Minerva en Arachne (Met.6,1 - 145)

Praebuerat dictis Tritonia talibus aures
carminaque Aonidum iustamque probaverat iram;
tum secum: 'laudare parum est, laudemur et ipsae
numina nec sperni sine poena nostra sinamus.'
Maeoniaeque animum fatis intendit Arachnes,





5
Minerva had naar deze verhalen van de Muzen geluisterd
en had met hun toorn ingestemd. Toen overwoog zij:'Prijzen is mooi, maar
ook moeten de goden van zelf al geëerd worden,
we mogen smaad niet ongestraft laten!'
Daarbij dacht ze aan het lot van de Lydische Arachne;
quam sibi lanificae non cedere laudibus artis
audierat. non illa loco nec origine gentis
clara, sed arte fuit: pater huic Colophonius Idmon
Phocaico bibulas tinguebat murice lanas;
occiderat mater, sed et haec de plebe suoque





10
die deed voor haar niet onder in roem om haar weefkunst
had ze vernomen. Haar reputatie ontleende ze niet aan hoge stand
of afkomst uit een roemrijk geslacht maar louter aan haar kunde:
haar vader, Idmon uit Colophon, was wolverver met de Phocaîsche purperslak;
haar moeder was gestorven maar ook volks en van gelijke komaf als haar man.
aequa viro fuerat; Lydas tamen illa per urbes
quaesierat studio nomen memorabile, quamvis
orta domo parva parvis habitabat Hypaepis.
huius ut adspicerent opus admirabile, saepe
deseruere sui nymphae vineta Timoli,





15
Ofschoon van nederige stand en woonachtig in
het simpele Hypaepa had zij, ambitieus,
roem nagestreefd over heel Lydië.
Om haar wondermooie werk te bekijken verlieten de nimfen
dikwijls de wijnvelden op hun Tmolus
deseruere suas nymphae Pactolides undas.
nec factas solum vestes, spectare iuvabat
tum quoque, cum fierent: tantus decor adfuit arti,
sive rudem primos lanam glomerabat in orbes,
seu digitis subigebat opus repetitaque longo





20
en ook de waternimfen van de Pactolus hun gebied.
Niet alleen was het een lust om de producten te zien,
nee ook het maken zelf al: zo schitterend was haar vaardigheid,
of ze nu eerst de ruwe wol tot een kluwen opwond
of met haar vingers de wol uithaalde en steeds met lange uithaal
vellera mollibat nebulas aequantia tractu,
sive levi teretem versabat pollice fusum,
seu pingebat acu; scires a Pallade doctam.
quod tamen ipsa negat tantaque offensa magistra
'certet' ait 'mecum: nihil est, quod victa recusem!'





25
de wolkachtige vlokken in een fijne draad veranderde, ofwel met vaardige duim
de spoel draaide, of ook borduurde: je had haar een leerling van Pallas geacht!
Dit echter wees zij zelf van de hand en smaalde,
nog beledigd ook om zelfs zo'n grote leermeesteres:
'Ik daag haar uit voor een wedstrijd: als ik verlies weiger ik haar niets!'
Pallas anum simulat: falsosque in tempora canos
addit et infirmos, baculo quos sustinet, artus.
tum sic orsa loqui 'non omnia grandior aetas,
quae fugiamus, habet: seris venit usus ab annis.
consilium ne sperne meum: tibi fama petatur





30
Pallas vermomt zich nu als oud vrouwtje en completeert dit met een
grijze pruik op haar slapen en beverige leden gestut door een stok.
En zegt haar dan:'Een hoge leeftijd heeft niet alleen kanten
die we willen vermijden: ervaring is de gezel van hoge leeftijd;
sla mijn advies niet in de wind: jou mag de hoogste roem
inter mortales faciendae maxima lanae;
cede deae veniamque tuis, temeraria, dictis
supplice voce roga: veniam dabit illa roganti.'
adspicit hanc torvis inceptaque fila relinquit
vixque manum retinens confessaque vultibus iram





35
in wolbewerking toebehoren onder stervelingen maar gun de godin
haar plaats en vraag, overmoedige, vergeving voor jouw gepoch.
Vraag haar deemoedig vergiffenis: zij zal op je verzoek zeker ingaan'.
Zij kijkt haar grimmig aan en laat de draad los waarmee ze bezig was
en, haar hand nauwelijks in bedwang en met haar gezicht haar woede uitdrukkend
talibus obscuram resecuta est Pallada dictis:
'mentis inops longaque venis confecta senecta,
et nimium vixisse diu nocet. audiat istas,
si qua tibi nurus est, si qua est tibi filia, voces;
consilii satis est in me mihi, neve monendo





40
voegt zij de verborgen Pallas deze woorden toe:
'Onnozel oud besje, wat kom je hier doen, geplaagd door je ouderdom
ook al te lang leven brengt schade. Bewaar die praatjes van jou
maar voor je dochter of schoondochter, als je die hebt;
laat wijsheid maar over aan mijzelf en denk maar niet
profecisse putes, eadem est sententia nobis.
cur non ipsa venit? cur haec certamina vitat?'
tum dea 'venit!' ait formamque removit anilem
Palladaque exhibuit: venerantur numina nymphae
Mygdonidesque nurus; sola est non territa virgo,





45
dat je met je beleren goed hebt gedaan: ik blijf bij mijn woord!
Waarom komt zij zelf niet? Waarom ontwijkt ze deze wedstrijd?
Toen sprak de godin: 'Hier is ze!', ontdeed zich van het oude uiterlijk
en prijkte als Pallas: de nimfen bogen eerbiedig voor de godin
en ook de Lydische vrouwen; alleen het meisje hield zich kalm
sed tamen erubuit, subitusque invita notavit
ora rubor rursusque evanuit, ut solet aer
purpureus fieri, cum primum Aurora movetur,
et breve post tempus candescere solis ab ortu.
perstat in incepto stolidaeque cupidine palmae





50
maar bloosde ondanks zichzelf: een plots opgekomen blos
trok ongewild over haar gezicht maar verdween meteen weer,
zoals de hemel purper pleegt te worden bij de eerste dageraad
en na korte tijd weer door de zonsopgang verbleekt.
Zij volhardt in haar voornemen en door haar begeerte naar de trotse zege
in sua fata ruit; neque enim Iove nata recusat
nec monet ulterius nec iam certamina differt.
haud mora, constituunt diversis partibus ambae
et gracili geminas intendunt stamine telas:
tela iugo vincta est, stamen secernit harundo,





55
stort zij zich in haar ongeluk; immers Iupiters dochter geeft niet toe;
geen verdere vermaningen maar ook geen uitstel meer voor de wedstrijd.
Zonder dralen stellen beiden hun weefstoelen op tegenover elkaar
en knopen de fijne draden vast aan de weversboom,
het riet scheidt de draden;
inseritur medium radiis subtemen acutis,
quod digiti expediunt, atque inter stamina ductum
percusso paviunt insecti pectine dentes.
utraque festinant cinctaeque ad pectora vestes
bracchia docta movent, studio fallente laborem.





60
de inslag die hun soepele vingers geleiden wordt ertussendoor
gestoken en door de druk van de diepgetande weverskam vastgedrukt.
Beiden werken rap en, hun kleding opgeschort,
bewegen zij hun ervaren armen:
met behendigheid inspanning mijdend.
illic et Tyrium quae purpura sensit aenum
texitur et tenues parvi discriminis umbrae;
qualis ab imbre solent percussis solibus arcus
inficere ingenti longum curvamine caelum;
in quo diversi niteant cum mille colores,





65
Daar weven zij ook purper dat in Tyrisch bad bewerkt is
en verwerken er lichte nuances in;
zoals een regenboog met door een regenbui gebroken zonnestralen
de weidse hemel met een reuzenboog doorkruist
en daarin wel duizend kleuren schitteren
transitus ipse tamen spectantia lumina fallit:
usque adeo, quod tangit, idem est; tamen ultima distant.
illic et lentum filis inmittitur aurum
et vetus in tela deducitur argumentum.
Cecropia Pallas scopulum Mavortis in arce





70
maar de preciese overgang de ogen van de kijker toch ontgaat:
tot hier is hij het zelfde als ernaast, toch zijn de uitersten heel verschillend.
Ook weven zij daar een soepel gouddraad tussen de draden
en beelden een oud verhaal af in het weefsel.
Pallas weeft de Areopaag bij de Akropolis in
pingit et antiquam de terrae nomine litem.
bis sex caelestes medio Iove sedibus altis
augusta gravitate sedent; sua quemque deorum
inscribit facies: Iovis est regalis imago;
stare deum pelagi longoque ferire tridente





75
en de oude twist om de toewijding van het land;
twaalf hemelbewoners met Juppiter in het midden zitten op
hoge zetels in verheven ernst; elke god wordt door een specifiek
uiterlijk aangeduid: bij Juppiter hoort zijn koninklijke uitstraling;
de zeegod beeldt ze staande uit terwijl hij met zijn reuze drietand
aspera saxa facit, medioque e vulnere saxi
exsiluisse fretum, quo pignore vindicet urbem;
at sibi dat clipeum, dat acutae cuspidis hastam,
dat galeam capiti, defenditur aegide pectus,
percussamque sua simulat de cuspide terram





80
tegen de grimmige rotsen slaat, en midden uit een rotswond
ontspringt zout water, met deze claim eist hij de stad op;
zichzelf geeft zij een schild, een lans met scherpe punt
zet zich een helm op het hoofd, haar borst beschermd met de aegis,
en ze verbeeldt hoe zij met eigen lanspunt de aarde treft
edere cum bacis fetum canentis olivae;
mirarique deos: operis Victoria finis.
ut tamen exemplis intellegat aemula laudis,
quod pretium speret pro tam furialibus ausis
quattuor in partes certamina quattuor addit,





85
die dan de bleekgroene olijfboom met vrucht en al voortbrengt;
de goden vol bewondering: Victorie is de bekroning van haar werk.
Maar opdat de mededinger naar roem uit voorbeelden begrijpt
wat voor prijs zij kan verwachten voor zo overmoedige provocaties
voegt zij in de hoeken nog vier wedstrijden toe
clara colore suo, brevibus distincta sigillis:
Threiciam Rhodopen habet angulus unus et Haemum,
nunc gelidos montes, mortalia corpora quondam,
nomina summorum sibi qui tribuere deorum;
altera Pygmaeae fatum miserabile matris





90
helder door hun kleur, maar onderscheiden door hun kleine afbeeldingen:
één hoek neemt de Thracische Rhodope in beslag en Haemus
nu ijzige gebergten, ooit lichamen van stervelingen
die zich de namen van de hoogste goden toe eigenden;
een tweede hoek vertelt het droeve lot van de Pygmeeënkoningin
pars habet: hanc Iuno victam certamine iussit
esse gruem populisque suis indicere bellum;
pinxit et Antigonen, ausam contendere quondam
cum magni consorte Iovis, quam regia Iuno
in volucrem vertit, nec profuit Ilion illi





95
Juno versloeg haar in een wedstrijd en dwong haar
een kraanvogel te worden en haar eigen stam de oorlog te verklaren;
ook Antigone beeldde ze af die ooit een strijd durfde aangaan
met de partner van de grote Juppiter en die koningin Juno
in een vogel veranderde: Troje noch haar vader Laomedon
Laomedonve pater, sumptis quin candida pennis
ipsa sibi plaudat crepitante ciconia rostro;
qui superest solus, Cinyran habet angulus orbum;
isque gradus templi, natarum membra suarum,
amplectens saxoque iacens lacrimare videtur.





100
kunnen verhelpen dat zij, blank door de aangemeten vleugels,
zich als ooievaar met klepperende snavel op de borst slaat;
de enige hoek die nog rest bezet de kinderloze Cinyras,
die omhelst de treden van de tempel, de ledematen van zijn dochters,
en zoals hij daar op het gesteente ligt zweer je hem te zien wenen.
circuit extremas oleis pacalibus oras
(is modus est) operisque sua facit arbore finem.
Maeonis elusam designat imagine tauri
Europam: verum taurum, freta vera putares;
ipsa videbatur terras spectare relictas





105
De uiterste randen rondt zij af met vreedzame olijven
- dat is het thema - en sluit zo haar werk af met haar eigen boom.
- De Maeonische weeft Europa, misleid door een zogenaamde stier:
voor een echte stier en een echte zee had je het kunnen houden;
haar zag je kijken naar het achtergelaten land,
et comites clamare suas tactumque vereri
adsilientis aquae timidasque reducere plantas.
fecit et Asterien aquila luctante teneri,
fecit olorinis Ledam recubare sub alis;
addidit, ut satyri celatus imagine pulchram





110
haar vriendinnen roepen en de aanraking van de aanrollende
golven vrezend angstig haar voeten optrekken.
Ook beeldde ze Asterie af in een worsteling gevangen door de adelaar,
en ook Leda achterover leunend onder de vleugels van de zwaan;
zij voegde daaraan nog toe hoe Juppiter vermomd als satyr
Iuppiter inplerit gemino Nycteida fetu,
Amphitryon fuerit, cum te, Tirynthia, cepit,
aureus ut Danaen, Asopida luserit ignis,
Mnemosynen pastor, varius Deoida serpens.
te quoque mutatum torvo, Neptune, iuvenco





115
Nycteus' dochter zwanger maakte van een tweeling,
hoe hij Amphitryon was toen hij jou, Tyrinthische aanrandde,
als goud Danaë, als vuur Asopis,
Mnemosyne als herder en Ceres' dochter als een bonte slang.
Ook jou, Neptunus, veranderd in een woeste stier,
virgine in Aeolia posuit; tu visus Enipeus
gignis Aloidas, aries Bisaltida fallis,
et te flava comas frugum mitissima mater
sensit equum, sensit volucrem crinita colubris
mater equi volucris, sensit delphina Melantho:





120
toont zij bij Aeolus' dochter; en hoe jij in de gedaante
van Enipeus de Aioliden verwekt en als bok de dochter van Bisaltis
misleidt; ook jou, blonde zachtmoedige moeder van de landbouw,
versierde hij: als paard, en de moeder van Pegasus met slangenhaar
als vogel en Melantho als dolfijn;
omnibus his faciemque suam faciemque locorum
reddidit. est illic agrestis imagine Phoebus,
utque modo accipitris pennas, modo terga leonis
gesserit, ut pastor Macareida luserit Issen,
Liber ut Erigonen falsa deceperit uva,





125
aan al dezen gaf zij een geëigende gestalte en decor.
Daar zie je Phoebus in boerengedaante, en dan weer
met met het verendek van de havik of met de huid van een leeuw
en als een herder misleidde hij de Macareïde Isse;
Liber staat er zoals hij Erigone misleidde met zogenaamde druiven,
ut Saturnus equo geminum Chirona crearit.
ultima pars telae, tenui circumdata limbo,
nexilibus flores hederis habet intertextos.
Non illud Pallas, non illud carpere Livor
possit opus: doluit successu flava virago





130
Saturnus zoals hij als paard de tweelijvige Chiroon verwekte.
De rand van haar weefsel, omkranst door een fijne zoom
krijgt bloemen verweven met ranken van klimop.
Noch Pallas noch Jaloezie zelf zou dat werk kunnen slikken:
de blonde maagd windt zich op bij deze afloop
et rupit pictas, caelestia crimina, vestes,
utque Cytoriaco radium de monte tenebat,
ter quater Idmoniae frontem percussit Arachnes.
non tulit infelix laqueoque animosa ligavit
guttura: pendentem Pallas miserata levavit





135
en rijt het tapijt met de misstappen der goden aan stukken,
en nu zij haar weefpen van palmhout vasthoudt
doorboort ze daarmee tot drie, vier maal toe het gezicht van Arachne;
de ongelukkige is hier niet tegen bestand en steekt resoluut
haar hals in een strop: als zij bungelt krijgt Pallas meelij,
atque ita 'vive quidem, pende tamen, inproba' dixit,
'lexque eadem poenae, ne sis secura futuri,
dicta tuo generi serisque nepotibus esto!'
post ea discedens sucis Hecateidos herbae
sparsit: et extemplo tristi medicamine tactae





140
tilt haar op en zegt:'Leef dan, kreng, maar blijf toch hangen;
dat ook zal je straf zijn, dat je niet onbezorgd om de toekomst bent,
mijn verdict treft heel jouw geslacht en je nakomelingen!
Terwijl ze hierna heen schreed besprenkelde ze haar
met het sap van van heksenkruid: direct als ze geraakt zijn door
defluxere comae, cum quis et naris et aures,
fitque caput minimum; toto quoque corpore parva est:
in latere exiles digiti pro cruribus haerent,
cetera venter habet, de quo tamen illa remittit
stamen et antiquas exercet aranea telas.





145
het noodlottig gif vallen haar haren uit en ook haar neus en haar oren,
haar hoofd wordt allerkleinst: haar hele lijf wordt nietig,
aan haar zij zitten nu fijne vingertjes als pootjes,de rest wordt
ingenomen door haar buik, waaruit zij toch nog een draad spint
en als spin haar vroegere werk nog voortzet.



Terug naar inhoudsopgave Metamorfosen
7/8/'15