Daedalus en Icarus (Met.8,183 - 259)
Daedalus interea Creten longumque perosus
exilium tactusque loci natalis amore
clausus erat pelago. 'terras licet' inquit 'et undas



185
- Daedalus intussen, zijn lange ballingschap op Kreta meer dan zat en
geplaagd door heimwee naar Athene, riep uit:
'Laat Minos de aarde en de zee versperren,
obstruat: et caelum certe patet; ibimus illac:
omnia possideat, non possidet aera Minos.'
dixit et ignotas animum dimittit in artes
naturamque novat. nam ponit in ordine pennas
a minima coeptas, longam breviore sequenti,





190
het luchtruim ligt dan toch open: daar ligt onze weg:
hij mag dan alles bezitten, de lucht bezit hij niet!'
Na deze woorden wijdde hij zich aan een onbekend ambacht
en gaf de natuur een nieuw gezicht; want hij legde veren op volgorde neer
te beginnen met de kleinste zodat een lange de korte volgde
ut clivo crevisse putes: sic rustica quondam
fistula disparibus paulatim surgit avenis;
tum lino medias et ceris alligat imas
atque ita conpositas parvo curvamine flectit,
ut veras imitetur aves. puer Icarus una





195
en je zou menen dat ze langs een helling gegroeid waren: zo wordt ook
een panfluit met ongelijke rietstengels allengs breder.
Dan verbindt hij hun midden met draad en de uiteinden met was
en zo vastgemaakt buigt hij ze met een lichte welving,
zodat hij echte vogels nabootst. Zijn zoontje Icarus stond er bij en,
stabat et, ignarus sua se tractare pericla,
ore renidenti modo, quas vaga moverat aura,
captabat plumas, flavam modo pollice ceram
mollibat lusuque suo mirabile patris
impediebat opus. postquam manus ultima coepto





200
niet begrijpend dat hij zijn met eigen gevaren speelde, pakte hij
met stralend gezicht nu eens de veren die opwaaien in een windvlaag,
weer op; dan weer drukte hij met zijn duim in de gele was
en hinderde met zijn spel het wonderwerk van zijn vader.
Nadat hij de laatste hand had gelegd aan zijn onderneming
inposita est, geminas opifex libravit in alas
ipse suum corpus motaque pependit in aura;
instruit et natum 'medio' que 'ut limite curras,
Icare,' ait 'moneo, ne, si demissior ibis,
unda gravet pennas, si celsior, ignis adurat:





205
hield de maker zich met beide vleugels in evenwicht
en liet eerst zichzelf in de luchtstroom hangen en
gaf toen ook zijn zoontje instructies: 'Denk erom dat je halfhoog vliegt,
Icarus zodat niet, als je te laag vliegt, het zeevocht
je veren verzwaart of, te hoog, de hitte ze roostert:
inter utrumque vola. nec te spectare Booten
aut Helicen iubeo strictumque Orionis ensem:
me duce carpe viam!' pariter praecepta volandi
tradit et ignotas umeris accommodat alas.
inter opus monitusque genae maduere seniles,





210
vlieg tussen beide in; en zoek niet de Ossendrijver op
of de Grote Beer en Orion emt zijn getrokken zwaard:
vlieg achter mij aan!' en onder het geven van die vliegles draagt hij de
onbekende vleugels over en bindt hij ze aan de schoudertjes.
Tijdens dit werk en vermaning raakten zijn oude wangen betraand
et patriae tremuere manus; dedit oscula nato
non iterum repetenda suo pennisque levatus
ante volat comitique timet, velut ales, ab alto
quae teneram prolem produxit in aera nido,
hortaturque sequi damnosasque erudit artes





215
en zijn vaderhanden beefden; hij gaf zijn zoon kussen die
niet meer herhaald zouden worden, verhief zich op zijn vleugels
en vloog voorop, bezorgd om zijn metgezel - zoals een vogel die zijn
jonge kuiken het nest uit de lucht in brengt -
hij spoort hem aan te volgen en leert hem de heilloze vliegkunst
et movet ipse suas et nati respicit alas.
hos aliquis tremula dum captat harundine pisces,
aut pastor baculo stivave innixus arator
vidit et obstipuit, quique aethera carpere possent,
credidit esse deos. et iam Iunonia laeva





220
zelf wiekt hij zijn eigen vleugels en let op die van zijn zoon.
Terwijl een visser met zijn hengel op vis aast of een herder op zijn staf
leunt en een boer op zijn ploeg ziet hij hen en verbaast zich en
denkt dat het goden zijn die daar door de lucht kunnen vliegen. Het Samos van Juno lag al links van hen
parte Samos (fuerant Delosque Parosque relictae)
dextra Lebinthos erat fecundaque melle Calymne,
cum puer audaci coepit gaudere volatu
deseruitque ducem caelique cupidine tractus
altius egit iter. rapidi vicinia solis





225
(Delos en Paros hadden zij al achter zich gelaten)
Lebinthos lag rechts en ook Calymne rijk aan honing,
toen de jongen dartel werd om de stoutmoedige vlucht
en zijn gids niet meer volgde en, aangetrokken door een verlangen
naar het zwerk, hoger aanhield: de nabijheid van het snelle zonlicht
mollit odoratas, pennarum vincula, ceras;
tabuerant cerae: nudos quatit ille lacertos,
remigioque carens non ullas percipit auras,
oraque caerulea patrium clamantia nomen
excipiuntur aqua, quae nomen traxit ab illo.





230
maakte de geurige honing, lijm van de vleugels, al zacht;
nu was de was al versmolten: hij klapwiekte nog met kale armen
maar nu hij zijn vleugels miste ving hij geen lucht meer en
terwijl zijn mond nog 'Vader' riep werd die omsloten
door het donkere water dat zijn naam aan hem ontleent.
at pater infelix, nec iam pater, 'Icare,' dixit,
'Icare,' dixit 'ubi es? qua te regione requiram?'
'Icare' dicebat: pennas aspexit in undis
devovitque suas artes corpusque sepulcro
condidit, et tellus a nomine dicta sepulti.





235
Maar de ongelukkige vader, al geen vader meer, riep 'Icarus',
'Icarus', riep hij, 'waar ben je ? waar ergens kan ik je vinden?'
'Icarus!' herhaalde hij, zag toen de veren op het water
vervloekte zijn kunde en borg het lichaam in een graf:
de aarde is daar benoemd met de naam van de begravene.
Hunc miseri tumulo ponentem corpora nati
garrula limoso prospexit ab elice perdix
et plausit pennis testataque gaudia cantu est,
unica tunc volucris nec visa prioribus annis,
factaque nuper avis longum tibi, Daedale, crimen.





240
- Hem, die het lichaam begroef van zijn ongelukkige zoontje,
sloeg een snaterende patrijs gade vanuit een modderige greppel
en klepperde met zijn vleugels en betuigde zijn vreugde met gezang;
die vogel was toen nog uniek, nog nooit tevoren gezien, pas onlangs
vogel geworden als blijvende aanklacht tegen jou, Daedalus;
namque huic tradiderat, fatorum ignara, docendam
progeniem germana suam, natalibus actis
bis puerum senis, animi ad praecepta capacis;
ille etiam medio spinas in pisce notatas
traxit in exemplum ferroque incidit acuto





245
Want bij deze had zijn zuster, onbekend met de toekomst,
haar zoon in de leer gedaan; een jongen van twaalf jaar
met een schrandere, leergierige geest;
zo had die ook de stekels opgemerkt op de rug van een vis
en die als voorbeeld genomen voor een ijzeren punt
perpetuos dentes et serrae repperit usum;
primus et ex uno duo ferrea bracchia nodo
vinxit, ut aequali spatio distantibus illis
altera pars staret, pars altera duceret orbem.
Daedalus invidit sacraque ex arce Minervae





250
die hij als tandenreeks uitsneed en zo de zaag uitvond;
ook bond hij als eerste twee ijzeren armen met een knoop samen
zodat met gelijkblijvende afstand van deze de ene bleef staan
en de ander een cirkel kon trekken.
Daarop jaloers duwde Daedalus hem van het tempeldak van Minerva
praecipitem misit, lapsum mentitus; at illum,
quae favet ingeniis, excepit Pallas avemque
reddidit et medio velavit in aere pennis,
sed vigor ingenii quondam velocis in alas
inque pedes abiit; nomen, quod et ante, remansit.





255
hals over kop en liet het doorgaan voor een val, maar Pallas
op de hand van talent, greep in en maakte hem tot vogel
en midden in zijn val bekleedde hij hem met vleugels,
maar zijn geesteskracht van voorheen verplaatste zich naar
snelle vleugels en pootjes: zijn vroegere naam behield hij.
non tamen haec alte volucris sua corpora tollit,
nec facit in ramis altoque cacumine nidos:
propter humum volitat ponitque in saepibus ova
antiquique memor metuit sublimia casus.





255
Maar niet vliegt deze patrijs meer hoog en hij bouwt
geen nest in takken of hoge boomtop:
in de buurt van de grond fladdert hij rond en legt zijn eieren
in heggen want zijn vroegere val indachtig heeft hij hoogtevrees.


Rubens, Val van Icarus P.P.Rubens, De val van Icarus [rond 1600] Daedalus

Een labyrint heb ik gebouwd en Icarus
verwekt. Beeldhouwer-architect, zit ik
alleen mijn kind te houwen
uit een steen nadat hij is gevallen

als een blok. Ik had hem lief
en nog, maar wist dat hij
niet blijven kon, verzon daarom

een list, een vliegensvlugge
list: ik maakte onze voeten los
van hechtenis en leem en
en hemelde ons op. Vlieg Icarus,

zei ik, met vogelschoolslag door de lucht
en zie hoe je gevangenis gehangen is
als luchtkasteel decor wordt
voor een klucht. Wanneer een zoon

neerstort, trekt hij de vader
mee: we blijven onafscheidelijk
bijeen en vallen door de eeuwen
heen binnen verf en lijst en

buiten beeld. Verbijsterd
in een labyrint van gruis en stof
zit ik stomweg te houwen
en te bouwen aan m’n kind.

Hester Knibbe [geb.1946]

Terug naar inhoudsopgave Metamorfosen
17/5/'15