Cognita res meritam vati per Achaidas urbes attulerat famam, nomenque erat auguris ingens; spernit Echionides tamen hunc ex omnibus unus contemptor superum Pentheus praesagaque ridet verba senis tenebrasque et cladem lucis ademptae |
515 |
Toen dit bekend werd had het Teiresias in Achaia de verdiende reputatie van 'ziener' gebracht en zijn roem van voorspeller was enorm, toch verachtte Pentheus, Echions zoon en een godloochenaar, hem als enige van allen en lachte om wat de grijsaard hem voorspelde en wreef hem zijn duisternis in, zijn verstokenheid van licht. |
obicit. ille movens albentia tempora canis 'quam felix esses, si tu quoque luminis huius orbus' ait 'fieres, ne Bacchica sacra videres! namque dies aderit, quam non procul auguror esse, qua novus huc veniat, proles Semeleia, Liber, |
520 |
Maar hij schudde zijn grijze slapen en sprak tot hem: 'Wat gelukkig zou jij zijn als ook jij beroofd van dit licht was, dan zou je de riten van Bacchus tenminste niet kunnen zien! want komen zal de dag en ver is die niet meer, voorspel ik, waarop hier arriveert de nieuwe god, de zoon van Semele, |
quem nisi templorum fueris dignatus honore, mille lacer spargere locis et sanguine silvas foedabis matremque tuam matrisque sorores. eveniet! neque enim dignabere numen honore, meque sub his tenebris nimium vidisse quereris.' |
525 |
en als je die niet met een tempel eren zult, zul je uiteengereten duizend plaatsen bezaaien en de bossen met bloed besmeuren, ja ook je moeder en haar zusters. Dat zal gebeuren omdat jij de godheid de verschuldigde eer niet brengt en klagen zul je dat ik in mijn duisternis al te scherp gezien heb'. |
talia dicentem proturbat Echione natus; dicta fides sequitur, responsaque vatis aguntur. Liber adest, festisque fremunt ululatibus agri: turba ruit, mixtaeque viris matresque nurusque vulgusque proceresque ignota ad sacra feruntur. |
530 |
Nog onder het spreken wordt hij door Pentheus verjaagd; de werkelijkheid bevestigt diens woorden en vervult de voorspelling van de ziener. Bacchus verschijnt en de akkers gonzen van feestgezang: te hoop loopt de massa, gevormd door mannen en vrouwen van hoog tot laag en volk en voornamen: allen trekken op naar de nog onbekende riten. |
'Quis furor, anguigenae, proles Mavortia, vestras attonuit mentes?' Pentheus ait; 'aerane tantum aere repulsa valent et adunco tibia cornu et magicae fraudes, ut, quos non bellicus ensis, non tuba terruerit, non strictis agmina telis, |
535 |
Dan roept Pentheus uit:'Wat voor verdwazing, Drakenzonen van Mars, heeft zich meester gemaakt van jullie geest? Maakt dat gebeuk van cymbaal op cymbaal en het geblaas van gekromde hoorns en die opgeklopte hysterie zoveel indruk dat jullie die door geen oorlogswapens, door geen bazuin werden verschrikt, nee door geen linies met gevelde lansen, |
femineae voces et mota insania vino obscenique greges et inania tympana vincant? vosne, senes, mirer, qui longa per aequora vecti hac Tyron, hac profugos posuistis sede penates, nunc sinitis sine Marte capi? vosne, acrior aetas, |
540 |
nu onder de voet gelopen worden door vrouwengejengel en wijndronken gelal, obscene horden en holle tympanen? Perplex sta ik over jullie, senioren, die over eindeloze zeeën gevaren hier Tyrus,hier jullie verdreven penaten hebt gevestigd: laten jullie je nu zonder strijd pakken? En jullie, jonge kerels |
o iuvenes, propiorque meae, quos arma tenere, non thyrsos, galeaque tegi, non fronde decebat? este, precor, memores, qua sitis stirpe creati, illiusque animos, qui multos perdidit unus, sumite serpentis! pro fontibus ille lacuque |
545 |
en mijn eigen generatie, die toch wapens horen te dragen, toch geen thyrsosstaf, en een helm op het hoofd, toch geen klimop? Denk nou toch aan het zaad: de tanden waaruit jullie ontstaan zijn en heb toch het lef van die draak die velen doodde op zijn eentje: die gaf zijn leven voor een bron en een plas |
interiit: at vos pro fama vincite vestra! ille dedit leto fortes: vos pellite molles et patrium retinete decus! si fata vetabant stare diu Thebas, utinam tormenta virique moenia diruerent, ferrumque ignisque sonarent! |
550 |
maar jullie slepen zegevieren voor roem; hij ruimde krachtpatsers op: verjagen jullie nou die slappelingen en stel de eer van je voorouders veilig! Als het noodlot verbood dat Thebe lang blijft bestaan, laat dan liever wapengeweld van kerels de stad verwoesten, liever wapengekletter en het zengen van vuur! |
essemus miseri sine crimine, sorsque querenda, non celanda foret, lacrimaeque pudore carerent; at nunc a puero Thebae capientur inermi, quem neque bella iuvant nec tela nec usus equorum, sed madidus murra crinis mollesque coronae |
555 |
dan zouden wij ongelukkig zijn zonder schuld en zou ons lot wel bedroevend maar niet beschamend zijn en onze tranen vrij van gêne; maar nu zullen de Thebanen ongewapend veroverd worden door een jochie dat niet gesteund wordt door oorlogsgeweld, wapens of ruiterij, maar door gepommadeerd haar en zoete kransen |
purpuraque et pictis intextum vestibus aurum, quem quidem ego actutum (modo vos absistite) cogam adsumptumque patrem commentaque sacra fateri. an satis Acrisio est animi, contemnere vanum numen et Argolicas venienti claudere portas: |
560 |
en dat bekleed gaat met purper en kleren met stiksels van goud, nou, reken maar dat ik (houd jullie maar afzijdig) hem dadelijk dwingen zal te bekennen dat hij zijn vader verzonnen heeft en die riten ordinair bedrog zijn. Of had Acrisius soms moed genoeg door de pseudo-god te minachten en Argos' poorten bij zijn komst te sluiten: |
Penthea terrebit cum totis advena Thebis? ite citi' (famulis hoc imperat), 'ite ducemque attrahite huc vinctum! iussis mora segnis abesto!' hunc avus, hunc Athamas, hunc cetera turba suorum corripiunt dictis frustraque inhibere laborant. |
565 |
maar zal die snoeshaan Pentheus schrik aanjagen en met hem ook heel Thebe? Vooruit (dit tot zijn dienaars) ga die sinjeur hierheen halen en sla hem in de boeien; vooruit, direct mijn opdracht uitgevoerd!' Cadmus, Athamas en heel de verdere groep dierbaren praten fel op hem in en proberen vergeefs hem te kalmeren. |
acrior admonitu est inritaturque retenta et crescit rabies remoraminaque ipsa nocebant: sic ego torrentem, qua nil obstabat eunti, lenius et modico strepitu decurrere vidi; at quacumque trabes obstructaque saxa tenebant, |
570 |
door die vermaningen is hij nog woester geworden; zijn razernij eerst nog ingehouden, wordt geprikkeld en groeit en het gesus werkt averechts: zo heb ik wel een bergbeek kalm en lispelend voort zien kabbelen zolang niets zijn loop in de weg stond maar overal waar een boomstam of een rotsblok zijn loop tegen probeerde te houden |
spumeus et fervens et ab obice saevior ibat. Ecce cruentati redeunt et, Bacchus ubi esset, quaerenti domino Bacchum vidisse negarunt; 'hunc' dixere 'tamen comitem famulumque sacrorum cepimus' et tradunt manibus post terga ligatis |
575 |
stortte hij schuimend en kolkend voort: door het obstakel alleen maar woester. - Daar komen, onder het bloed, de dienaars terug en zeggen tegen hun meester op zijn vraag waar Bacchus is dat zij hem niet hebben gezien maar, zeggen zij, 'Deze makker en aanhanger van zijn religie hebben wij gearresteerd', en zij dragen 'n volgeling van de god, iemand uit Lydië aan hem over, |
sacra dei quendam Tyrrhena gente secutum. adspicit hunc Pentheus oculis, quos ira tremendos fecerat, et quamquam poenae vix tempora differt, 'o periture tuaque aliis documenta dature morte,' ait, 'ede tuum nomen nomenque parentum |
580 |
de handen geboeid op zijn rug. Pentheus kijkt deze aan met ogen die zijn woede schrikwekkend gemaakt had en, hoewel hij het tijdstip voor de straf maar met moeite uitstellen kan, sneert hij: 'Jou wacht een dood die een voorbeeld voor anderen zijn zal, maar zeg eerst je naam en die van je ouders en waar je vandaan komt |
et patriam, morisque novi cur sacra frequentes!' ille metu vacuus 'nomen mihi' dixit 'Acoetes, patria Maeonia est, humili de plebe parentes. non mihi quae duri colerent pater arva iuvenci, lanigerosve greges, non ulla armenta reliquit; |
585 |
en waarom je een cultus in acht neemt van een ongehoord soort'. Hij antwoordde onbevreesd: 'Mijn naam is Acoetes, ik kom uit Maeonië en ben van eenvoudige komaf: mijn vader heeft mij geen akkers nagelaten die sterke ossen kunnen bewerken of woldragende kudden of een ander soort veestapel; |
pauper et ipse fuit linoque solebat et hamis decipere et calamo salientis ducere pisces. ars illi sua census erat; cum traderet artem, "accipe, quas habeo, studii successor et heres," dixit "opes," moriensque mihi nihil ille reliquit |
590 |
ook zelf was hij arm en met lijn en haken placht hij de vissen te misleiden en ze spartelend aan zijn hengel op te halen. Die vaardigheid was zijn 'vermogen' en toen hij die vaardigheid doorgaf merkte hij op: 'Aanvaard, opvolger en erfgenaam van mijn inspanning dit als erfenis' en bij zijn dood liet hij mij niets anders na |
praeter aquas: unum hoc possum adpellare paternum. mox ego, ne scopulis haererem semper in isdem, addidici regimen dextra moderante carinae flectere et Oleniae sidus pluviale capellae Taygetenque Hyadasque oculis Arctonque notavi |
595 |
dan viswater: alleen dat kan ik mijn erfdeel noemen. Bovendien heb ik erbij geleerd, om niet altijd op dezelfde rotspunt te zitten, om eigenhandig een scheepje te besturen en heb ik geleerd op het oog de regenster van de geiten-Taygetes, de Plejaden en Hyaden en de Grote Beer te onderscheiden |
ventorumque domos et portus puppibus aptos. forte petens Delum Chiae telluris ad oras adplicor et dextris adducor litora remis doque levis saltus udaeque inmittor harenae: nox ibi consumpta est; aurora rubescere primo |
600 |
en de windstreken en de veilige havens. Nou, een keer ben ik op weg naar Delos en meer aan op de kust van Chios; met de rechterriem nader ik het land, schuif met een lichte schok op het strand en spring op het natte zand: daar brachten wij de nacht door maar zodra de dageraad aanbreekt |
coeperat: exsurgo laticesque inferre recentis admoneo monstroque viam, quae ducat ad undas; ipse quid aura mihi tumulo promittat ab alto prospicio comitesque voco repetoque carinam. "adsumus en" inquit sociorum primus Opheltes, |
605 |
sta ik op en stuur mannen eropuit om vers water te halen en wijs ze de weg om bij de bronnen te komen; zelf ga ik op een hoge heuvel bekijken wat de wind me gaat bieden, roep naar mijn mannen en ga terug naar het schip. 'Hier zijn we dan', zegt mijn beste maat Opheltes, |
utque putat, praedam deserto nactus in agro, virginea puerum ducit per litora forma. ille mero somnoque gravis titubare videtur vixque sequi; specto cultum faciemque gradumque: nil ibi, quod credi posset mortale, videbam. |
610 |
en, naar hij meent, brengt hij als buit in het verlaten land, een knaap mee naar de kust met een meisjesachtig uiterlijk. Die lijkt vol wijn en slaap op zijn benen te wankelen en amper nog mee te kunnen; ik bekijk zijn uitdossing, gezicht en loop: daarin zie ik niets wat ik voor een sterfelijks zou kunnen houden. |
et sensi et dixi sociis: "quod numen in isto corpore sit, dubito; sed corpore numen in isto est! quisquis es, o faveas nostrisque laboribus adsis; his quoque des veniam!" "pro nobis mitte precari!" Dictys ait, quo non alius conscendere summas |
615 |
Ik voel en zeg tegen mijn mannen:'Ik weet niet wat voor goddelijks dit lichaam herbergt, maar een goddelijke aanwezigheid huist in dit lichaam! Wie gij ook zijt, zegen en begunstig onze werken; schenk ook hen hier vergeving!' 'Hou op te bidden voor ons!' roept Dictys uit, een man die sneller dan wie ook de mast |
ocior antemnas prensoque rudente relabi. hoc Libys, hoc flavus, prorae tutela, Melanthus, hoc probat Alcimedon et, qui requiemque modumque voce dabat remis, animorum hortator, Epopeus, hoc omnes alii: praedae tam caeca cupido est. |
620 |
in klimt en en met het kabeltouw in zijn hand aan boord weet te springen Lybis valt hem bij en ook de blonde Melanthus, de boeghoeder, dan ook Alcimedon en de man die rust en tempo met zijn stem aangeeft Epopeus, een prima gangmaker, tenslotte alle anderen zo blind is begeerte naar buit. |
"non tamen hanc sacro violari pondere pinum perpetiar" dixi: "pars hic mihi maxima iuris" inque aditu obsisto: furit audacissimus omni de numero Lycabas, qui Tusca pulsus ab urbe exilium dira poenam pro caede luebat; |
625 |
Daartegen breng ik in: 'Toch zal ik niet dulden dat mijn schip averij oploopt door een heilige lading, en ik heb het uiteindelijk voor het zeggen' en ik stel mij op voor de loopplank: het hevigst te keer van allen gaat Lycabas, verdreven uit de stad Tusca die met ballingschap boette voor een afschuwelijke moord. |
is mihi, dum resto, iuvenali guttura pugno rupit et excussum misisset in aequora, si non haesissem, quamvis amens, in fune retentus. inpia turba probat factum; tum denique Bacchus (Bacchus enim fuerat), veluti clamore solutus |
630 |
Die knijpt me, terwijl ik blijf staan, met zijn jonge vuist de keel dicht en zou me overboord de zee in hebben geslingerd, als ik niet hoewel buiten bewustzijn, in het want was verstrikt. Het goddeloze volk juicht hem toe; dan tenslotte roept Bacchus (want Bacchus was het), als door de herrie |
sit sopor aque mero redeant in pectora sensus, "quid facitis? quis clamor?" ait "qua, dicite, nautae, huc ope perveni? quo me deferre paratis?" "pone metum" Proreus, "et quos contingere portus ede velis!" dixit; "terra sistere petita." |
635 |
gewekt uit zijn roes en klaar wakker: 'Wat gebeurt hier? Wat is dit voor geschreeuw? Zeg eens scheepslui in wat voor troep zit ik hier? Waar brengen jullie mij heen?' 'Vrees niet', zegt dan Proreus, 'zeg maar welke haven je belieft en waar je wilt blijven na aankomst'. |
"Naxon" ait Liber "cursus advertite vestros! illa mihi domus est, vobis erit hospita tellus." per mare fallaces perque omnia numina iurant sic fore meque iubent pictae dare vela carinae. dextera Naxos erat: dextra mihi lintea danti |
640 |
'Naxos', zegt Bacchus, 'zet daarheen koers. Dat is mijn woonplaats en voor jullie zal het gastvrij zijn'. Bij de zee en bij alle goden zweren de bedriegers dat dat zal gebeuren en mij dragen zij op mijn kleurige schip de wind in de zeilen te geven. Naxos lag rechts: maar als ik rechts aanhoud |
"quid facis, o demens? quis te furor," inquit "Acoete," pro se quisque, "tenet? laevam pete!" maxima nutu pars mihi significat, pars quid velit ore susurro. obstipui "capiat" que "aliquis moderamina!" dixi meque ministerio scelerisque artisque removi. |
645 |
zegt ieder voor zich: 'Acoetes: Wat doe je nou, ben je gek? Stuur naar links!' met een knik maakt het grootste deel mij dat duidelijk, een ander deel geeft met gefluister aan wat het wil. Ik sta perplex en roep uit: 'Laat dan een ander het roer maar bedienen ík pas voor zo'n misdadige roergang. |
increpor a cunctis, totumque inmurmurat agmen; e quibus Aethalion "te scilicet omnis in uno nostra salus posita est!" ait et subit ipse meumque explet opus Naxoque petit diversa relicta. tum deus inludens, tamquam modo denique fraudem |
650 |
Ik word door allen uitgevloekt, de hele meute krijg ik over mij heen, onder hen hoont Aethlion me toe: 'Van jou alleen hangt zeker heel ons heil af' en zelf neemt hij mijn plek in en doet mijn werk maar met achterlating van Naxos neemt hij een andere koers. Dan neemt de god hen in de maling, alsof hij dan pas nattigheid voelt: |
senserit, e puppi pontum prospectat adunca et flenti similis "non haec mihi litora, nautae, promisistis" ait, "non haec mihi terra rogata est! quo merui poenam facto? quae gloria vestra est, si puerum iuvenes, si multi fallitis unum?" |
655 |
vanaf de gekromde achterplecht ziet hij over de zee uit en als in een huilbui mokt hij: 'Niet deze kust, scheepslui, hebben jullie mij beloofd; niet naar dit land heb ik gevraagd! Waar heb ik straf aan verdiend? Wat roem scoren jullie kerels in het misleiden van een jongetje, en dan nog velen tegen één?' |
iamdudum flebam: lacrimas manus inpia nostras ridet et inpellit properantibus aequora remis. per tibi nunc ipsum (nec enim praesentior illo est deus) adiuro, tam me tibi vera referre quam veri maiora fide: stetit aequore puppis |
660 |
Ik stond allang met een brok in mijn keel: maar de goddeloze meute lachte mij uit en dreef met versnelde riemslag de zee op. Nu zweer ik u bij hem zelf (geen god is immers nader dan hij) dat ik jou even getrouw verslag doe als dit ongeloofwaardig is: de boot bleef daar op zee steken |
haud aliter, quam si siccam navale teneret. illi admirantes remorum in verbere perstant velaque deducunt geminaque ope currere temptant: inpediunt hederae remos nexuque recurvo serpunt et gravidis distinguunt vela corymbis. |
665 |
net zoals een schip op het droge zou liggen. Onthutst gaan zij voort met hun riemslag en rollen de zeilen uit en doen zo een poging met beide middelen: maar klimop hindert de riemen en kruipt met zijn kronkelingen voort en siert de zeilen met zware bloemtrossen. |
ipse racemiferis frontem circumdatus uvis pampineis agitat velatam frondibus hastam; quem circa tigres simulacraque inania lyncum pictarumque iacent fera corpora pantherarum. exsiluere viri, sive hoc insania fecit |
670 |
Hijzelf, het hoofd omkranst met zware druiventrossen, zwaait zijn staf die behangen is met wijnloof daaromheen liggen de loze beelden van tijgers en lynxen en de gevlekte lichamen van wilde panters. Prompt springen mijn mannen op, ofwel geschokt |
sive timor, primusque Medon nigrescere toto corpore et expresso spinae curvamine flecti incipit. huic Lycabas "in quae miracula" dixit "verteris?" et lati rictus et panda loquenti naris erat, squamamque cutis durata trahebat. |
675 |
ofwel uit angst, en eerst begint Medon over heel zijn lichaam zwart te worden en zich met opvallend lenige rug te krommen. Lycabas roept hem nog toe:'In wat wonderlijks verander jij nou?' maar tijdens zijn uitroep al verandert zijn mond in een wijde bek, buigt zijn neus en krijgt zijn verstijvende huid schubben. |
at Libys obstantis dum vult obvertere remos, in spatium resilire manus breve vidit et illas iam non esse manus, iam pinnas posse vocari. alter ad intortos cupiens dare bracchia funes bracchia non habuit truncoque repandus in undas |
680 |
Dan ziet Libys, terwijl hij de afgeremde riemen binnen wil halen, zijn armen verkorten en zelfs dat het niet meer armen zijn maar al vinnen kunnen heten. Een ander wil de hand leggen op de ongedraaide kabels maar heeft geen handen meer en springt met zijn geknot lijf |
corpore desiluit: falcata novissima cauda est, qualia dividuae sinuantur cornua lunae. undique dant saltus multaque adspergine rorant emerguntque iterum redeuntque sub aequora rursus inque chori ludunt speciem lascivaque iactant |
685 |
gekromd in zee: zijn achterste is tot een gespleten staart gevormd zoals de hoorns van de maanhelften zijn gebogen. Dan springen ze aan alle kanten onder veel gespat en komen weer boven en duiken dan weer onder water en in koor maken zij spektakel en schudden uitgelaten hun lichaam |
corpora et acceptum patulis mare naribus efflant. de modo viginti (tot enim ratis illa ferebat) restabam solus: pavidum gelidumque trementi corpore vixque meum firmat deus "excute" dicens "corde metum Diamque tene!" delatus in illam |
690 |
en proesten het opgeslorpte water weer uit door hun neusgat. Van de twintig nog pas (zoveel was immers de bemanning van het schip bleef ik als enige over: terwijl het koude angstzweet me uitbreekt en ik nog amper mezelf ben, kalmeert mij de god met de woorden: 'Schud die angst van je af en houd koers naar Naxos'. Daar geland |
accessi sacris Baccheaque sacra frequento.' 'Praebuimus longis' Pentheus 'ambagibus aures,' inquit 'ut ira mora vires absumere posset. praecipitem, famuli, rapite hunc cruciataque diris corpora tormentis Stygiae demittite nocti!' |
695 |
ben ik zijn riten bij gaan wonen en nu behoor ik tot de volgelingen van Bacchus'. - 'Wij hebben ons oor al te lang geleend aan dit geklets', roept Pentheus uit, 'hij hoopt vast dat dit dralen de kracht van onze woede kan verzachten. Sleep dit sujet snel weg en stuur hem met gruwelijke foltering de Stygische nacht in!'. |
protinus abstractus solidis Tyrrhenus Acoetes clauditur in tectis; et dum crudelia iussae instrumenta necis ferrumque ignesque parantur, sponte sua patuisse fores lapsasque lacertis sponte sua fama est nullo solvente catenas. |
700 |
Direct wordt de Tyrrhener Acoetes meegenomen opgesloten in een vergrendeld cachot en terwijl de toebereidselen voor een wrede executie met vuur en zwaard worden getroffen zijn vanzelf de deuren opengegaan en zijn ook vanzelf de ketenen van zijn armen gegleden, naar verluidt, zonder dat iemand hem bevrijdde. |
Perstat Echionides, nec iam iubet ire, sed ipse vadit, ubi electus facienda ad sacra Cithaeron cantibus et clara bacchantum voce sonabat. ut fremit acer equus, cum bellicus aere canoro signa dedit tubicen pugnaeque adsumit amorem, |
705 |
- Pentheus blijft star en laat niet meer anderen spioneren, nee hij gaat zelf af op de Cithaeron, die is uitverkoren voor de heilige riten: ze galmt van de liederen en het heldere gezang der bacchanten; zoals een vurige hengst van strijdlust briest, wanneer de strijdbazuin met luiklinkend koper zijn teken geeft, |
Penthea sic ictus longis ululatibus aether movit, et audito clamore recanduit ira. Monte fere medio est, cingentibus ultima silvis, purus ab arboribus, spectabilis undique, campus: hic oculis illum cernentem sacra profanis |
710 |
zo drijft de lucht die trilt van lange uithalen Pentheus voort en ontsteekt zijn woede weer op het horen van de zang. - Halverwege de berg is, aan de rand omgeven door bos, een boomloos veld, vrij in het zicht: Hier ziet als eerste hem de plechtigheid beloeren met zijn blasfemisch oog |
prima videt, prima est insano concita cursu, prima suum misso violavit Penthea thyrso mater et 'o geminae' clamavit 'adeste sorores! ille aper, in nostris errat qui maximus agris, ille mihi feriendus aper.' ruit omnis in unum |
715 |
als eerste ja, als eerste is ze op hem afgerend met opgewonden draf, als eerste heeft zij ook Pentheus geslagen met haar thyrsusstaf zijn eigen moeder - daarbij gillend: 'Zussen, help me allebei! Dat zwijn daar dat met zijn logge buik door ons gebied ronddraaft, dat zwijn, dat ga ik doden.' Nu stort de hele troep in razernij |
turba furens; cunctae coeunt trepidumque sequuntur, iam trepidum, iam verba minus violenta loquentem, iam se damnantem, iam se peccasse fatentem. saucius ille tamen 'fer opem, matertera' dixit 'Autonoe! moveant animos Actaeonis umbrae!' |
720 |
zich op die ene; alle vrouwen vallen aan en jagen op die ene man, nu wordt hij bang, nu spreekt hij al minder ferme taal, nu vervloekt hijzelf zich, nu geeft hij toe dat hij gezondigd heeft en, al gewond, roept hij nog uit: 'Tante, help, Autonoë, laat toch Actaeons schim uw leidsman zijn!' |
illa, quis Actaeon, nescit dextramque precanti abstulit, Inoo lacerata est altera raptu. non habet infelix quae matri bracchia tendat, trunca sed ostendens dereptis vulnera membris 'adspice, mater!' ait. visis ululavit Agaue |
725 |
Maar zij weet van geen Actaeon en rukt nog tijdens z'n bede zijn rechterarm af, Inoo heeft de ander voor haar rekening genomen; nu heeft de ongelukkige geen armen meer om naar zijn moeder op te heffen, maar, terwijl hij de stompen van de afgerukte leden toont klaagt hij: 'Kijk, moeder!' Als ze dat ziet krijst Agaue en |
collaque iactavit movitque per aera crinem avulsumque caput digitis conplexa cruentis clamat: 'io comites, opus hoc victoria nostra est!' non citius frondes autumni frigore tactas iamque male haerentes alta rapit arbore ventus, |
730 |
gooit haar hoofd in haar nek, zwaait haar haar door de lucht en zijn afgerukte hoofd omklemt ze met bebloede vingers en gilt: 'Hoera vriendinnen, hier is onze jachtbuit!' en bladeren, aangestoken door de herfstkou, worden niet sneller door de wind uit de top van een boom gemaaid |
quam sunt membra viri manibus direpta nefandis. talibus exemplis monitae nova sacra frequentant turaque dant sanctasque colunt Ismenides aras. |
dan de ledematen van de man door misdadige handen zijn afgerukt. - Door zulke waarschuwingen aangespoord houden de vrouwen van Thebe zich aan de nieuwe riten en offeren wierook op Bacchus' gewijde altaar. |
|