cito agmine onustum sarcinis armisque militem cum antevenisset. 1.63.4. Het gaat hier om een smal pad door uitgebreide moerassen, ooit door Lucius Domitius tot een dijk opgehoogd, verder was er leemgrond, zuigend door zware modder of onbetrouwbaar door beekjes; daaromheen strekten zich langzaam glooiende wouden uit die Arminius toen bezette omdat hij via afsnijdingen en met een lichte legertros onze soldaten, die belast waren met zware bagage en wapentuig, was voorgekomen.
1.63.5. Caecinae dubitanti quonam modo ruptos vetustate pontes reponeret simulque propulsaret hostem, castra metari in loco placuit, ut opus et alii proelium inciperent. 1.63.5. Caecina vroeg zich aanvankelijk af op welke manier hij de dammen die door hun ouderdom in verval geraakt waren zou kunnen herstellen en tegelijkertijd de vijand af zou kunnen slaan, maar besloot toen ter plaatse een legerkamp af te bakenen zodat een groep met de herstelwerkzaamheden zou kunnen beginnen en een andere groep de strijd zou kunnen aangaan.

Caput LXIV

Hoofdstuk 64

1.64.1. Barbari perfringere stationes seque inferre munitoribus nisi lacessunt, circumgrediuntur, occursant: miscetur operantium bellantiumque clamor. 1.64.1. De barbaren braken voortdurend door de wachtposten en drongen zich op aan de schanswerkers als ze niet provoceerden, omsingelden en aanstormden: het geschreeuw van de schanswerkers mengde zich met dat van de oorlogvoerders.
1.64.2. Et cuncta pariter Romanis adversa, locus uligine profunda, idem ad gradum instabilis, procedentibus lubricus, corpora gravia loricis; neque librare pila inter undas poterant. Contra Cheruscis sueta apud paludes proelia, procera membra, hastae ingentes ad vulnera facienda quamvis procul. Nox demum inclinantis iam legiones adversae pugnae exemit. 1.64.2. En alles zat de Romeinen tegelijk tegen, het terrein bestond uit een diep moeras, tevens was het onvast om op te staan en glibberig om op voort te trekken, hun lichamen waren zwaar door hun bepansering; en tussen al dat water konden ze hun werpspiesen zelfs niet drillen. Daarentegen waren de Cheruscen gewend aan gevechten bij moerassen, hadden zij slanke ledematen en geweldige lansen om verwondingen toe te brengen vanaf hoe ver ze maar wilden. De nacht heeft uiteindelijk de al wijkende legioenen ontzet uit een ongunstige strijd.
1.64.3. Germani ob prospera indefessi, ne tum quidem sumpta quiete, quantum aquarum circum surgentibus iugis oritur vertere in subiecta, mersaque humo et obruto quod effectum operis duplicatus militi labor. 1.64.3. De Germanen echter, door hun voorspoed onvermoeid, leidden, zonder zich toen zelfs rust gegund te hebben, al wat er aan water ontsprong op de rondom oprijzende bergkammen naar beneden en, doordat de grond zo werd weggespoeld en alles vernield wat al klaargekomen was van het schanswerk, werd de inspanning voor onze soldaten nog eens verdubbeld.
1.64.4. Quadragesimum id stipendium Caecina parendi aut imperitandi habebat, secundarum ambiguarumque rerum sciens eoque interritus. Igitur futura volvens non aliud repperit quam ut hostem silvis coerceret, donec saucii quantumque gravioris agminis anteirent; nam medio montium et paludum porrigebatur planities, quae tenuem aciem pateretur. 1.64.4. Caecina had er toen veertig dienstjaren opzitten als ondergeschikte die moest gehoorzamen of als leider die moest aanvoeren, en ervaren in voorspoed en hachelijke omstandigheden en daardoor onverschrokken. Derhalve kwam hij, overwegend hoe dit zou aflopen, tot de conclusie dat er geen andere mogelijkheid was dan de vijand zo lang in de bossen op te sluiten totdat de gewonden en de legertros een voorsprong gekregen hadden; want midden tussen bergen en moerassen strekte zich een vlakte uit waarop slechts een ondiepe slagorde gevormd kon worden.
1.64.5. Deliguntur legiones quinta dextro lateri, unetvicesima in laevum, primani ducendum ad agmen, vicesimanus adversum secuturos. 1.64.5. Uitgekozen werd het vijfde legioen voor de rechterflank, het eenentwintigste voor de linker, die van het eerste om de kolonne aan te voeren, en die van het twintigste tegen mogelijke achtervolgers.

Caput LXV

Hoofdstuk 65

1.65.1. Nox per diversa inquies, cum barbari festis epulis, laeto cantu aut truci sonore subiecta vallium ac resultantis saltus complerent, apud Romanos invalidi ignes, interruptae voces, atque ipsi passim adiacerent vallo, oberrarent tentoriis, insomnes magis quam pervigiles. 1.65.1. De nacht verliep om uiteenlopende redenen onrustig, omdat de barbaren met uitheinig gebral of grimmig geschreeuw bij feestmaaltijden de diepe valleien en de weergalmende woudpassen vulden, terwijl bij de Romeinen de vuren slechts zwakjes flakkerden, de stemmen slechts afgebroken opklonken en zijzelf overal bij de wal lagen of rond de tenten ijsbeerden, eerder slapeloos dan waakzaam.
1.65.2. Ducemque terruit dira quies: nam Quintilium Varum sanguine oblitum et paludibus emersum cernere et audire visus est velut vocantem, non tamen obsecutus et manum intendentis reppulisse. 1.65.2. En een nachtmerrie heeft de aanvoerder uit het lood geslagen: want hij meende Quintilius Varus, besmeurd met bloed uit de moerassen tevoorschijn te zien komen en te horen dat hij hem riep zonder dat hij daar gehoor aan gaf en hij meende dat hij de hand die deze naar hem uitstrekte had afgeslagen.
1.65.3. Coepta luce missae in latera legiones, metu an contumacia, locum deseruere, capto propere campo umentia ultra. 1.65.3. Bij het gloren van de dageraad hebben de legioenen die op de flanken waren opgesteld, uit vrees of ongedisciplineerdheid, hun post verlaten om snel de vlakte te bezetten achter de drassige gronden.
1.65.4. Neque tamen Arminius quamquam libero incursu statim prorupit: sed ut haesere caeno fossisque impedimenta, turbati circum milites, incertus signorum ordo, utque tali in tempore sibi quisque properus et lentae adversum imperia aures, inrumpere Germanos iubet, clamitans 'en Varus eodemque iterum fato vinctae legiones!' simul haec et cum delectis scindit agmen equisque maxime vulnera ingerit. 1.65.4. Maar toch heeft Arminius, ofschoon de toegang open lag, niet terstond een aanval gedaan: maar toen de legertros in de modder en de geulen bleef steken en de soldaten rondom in verwarring raakten, de orde in de veldtekenen verward werd en, zoals dat gaat in dergelijke omstandigheden, ieder gespitst was op eigen behoud en de oren niet zo gretig zijn om naar bevelen te luisteren, beval hij de Germanen er op af te stormen met de uitroep 'Kijk, daar hebben we Varus weer en zijn legioenen, weer door hetzelfde lot in de tang genomen!' en met deze woorden hakte hij zich een weg door de tros met zijn keurbenden en bracht vooral de paarden verwondingen toe.
1.65.5. Illi sanguine suo et lubrico paludum lapsantes excussis rectoribus disicere obvios, proterere iacentis. Plurimus circa aquilas labor, quae neque ferri adversum ingruentia tela neque figi limosa humo poterant. 1.65.5. Die gleden uit in hun eigen bloed en de glibberige bodem, wierpen hun berijders af en sloegen degenen uiteen die hen voor de voeten kwamen kwamen en vertrapten degenen die op de grond lagen. Het grootst was het geploeter rond de adelaars die namelijk niet verder gedragen konden worden tegen de groeiende regen van werptuigen in maar die ook niet in de modderige bodem vastgezet konden worden.
1.65.6. Caecina dum sustentat aciem, suffosso equo delapsus circumveniebatur, ni prima legio sese opposuisset. Iuvit hostium aviditas, omissa caede praedam sectantium, enisaeque legiones vesperascente die in aperta et solida. 1.65.6. Terwijl Caecina probeerde de tros te steunen rolde hij van zijn paard toen dat in de buik gestoken werd en zou omsingeld geworden zijn als het eerste legioen zich niet in de weg gesteld had. Een redding vormde ook de begerigheid van de vijanden die de slachtpartij verder wel geloofden en zich op de buit stortten, en zo zijn de legioenen bij het vallen van de avond op hun tandvlees op stevige, open grond aangekomen.
1.65.7. Neque is miseriarum finis. Struendum vallum, petendus agger, amissa magna ex parte per quae egeritur humus aut exciditur caespes; non tentoria manipulis, non fomenta sauciis; infectos caeno aut cruore cibos dividentes funestas tenebras et tot hominum milibus unum iam reliquum diem lamentabantur. 1.65.7. Maar dit betekende nog niet het einde van de ellende. Er moest nog een wal opgeworpen, materiaal gezocht worden, grotendeels was het gereedschap verloren gegaan waarmee aarde wordt uitgegraven of graszoden uitgestoken; er waren geen tenten voor de manipels, geen verbandmiddelen voor de gewonden; terwijl ze het voedsel dat besmeurd was met modder of bloed verdeelden bleven ze jammeren over die onheilspellende duisternis en dat voor zoveel duizenden mannen nog slechts één dag restte.

Caput LXVI

Hoofdstuk 66

1.66.1. Forte equus abruptis vinculis vagus et clamore territus quosdam occurrentium obturbavit. Tanta inde consternatio inrupisse Germanos credentium ut cuncti ruerent ad portas, quarum decumana maxime petebatur, aversa hosti et fugientibus tutior. 1.66.1. Toevallig bracht een paard dat uit zijn tuig was gebroken, aan het zwerven was geslagen en verschrikt geraakt was door het geschreeuw, enige mannen die hem trachtten tegen te houden in paniek. Zo groot was hierna de verwarring van lieden die geloofden dat de Germanen het kamp binnengedrongen waren dat ze allemaal naar de poorten renden en dan met name naar de decumanuspoort omdat die het verst van de vijand lag verwijderd en daardoor het veiligst was voor vluchters.
1.66.2. Caecina comperto vanam esse formidinem, cum tamen neque auctoritate neque precibus, ne manu quidem obsistere aut retinere militem quiret, proiectus in limine portae miseratione demum, quia per corpus legati eundum erat, clausit viam: simul tribuni et centuriones falsum pavorem esse docuerunt. 1.66.2. Toen Caecina begrepen had dat de vrees ongegrond was maar hij noch met zijn gezag noch met smeekbeden, zelfs niet met handgebaren de soldaten tot stilstand kon brengen of kon tegenhouden, heeft hij zich tenslotte op de drempel van de poort op de grond uitgestrekt en zo de uitweg gebarricadeerd om hun medelijden af te dwingen omdat ze nu over het lichaam van hun commandant heen moesten lopen: tegelijk legden de tribunen en centurio's uit dat hun schrik loos was.

Caput LXVII

Hoofdstuk 67

1.67.1. Tunc contractos in principia iussosque dicta cum silentio accipere temporis ac necessitatis monet. Unam in armis salutem, sed ea consilio temperanda manendumque intra vallum, donec expugnandi hostes spe propius succederent; mox undique erumpendum: illa eruptione ad Rhenum perveniri. 1.67.1. Toen bracht hij zijn soldaten bij elkaar bij het hoofdkwartier en beval hen in stilte naar zijn woorden te luisteren en prentte hen de ernst van hun hachelijke omstandigheden in. Alleen in de wapens lag hun hoop op behoud, maar die moesten dan wel met overleg gehanteerd worden en ze moesten binnen de omwalling blijven totdat de vijanden hoopvol te dichtbij zouden komen; daarop moesten ze aan alle kanten een uitval doen: met die uitval konden zij de Rijn bereiken.
1.67.2. Quod si fugerent, pluris silvas, profundas magis paludes, saevitiam hostium superesse; at victoribus decus gloriam. Quae domi cara, quae in castris honesta, memorat; reticuit de adversis. Equos dehinc, orsus a suis, legatorum tribunorumque nulla ambitione fortissimo cuique bellatori tradit, ut hi, mox pedes in hostem invaderent. 1.67.2. Maar als ze zouden vluchten dan wachtten hen nog meer wouden, diepere moerassen, de wreedheid van de vijanden; maar de overwinnaars wachtte eer en roem. Hij bracht hen in herinnering wat hen thuis dierbaar was, wat als eervol gold in het legerkamp; hij zweeg over de tegenspoed. Daarna stelde hij de paarden ter beschikking, te beginnen met die van hemzelf, van de commandanten en tribunen zonder onderscheid voor juist de dapperste strijders, opdat die op de vijanden zouden kunnen inrijden met daarachter de infanterie.

Caput LXVIII

Hoofdstuk 68

1.68.1. Haud minus inquies Germanus spe, cupidine et diversis ducum sententiis agebat, Arminio sinerent egredi egressosque rursum per umida et inpedita circumvenirent suadente, atrociora Inguiomero et laeta barbaris, ut vallum armis ambirent: promptam expugnationem, plures captivos, incorruptam praedam fore. 1.68.1. Niet minder ongedurig waren de Germanen door hoop, begeerte en omdat de meningen van hun aanvoerders verschilden, daar Arminius erop aandrong de Romeinen uit het kamp te laten trekken en, als dat eenmaal gebeurd was, hen weer via vochtige en onbegaanbare gebieden te omsingelen, terwijl Inguiomerus wredere en de barbaren welkome adviezen gaf: namelijk om de omwalling gewapenderwijs te omsingelen: een verovering zou niet op zich laten wachten, het aantal krijgsgevangenen zou groter zijn en de buit intact.
1.68.2. Igitur orta die proruunt fossas, iniciunt crates, summa valli prensant, raro super milite et quasi ob metum defixo. 1.68.2. Derhalve dempten zij bij het aanbreken van de dag de grachten, smeten er takkenbossen in en beten zich vast in de bovenrand van de wal waarop slechts hier en daar een soldaat stond, als door angst aan de grond genageld.
1.68.3. Postquam haesere munimentis, datur cohortibus signum cornuaque ac tubae concinuere. Exim clamore et impetu tergis Germanorum circumfunduntur, exprobrantes non hic silvas nec paludes, sed aequis locis aequos deos. 1.68.3. Nadat zij zich van het schanswerk hadden weten meester te maken werd aan de cohorten het sein gegeven en hoorns en trompetten weerklonken. Daarop stroomden zij onder geschreeuw en met een felle aanval in de rug van de Germanen, honend 'dat hier geen wouden en moerassen waren maar onpartijdige goden op een terrein dat voor beide partijen even gunstig was'.
1.68.4. Hosti facile excidium et paucos ac semermos cogitanti sonus tubarum, fulgor armorum, quanto inopina tanto maiora offunduntur, cadebantque, ut rebus secundis avidi, ita adversis incauti. 1.68.4. De vijand die rekende op een makkelijke slachtpartij en een handjevol halfgewapenden, werd overdonderd door het trompetgeschal van alle kanten, het geschitter van de wapens, dat des te indrukwekkender overkwam naarmate het onverwacht was en zij sneuvelden bij bosjes, even roekeloos in tegenspoed als zij begerig waren in voorspoed.
1.68.5. Arminius integer, Inguiomerus post grave vulnus pugnam deseruere: vulgus trucidatum est, donec ira et dies permansit. Nocte demum reversae legiones, quamvis plus vulnerum, eadem ciborum egestas fatigaret, vim sanitatem copias, cuncta in victoria habuere. 1.68.4. Arminius verliet ongedeerd, Inguiomerus na het oplopen van een verwonding, het krijgstoneel: hun manschappen zijn in de pan gehakt zolang de razernij en het daglicht duurde. Pas 's nachts hebben de legioenen rechtsomkeert gemaakt en, hoewel zij meer verwondingen hadden opgelopen en het gebrek aan voedsel nog hetzelfde was hebben zij kracht, gezondheid, overvloed, ja alles, geput uit de overwinning.

Caput LXIX

Hoofdstuk 69

1.69.1. Pervaserat interim circumventi exercitus fama et infesto Germanorum agmine Gallias peti, ac ni Agrippina inpositum Rheno pontem solvi prohibuisset, erant qui id flagitium formidine auderent. Sed femina ingens animi munia ducis per eos dies induit, militibusque, ut quis inops aut saucius, vestem et fomenta dilargita est. 1.69.1. Intussen had het gerucht over de omsingeling van het legeronderdeel de ronde gedaan alsook dat een vijandige horde Germanen in de richting van Galliƫ trok en, als Agrippina niet verhinderd had dat de brug die over de Rijn geslagen was afgebroken werd, zouden sommigen in hun paniek deze schanddaad nog bestaan hebben. Maar deze formidabele vrouw nam in die dagen de veldheerstaken op zich en zij liet onder de soldaten, al naar gelang die hongerig of gewond waren, kleding en verbandmiddelen uitreiken.
1.69.2. Tradit C. Plinius Germanicorum bellorum scriptor, stetisse apud principium ponti laudes et grates reversis legionibus habentem. 1.69.2. Gaius Plinius, de kroniekschrijver van de Germaanse oorlogen, vermeldt dat zij bij de opgang van de brug had postgevat en de teruggekeerde legioenen lof en dank betuigde.
1.69.3. Id Tiberii animum altius penetravit: non enim simplicis eas curas, nec adversus externos studia militum quaeri. 1.69.3. Deze informatie heeft op het gemoed van Tiberius een maar al te diepe indruk gemaakt: 'nee, dit waren geen simpele uitingen van zorg en er werd niet tegen vijanden van buiten naar de populariteit van de soldaten gehengeld.
1.69.4. Nihil relictum imperatoribus, ubi femina manipulos intervisat, signa adeat, largitionem temptet, tamquam parum ambitiose filium ducis gregali habitu circumferat Caesaremque Caligulam appellari velit. Potiorem iam apud exercitus Agrippinam quam legatos, quam duces; conpressam a muliere seditionem, cui nomen principis obsistere non quiverit. 1.69.4. Niets bleef er over voor de opperbevelhebbers waar een vrouw de manipels inspecteerde, de veldtekenen beheerde, vrijgevigheid aan de dag legde, alsof ze nog te weinig ambieerde door de zoon van de aanvoerder in soldatenkleding met zich mee te nemen en een Caesar 'Caligula' genoemd wilde horen. Agrippina was al invloedrijker bij de legers dan de commandanten; een muiterij was door die vrouw onderdrukt die het gezag van de vorst niet de kop had kunnen indrukken'.
1.69.5. Accendebat haec onerabatque Seianus, peritia morum Tiberii odia in longum iaciens, quae reconderet auctaque promeret. 1.69.5. Dit wantrouwen versterkte Seianus nog en hij gaf het het volle pond, door zijn vertrouwdheid met het karakter van Tiberius in staat om haatgevoelens voor de lange termijn post te laten vatten om ze bij zich op te potten en te zijner tijd nog heviger te voorschijn te halen.

Caput LXX

Hoofdstuk 70

1.70.1. At Germanicus legionum, quas navibus vexerat, secundam et quartam decimam itinere terrestri P. Vitellio ducendas tradit, quo levior classis vadoso mari innaret vel reciproco sideret. 1.70.1. Maar Germanicus droeg van de legioenen die hij op de schepen vervoerd had, het tweede en veertiende over aan Publius Vitellius om over de landroute te leiden opdat de vloot minder zwaarbeladen de ondiepten van de zee zou kunnen bevaren of bij eb minder vast zou komen te zitten.
1.70.2. Vitellius primum iter sicca humo aut modice adlabente aestu quietum habuit: mox inpulsu aquilonis, simul sidere aequinoctii, quo maxime tumescit Oceanus, rapi agique agmen. Et opplebantur terrae: eadem freto litori campis facies, neque discerni poterant incerta ab solidis, brevia a profundis. 1.70.2. Vitellius had een rustig begin van zijn tocht omdat de grond droog was of de branding slechts kalm aan kwam klotsen: maar daarna werd de kolonne heen en weer gesleurd door het aanzwellen van de Noordenwind in combinatie met het eveningsgesternte waardoor de Oceaan het meest omstuimig wordt.
1.70.3. Sternuntur fluctibus, hauriuntur gurgitibus; iumenta, sarcinae, corpora exanima interfluunt, occursant. Permiscentur inter se manipuli, modo pectore, modo ore tenus extantes, aliquando subtracto solo disiecti aut obruti. Non vox et mutui hortatus iuvabant adversante unda; nihil strenuus ab ignavo, sapiens ab inprudenti, consilia a casu differre: cuncta pari violentia involvebantur. 1.70.3. Alles werd door de stromingen overspoeld, door draaikolken verzwolgen; lastdieren, bagage, levenloze lichamen dreven tussen hen door, dobberden hen tegemoet. De manipels raakten buiten hun orde, nu eens tot hun borst, dan weer slechts tot hun mond boven water uitstekend en omdat soms de bodem onder hen werd weggezogen werden ze uiteengeslagen of verzwolgen. Geen stemgeluid of wederzijdse aanmoedigingen hielpen nu het water weerstand bood; in geen enkel opzicht verschilde de moedige van de lafaard, de wijze van de onvoorzichtige, overleg van toeval: alles werd in een gelijk natuurgeweld verwikkeld.
1.70.4. Tandem Vitellius in editiora enisus eodem agmen subduxit. Pernoctavere sine utensilibus, sine igni, magna pars nudo aut mulcato corpore, haud minus miserabiles quam quos hostis circumsidet: quippe illic etiam honestae mortis usus, his inglorium exitium. 1.70.4. Tenslotte wist Vitellius te ontkomen naar hogergelegen gebied en voerde de kolonne naar dezelfde plaats. Ze brachten de nacht door zonder levensmiddelen, zonder vuur, een groot deel zonder kleren of met geradbraakte ledematen, niet minder deerniswekkend dan wanneer de vijand hen omsingelde: dan immers heeft men nog het voordeel van een eervolle dood, maar voor dezen restte slechts een roemloos einde.
1.70.5. Lux reddidit terram, penetratumque ad amnem [Visurgin], quo Caesar classe contenderat. Inpositae dein legiones, vagante fama submersas; nec fides salutis, antequam Caesarem exercitumque reducem videre. 1.70.5. Het licht heeft het zicht op de aarde weer teruggegeven en ze zijn doorgestoten tot aan de rivier [de Wezer] waarheen Caesar zich met de vloot begeven had. Daarop zijn de legioenen ingescheept terwijl het gerucht ging dat zij verdronken waren; en men hechtte geen geloof aan hun behoud voordat zij Caesar en het leger weer terugzagen.

Caput LXXI

Hoofdstuk 71

1.71.1. Iam Stertinius, ad accipiendum in deditionem Segimerum fratrem Segestis praemissus, ipsum et filium eius in civitatem Vbiorum perduxerat. Data utrique venia, facile Segimero, cunctantius filio, quia Quintilii Vari corpus inlusisse dicebatur. 1.71.1. Reeds had Stertinius, vooruitgestuurd om Segimerus, de broer van Segestes, in onderwerping aan te nemen, hemzelf en zijn zoon naar de stad der Ubiƫrs weggevoerd. Aan beiden is genade geschonken, zonder bedenkingen aan Segimerus, met meer aarzeling aan zijn zoon omdat van hem verteld werd dat hij het stoffelijk overschot van Quintilius Varus geschonden had.
1.71.2. Ceterum ad supplenda exercitus damna certavere Galliae Hispaniae Italia, quod cuique promptum, arma equos aurum offerentes. Quorum laudato studio Germanicus, armis modo et equis ad bellum sumptis, propria pecunia militem iuvit. 1.71.2. Overigens hebben de Gallische en Spaanse wingewesten alsmede Italia zich als om strijd beijverd om de verliezen van het leger aan te vullen met wat ieder maar voorhanden had: wapens, paarden en geld aanbiedend. Nadat Germanicus hun toewijding geprezen had nam hij alleen de wapens en paarden voor de oorlog aan maar hielp hij de soldaten met zijn privé-vermogen.
1.71.3. Utque cladis memoriam etiam comitate leniret, circumire saucios, facta singulorum extollere; vulnera intuens alium spe, alium gloria, cunctos adloquio et cura sibique et proelio firmabat. 1.71.3. En, om de herinnering aan hun afgang ook met vriendelijkheid te verzachten maakte hij een rondgang langs de gewonden en prees de krijgsdaden van ieder afzonderlijk; terwijl hij hun verwondingen bekeek probeerde hij de een door een woord van troost, een ander weer door lofprijzingen, maar allen door een persoonlijk woord en verzorging op te monteren, en hij versterkte hun toewijding jegens hem persoonlijk en het krijgsbedrijf.



  • Terug naar Inhoudsopgave
  • 04/04/'09